ECLI:NL:GHDHA:2024:1724

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
200.335.713-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht na beëindiging van een relatie en belangenafweging tussen ex-partners

In deze zaak gaat het om de huurrechtelijke situatie na de beëindiging van een relatie tussen twee partijen, de man en de vrouw, die samenwoonden en een kind hebben. De vrouw heeft het huurrecht van de voormalige gemeenschappelijke huurwoning toegewezen gekregen door de kantonrechter, maar de man is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De man stelt dat hij recht heeft op het huurrecht, omdat hij ook bijdraagt aan de kosten van de woning en het kind. Het hof heeft de zaak beoordeeld en de beslissing van de kantonrechter in stand gelaten. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw momenteel in de woning woont en in staat is om de huur alleen te betalen, terwijl de man geen recente financiële gegevens heeft overgelegd. De belangenafweging heeft geleid tot de conclusie dat de vrouw meer belang heeft bij het huurrecht, vooral gezien het welzijn van het kind. Het hof heeft de grief van de man verworpen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.335.713/01
Zaaknummer rechtbank : 10203399 CV EXPL 22-35419
Arrest van 8 oktober 2024
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. M.B. Chylinska, kantoorhoudend in Zaandam,
tegen
[verweerster],
wonend in [woonplaats],
verweerster,
advocaat: mr. C.K. Visser, kantoorhoudend in Oud-Beijerland.
Het hof zal partijen hierna respectievelijk de man en de vrouw noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
Partijen hebben een relatie gehad waaruit in 2020 een kind is geboren. Zij hebben een aantal jaren samengewoond. De zaak gaat om de vraag wie het huurrecht krijgt van de voormalige gemeenschappelijke huurwoning nadat de relatie is stuk gelopen. De kantonrechter heeft het huurrecht toebedeeld aan de vrouw. De man is het daar niet mee eens en vindt dat hij het huurrecht moet krijgen.
1.2
Het hof laat de beslissing van de kantonrechter in stand.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van zevenentwintig november 2023, waarmee de man in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 8 september 2023;
  • de memorie van grieven van man, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van vrouw, met bijlagen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Partijen hebben een liefdesrelatie gehad. Uit deze relatie is op 15 januari 2020 [kind] geboren (hierna ook : het kind). De relatie is halverwege 2022 geëindigd. Bij beschikking van 6 maart 2023 heeft de rechtbank Rotterdam bepaald dat de man en de vrouw het gezag over [adres] gezamenlijk uitoefenen.
3.2
Partijen hebben per 15 juni 2020 samen de woning aan [adres] (hierna: de woning) gehuurd van Stichting Havensteder. De woning bevindt zich in een rustige, vriendelijke en ‘familiaire’ buurt. Het kind gaat dagelijks naar een gastouder op vijf minuten afstand van de woning.
4.
Procedure bij de kantonrechter in de rechtbank(voor zover in hoger beroep nog aan de orde)
4.1
De vrouw heeft de man gedagvaard en, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd dat de man de huur van de woning niet langer zal voortzetten en de woning ontruimt. De man heeft (kort gezegd) het omgekeerde gevorderd.
4.2
De kantonrechter heeft deze vorderingen van de vrouw na een belangenafweging toegewezen en de man, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld om de woning uiterlijk 30 september 2023 te ontruimen. De vorderingen van de man zijn daarbij afgewezen. De kantonrechter heeft bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
De man is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij wil dat het hof de vorderingen van vrouw alsnog afwijst en die van hem toewijst, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.
5.2
De man vordert daarnaast om de tenuitvoerlegging van de beslissing van de kantonrechter te schorsen tot de uitspraak in hoger beroep.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
De man heeft één grief aangevoerd. Hiermee klaagt hij erover dat de belangenafweging in het voordeel van de vrouw is uitgevallen. In dit verband stelt hij:
De kantonrechter heeft ten onrechte aangenomen dat de vrouw het eenhoofdig gezag heeft over het kind.
De vrouw is meestal bij haar nieuwe partner en niet eens thuis.
De zorg voor het kind is gelijk over de man en de vrouw verdeeld.
De man heeft enorme bedragen in de woning geïnvesteerd.
De man kan probleemloos de huur betalen.
6.2
De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt dat de man op 3 oktober 2023 met behulp van de politie gedwongen is ontruimd uit de woning en dat zij sinds het vertrek van de man vrijwel steeds met het kind in de woning verblijft. In de zomermaanden daarvóór verbleef zij regelmatig met het kind bij haar nieuwe partner omdat er veel ruzies en spanningen waren met de man, die toen nog in de woning woonde. Partijen zorgen op basis van het co-ouderschap samen voor het kind. Zij verdient genoeg om de huur te kunnen betalen. Zij betaalt de huur, water, energie en gemeentelijke belastingen al langere tijd alleen. Ook de kosten van kinderopvang komen volledig ten laste van de vrouw. De man is pas onlangs begonnen als ZZP-er in de bouw. De man heeft geen recente financiële gegevens verstrekt. De man laat onvermeld het feit dat hij al langere tijd niet bijdraagt in de kosten van de huishouding, waaronder de huur én de kosten van de minderjarige.
6.3
Het hof oordeelt als volgt.
Blijkens voormelde beschikking van 6 maart 2023 is juist dat man en vrouw het gezag over het kind gezamenlijk uitoefenen. De grief van de man slaagt in dit opzicht. In zoverre is de positie van man en vrouw gelijk.
6.4
Het hof zal daarom de belangen van partijen bij de gevraagde voortzetting van het huurrecht opnieuw afwegen. Hierbij speelt een grote rol dat [adres] zoveel mogelijk in de hem bekende, veilige omgeving, met opvang in de buurt moet blijven.
6.5
Het hof gaat ervan uit dat de vrouw thans met het kind in de woning woont. Dit klopt ook met het adres van de vrouw dat de man in de appeldagvaarding heeft genoemd. De vrouw heeft aangevoerd dat zij sinds het vertrek van de man uit de woning (3 oktober 2023 naar haar zeggen) bijna steeds met het kind in de woning verblijft (en niet met het kind bij haar nieuwe partner wil wonen). In de periode daarvóór verbleef zij wel regelmatig bij haar nieuwe partner, maar dat kwam omdat er veel spanningen en ruzies waren toen de man nog in de woning woonde (proces-verbaal mondelinge behandeling bij de kantonrechter en memorie van antwoord).
De schriftelijke verklaringen van buren kunnen niet tot het oordeel leiden dat de vrouw niet in de woning woont. Zij zijn van vóór het moment waarop de man volgens de vrouw de woning heeft verlaten en in die zin te verenigen met de verklaring van de vrouw tijdens de zitting in eerste aanleg. Het bewijsaanbod dat ertoe strekt van deze buren als getuige te horen is daarom niet relevant.
6.6
Daarnaast neemt het hof als vaststaand aan dat de man al langere tijd niet bijdraagt aan de kosten van de huishