ECLI:NL:GHDHA:2024:1759

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
22-000747-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens meerdere inbraken en ramkraak met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij vijf bedrijfsinbraken, waaronder een ramkraak bij een juwelier, en een poging tot woninginbraak. De verdachte, geboren in 1997, werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar. Het hof oordeelde dat de verdachte deels bekennend was en dat de inbraak bij de juwelier, waarbij met een moker het raam werd ingeslagen, als een ramkraak moest worden gekwalificeerd. Dit oordeel was mede gebaseerd op de impact van de inbraak op de omgeving van het winkelpand. De vordering van benadeelde partijen werd toegewezen, waarbij de schadevergoeding voor de benadeelde partij [slachtoffer 2] werd vastgesteld op € 4.457,30 en voor [slachtoffer 6] op € 18.970,90. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor de vrijspraken die in eerste aanleg waren gegeven. De uitspraak volgt op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 maart 2023, waar de verdachte gedeeltelijk was vrijgesproken. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000747-23
Parketnummers: 09-143317-21, 09-228234-21 (gev. ttz) en 09-268093-22 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 17 september 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 1 maart 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
adres: [woonadres], [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het bij dagvaarding III met parketnummer 09-228234-21 onder 4, 5 en 6 tenlastegelegde vrijgesproken. Ter zake van het bij dagvaarding I met parketnummer 09-143317-21 onder 1 en 2 tenlastegelegde, het bij dagvaarding II met parketnummer 09-268093-22 primair tenlastegelegde en het bij dagvaarding III met parketnummer 09-228234-21 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Namens de verdachte is tegen het vonnis onbeperkt hoger beroep ingesteld.
De verdachte is door rechtbank Den Haag vrijgesproken van hetgeen aan hem bij dagvaarding III met parketnummer 09-228234-21 onder 4, 5 en 6 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
Dagvaarding I - zaak met parketnummer 09-143317-21:
1.
hij op of omstreeks 3 mei 2021 te Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat / die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
2.
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Gorinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een display met meerdere (dummy)sieraden, in elk geval enig goed, dat / die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Dagvaarding II - zaak met parketnummer 09-268093-22 (gevoegd):
1.
Primair:
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning op/aan de [adres 1], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een kussensloop met daarin sieraden en/of een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen kussensloop met daarin sieraden en een horloge onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
subsidiair:
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 te Wateringen, gemeente Westland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning op/aan de [adres 1], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een kussensloop met daarin sieraden en/of een horloge en/of andere goederen afkomstig uit voornoemde woning, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- de woning wederrechtelijk binnengedrongen door een raam te verbreken en/of
- meerdere kasten en/of lades geopend en/of doorzocht en/of
- een kussensloop gevuld met sieraden en/of een horloge (toebehorende aan die [slachtoffer 3]),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Dagvaarding III - zaak met parketnummer 09-228234-21 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Poeldijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat / die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 6 maart 2021 te Wateringen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (ongeveer EUR 600,-) en/of meerdere brillen en/of monturen, in elk geval enig goed, dat / die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 19 april 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het bij dagvaarding I onder 1 en 2, bij dagvaarding II primair en bij dagvaarding III onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen verbeurd worden verklaard, dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk zal worden toegewezen en dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] volledig zal worden toegewezen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt. In het bijzonder komt het hof tot een andere bewezenverklaring in de zaak met parketnummer 09-268093-22.
Bewijsoverweging

Dagvaarding I

De feiten die zijn tenlastegelegd bij dagvaarding I heeft de verdachte in eerste aanleg gedeeltelijk, namelijk alleen het feit dat op 2 juni in Gorinchem is gepleegd, en in hoger beroep volledig bekend. Gelet op deze bekennende verklaring en alle overige stukken in het dossier, is het hof – met de verdediging en de advocaat-generaal - van oordeel dat zowel feit 1 als feit 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.

Dagvaarding II

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich – kort weergegeven – op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken omdat niet kan worden gesproken van een voltooide diefstal. De verdachte had zich de goederen nog niet toegeëigend toen hij de spullen in het kussensloop stopte dat nog in de woning is aangetroffen.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal is van mening dat er wel sprake is van een voltooide diefstal nu de enige reden dat de spullen in het kussensloop niet meegenomen zijn uit de woning, gelegen is in de omstandigheid dat de verdachten op heterdaad zijn aangehouden. De goederen waren, bij het verplaatsen ervan naar het kussensloop, al zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken dat de diefstal ervan als voltooid kan worden aangemerkt.
Oordeel van het hof
Het hof stelt vast dat de verdachte en de medeverdachte op heterdaad in de woning op het adres [adres 1] te Wateringen zijn aangehouden. Aldaar hadden zij spullen die aan het slachtoffer toebehoorden in een kussensloop gestopt die op de tweede woonlaag op een uitgeklapte strijkplank is aangetroffen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij en de medeverdachte het kussensloop hadden gevuld om dit (met daarin de weg te nemen goederen) uiteindelijk mee te nemen. Door zo te handelen hebben de verdachte en de medeverdachte weliswaar een zekere inbezitneming bewerkstelligd, maar op het moment van de aanhouding was die inbezitneming gelet op de specifieke omstandigheden waaronder de kussensloop is aangetroffen nog niet zodanig voltooid dat de kussensloop en de goederen die daarin zaten reeds aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende waren onttrokken. De verdachte heeft dus slechts een poging gedaan tot diefstal van de goederen.
Derhalve is het hof – met de raadsman van de verdachte - van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en zal worden veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde.

Dagvaarding III

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich – kort weergegeven – op het standpunt gesteld dat er voor de drie feiten op dagvaarding III onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De herkenning van de verdachte in deze zaken is zeer algemeen en het aanstralen van de telefoon van de verdachte nabij de plaatsen delict zegt niets over de betrokkenheid van de verdachte.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er voor de drie feiten wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is dat de verdachte deze heeft gepleegd.
Oordeel van het hof

Feit 1

In de nacht van 17 mei 2021 heeft een ramkraak plaatsgevonden bij [slachtoffer 4] in Poeldijk, waarbij meerdere sieraden zijn weggenomen.
Van de ramkraak zijn camerabeelden beschikbaar, die zijn bekeken en beschreven door een verbalisant. Op de beelden zijn meerdere daders te zien. De verbalisant beschrijft dat op de beelden te zien is dat één van de daders een jasje draagt dat gelijkenissen vertoont met het jasje dat de verdachte droeg tijdens meerdere politiecontroles. De verbalisant merkt verder op dat de lijn van de wenkbrauwen van deze dader haar doet denken aan de verdachte.
Deze herkenning wordt bevestigd door andere feiten en omstandigheden. Bij de ramkraak is gebruik gemaakt van een rolcontainer, die in de avond voor de inbraak, zo blijkt uit de beschikbare beelden, tussen 23:40 en 23:59 werd verplaatst naar [slachtoffer 4]. Uit politieonderzoek blijkt dat de telefoon van de verdachte om 23:55 uur gebruik heeft gemaakt van een basisstation in de omgeving van [slachtoffer 4], op het moment dat de rolcontainer werd verplaatst. Hiernaast is slechts enkele uren na de ramkraak op de telefoon van de verdachte op internet gezocht naar de ramkraak in Poeldijk.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat zijn telefoon een zendmast nabij de plaats delict heeft aangestraald omdat zijn sportschool daar in de buurt zit en hij daar aanwezig kan zijn geweest. Het hof acht deze verklaring – met name gelet op het tijdstip waarop de telefoon de zendmast aanstraalde – niet geloofwaardig, te meer omdat enige onderbouwing van de stelling dat hij (op dat tijdstip) deze sportschool zou hebben bezocht ontbreekt.
Het hof is van oordeel dat de aangifte, de herkenning van de verdachte aan zijn jas en wenkbrauwen, het aanstralen van de telefoon van de verdachte nabij [slachtoffer 4] de avond voor de ramkraak en het googelen naar de ramkraak kort na het plegen hiervan - in samenhang bezien - wettig en overtuigend bewijs opleveren dat de verdachte samen met anderen de ramkraak bij [slachtoffer 4] heeft gepleegd. Dat zijn telefoon op het exacte moment van de ramkraak niet aanstraalde op een zendmast in de buurt maakt dit niet anders. De verdachte kan deze tijdelijk hebben uitgeschakeld op het moment dat hij de ramkraak pleegde.

Feit 2

Op 6 maart 2021 heeft aangever [slachtoffer 5] aangifte gedaan van een inbraak in zijn brillenzaak die nacht. Niet alleen had [slachtoffer 5] ten gevolge van de inbraak veel schade aan zijn winkel, ook waren er 125 brillen en 600 euro in contanten weggenomen. Van de inbraak zijn camerabeelden overhandigd aan de politie. Een verbalisant heeft beschreven dat op de beelden drie verdachten te zien zijn die met een ladder de brillenwinkel inklimmen en vervolgens via het dakraam de winkel betreden. Eén van de daders heeft een grote schroevendraaier in zijn hand, waarmee hij de lades van de toonbank open wrikt en
vervolgens brillen uit de onderste lade pakt en in een tas stopt. De verbalisant beschrijft dat deze dader een groene jas met een wit langwerpig logo op de linkerborst draagt. Een andere verbalisant herkent diezelfde dader uit zijn ambtelijk verleden als de verdachte.
Deze herkenning wordt ondersteund door de volgende bewijsmiddelen. Naar aanleiding van de inbraak wordt een onderzoek ingesteld naar de telefoon van de verdachte. In deze telefoon worden foto’s aangetroffen van diverse brillen met prijskaartjes eraan. De foto’s worden vervolgens getoond aan aangever [slachtoffer 5], die verklaart dat de brillen met de prijskaartjes op de foto’s exact overeenkomen met de weggenomen brillen uit zijn winkel. De verklaring van de verdachte dat hij deze foto’s van iemand anders heeft ontvangen is - bij gebrek aan steun voor die stelling - niet aannemelijk geworden. Daarnaast heeft de telefoon van de verdachte vlak voor het moment van de inbraak gebruik gemaakt van het basisstation in de omgeving van de brillenwinkel. De verdachte heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring gegeven anders dan dat zijn huis zich daar enigszins in de buurt bevindt. Ten slotte zijn bij de doorzoeking in de slaapkamer van de verdachte schroevendraaiers aangetroffen die grote gelijkenis vertonen met de schroevendraaier die op de camerabeelden van de inbraak te zien is. Hierbij merkt het hof op dat het ging om een specifiek merk schroevendraaier dat herkenbaar is aan het rood met zwarte handvat. Exact dergelijke schroevendraaiers van het merk NEO Tools zijn later bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] aangetroffen.
Het hof is van oordeel dat de aangifte, de herkenning van de verdachte op de camerabeelden, de aanwezigheid van foto’s van de gestolen brillen van [slachtoffer 5] op de telefoon van de verdachte, het aanstralen van de telefoon van de verdachte op de plaats delict vlak voordat het misdrijf werd gepleegd en de aangetroffen schroevendraaiers - in samenhang bezien - wettig en overtuigend bewijs opleveren dat de verdachte de diefstal in vereniging door middel van braak heeft gepleegd.

Feit 3

Uit het dossier blijkt dat in de nacht van 19 april 2021 is ingebroken in de winkel van aangever [slachtoffer 6], waarbij meerdere rookwaren zijn weggenomen. Van deze inbraak zijn camerabeelden beschikbaar, die door beeldspecialisten zijn bekeken en beschreven in vergelijking met beelden van de verdachte en de medeverdachten bij eerdere observaties. In het proces-verbaal van bevindingen van de beeldspecialisten staat dat NN2 op de camerabeelden van de inbraak vermoedelijk de verdachte is. Bij één van de daders valt op de camerabeelden van de inbraak het jasje op. Een verbalisant relateert dat het jasje op de camerabeelden hetzelfde is als de jas die de verdachte droeg bij eerdere observaties. De verbalisant beschrijft dat hij de reflecterende logo’s herkent. Bovendien komen het postuur, de wenkbrauwen en de ogen van de persoon op de camerabeelden overeen met die van de verdachte. Gelet op de herkenning van het specifieke jasje van de verdachte en de specifieke persoonskenmerken, gaat het hof ervan uit dat het inderdaad de verdachte is die te zien is op de beelden van de inbraak.
Daarnaast blijkt uit het politieonderzoek dat de telefoon van de verdachte zowel kort voor als kort na de inbraak een zendmast in de directe omgeving van het [adres 2] aanstraalt, waar de inbraak is gepleegd. De verdachte heeft hierover verklaard dat een goede vriend van hem daar dichtbij woont en hij op dat moment daar (slechts) op bezoek was. Het hof stelt vast dat de verdachte deze verklaring niet eerder dan in hoger beroep gegeven heeft en deze bovendien niet heeft onderbouwd. Het hof acht de verklaring van de verdachte dan ook niet aannemelijk en gaat er (mede in het licht van het voorgaande) van uit dat de aanwezigheid van de verdachte in de buurt van de winkel van aangever [slachtoffer 6] wel degelijk is gerelateerd aan zijn betrokkenheid bij het tenlastegelegde.
Het hof is van oordeel dat de aangifte, de herkenning van de verdachte op de camerabeelden en het aanstralen van de telefoon van de verdachte nabij de plaats delict ten tijde van het misdrijf - in samenhang bezien – wettig en overtuigend bewijs opleveren dat de verdachte ook deze diefstal door middel van braak in vereniging heeft gepleegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 en 2, het bij dagvaarding II subsidiair en bij dagvaarding III onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Dagvaarding I - zaak met parketnummer 09-143317-21:
1.
hij op
of omstreeks3 mei 2021 te Den Helder,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,meerdere sieraden,
in elk geval enig goed, dat /die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om
hetdezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op
of omstreeks2 juni 2021 te Gorinchem,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, een display met meerdere (dummy)sieraden,
in elk geval enig goed, dat /die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om
hetdezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
Dagvaarding II - zaak met parketnummer 09-268093-22 (gevoegd):
hij op
of omstreeks8 oktober 2022 te Wateringen, gemeente Westland tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleenter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om in een woning op/aan de [adres 1], alwaar verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
(en
), een kussensloop met daarin sieraden en
/ofeen horloge
en/of andere goederen afkomstig uit voornoemde woning, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 3],
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)weg te nemen met het oogmerk om
hetdezezich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak,
verbreking, inklimming en/of een valse sleutelimmers
heeft/hebben
hijzij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s):
- de woning wederrechtelijk binnengedrongen door een raam te verbreken en
/of
- meerdere kasten en
/oflades geopend en
/ofdoorzocht en
/of
- een kussensloop gevuld met sieraden en
/ofeen horloge
(toebehorende aan die [slachtoffer 3]
),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Dagvaarding III - zaak met parketnummer 09-228234-21 (gevoegd):
1.
hij op
of omstreeks17 mei 2021 te Poeldijk, gemeente Westland
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,meerdere sieraden,
in elk geval enig goed, dat /die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 4],
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om
hetdezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op
of omstreeks6 maart 2021 te Wateringen,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,een geldbedrag (ongeveer EUR 600,-) en
/ofmeerdere brillen en
/ofmonturen,
in elk geval enig goed, dat /die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 5],
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om
hetdezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak
, verbrekingen
/ofinklimming;
3.
hij op
of omstreeks19 april 2021 te ‘s-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,een grote hoeveelheid sigaretten,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 6],
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om
hetdezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdie weg te nemen goederen onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
, verbreking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-143317-21 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 09-143317-21 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 09-268093-22 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen in een woning door iemand die zich daar tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 09-228234-21 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 09-228234-21 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Het in de zaak met parketnummer 09-228234-21 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf diefstallen in vereniging door middel van braak en een poging daartoe. Het ging daarbij drie keer om een inbraak bij een juwelier, een inbraak bij een opticien, een inbraak bij een tabakswinkel en een poging tot diefstal vanuit een woning. Een van deze diefstallen is uitgevoerd als een ramkraak en een andere inbraak (waarbij onder meer met een moker het raam van de toegangsdeur werd ingeslagen) is daar naar het oordeel van hof gelet op onder meer de ravage die werd aangericht mee gelijk te stellen, ook gelet op de impact die deze inbraak zal hebben gehad op de omgeving van de juwelier. Voor wat betreft die inbraak zal het hof dan ook – net als de rechtbank – aansluiting zoeken bij het voor een ramkraak door het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) gehanteerde uitgangspunt. De schade die de inbraken hebben veroorzaakt is veelal groot. Dergelijke inbraken brengen veel onrust, angst en gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. De verdachte is, samen met zijn mededaders, professioneel en georganiseerd te werk gegaan. De vijf bedrijfsinbraken zijn gepleegd op lucratieve plekken met kennelijk slechts oog voor het eigen financiële gewin. Dat laatste geldt ook voor de poging tot woninginbraak, waarvan een oudere man het slachtoffer werd.
Het hof heeft daarnaast in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 19 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijk feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden weer dergelijke feiten te plegen. Sterker nog, de verdachte heeft twee inbraken gepleegd gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in deze zaak.
Het hof ziet – gelet op hetgeen hierboven is overwogen - geen aanleiding om een andere straf op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan, ondanks de vrijspraak van hetgeen bij dagvaarding II primair ten laste is gelegd. Gelet op de strafmotivering van de rechtbank is zij overigens, net als het hof, bij de straftoemeting uitgegaan van een
poging totwoninginbraak.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp zoals dit vermeld is onder 5 - 1 STK Scooter (Omschrijving: PL 1500-2021154524_2599892, rood, merk: Piaggio Skipper) - op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het hof zal de teruggave bevelen van de onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zoals vermeld is onder 2, te weten 4 STK Handschoen (omschrijving: PL1500-2021154524_259917) en onder 8: 1 STK handschoen (omschrijving: PL1500-2021154524_2627897), nu een verband met één van de bewezen verklaarde niet kan worden vastgesteld.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde, tot een bedrag van € 4.553,34.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg deels toegewezen en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 4.457,30.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 4.457,30, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft zich aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Bij de vordering tot schadevergoeding zijn ter onderbouwing facturen gevoegd waarop onder meer bedragen aan omzetbelasting aan de benadeelde partij in rekening zijn gebracht. Nu de benadeelde partij een onderneming is, kan zij de in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek brengen op de aangifte omzetbelasting, zodat in zoverre geen sprake is van schade. Het gevorderde bedrag aan omzetbelasting van totaal € 96,04 zal dan ook worden afgewezen.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 4.457,30 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, hij dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 4.457,30 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 6]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 6] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte bij dagvaarding III onder 3 bewezenverklaarde, tot een bedrag van € 18.970,90.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft de vordering niet inhoudelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bij dagvaarding III onder 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 18.970,90 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6], eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het bij dagvaarding III in de zaak met parketnummer 09-228234-21 onder 4, 5 en 6 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I in de zaak met parketnummer 09-143317-21 onder 1 en 2 en bij dagvaarding II in de zaak met parketnummer 09-268093-22 subsidiair en bij dagvaarding III in de zaak met parketnummer 09-228234-21 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bij dagvaarding I in de zaak met parketnummer 09-143317-21 onder 1 en 2 en bij dagvaarding II in de zaak met parketnummer 09-268093-22 subsidiair en bij dagvaarding III in de zaak met parketnummer 09-228234-21 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK Scooter (Omschrijving: PL 1500-2021154524_2599892, rood, merk: Piaggio Skipper).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
4 STK Handschoen (Omschrijving: PL1500-2021154524 259917); 1 STK Handschoen (Omschrijving: PL1500-2021154524 2627897).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-143317-21 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.457,30 (vierduizend vierhonderdzevenenvijftig euro en dertig cent) ter zake van materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening
, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen.
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het bij dagvaarding I in de zaak met parketnummer 09-143317-21 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.457,30 (vierduizend vierhonderdzevenenvijftig euro en dertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 54 (vierenvijftig) dagen.Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
2 juni 2021.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 6] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-228234-21 onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 18.970,90 (achttienduizend negenhonderdzeventig euro en negentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 6], ter zake van het bij dagvaarding III in de zaak met parketnummer 09-228234-21 onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 18.970,90 (achttienduizend negenhonderdzeventig euro en negentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 129 (honderdnegenentwintig) dagen.Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
19 april 2021.
Dit arrest is gewezen door mr. H. Steenhuis, als voorzitter, mr. B.P. de Boer en mr. M.S. Lamboo, leden, in bijzijn van de griffier mr. H.E.M. Lucas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 september 2024.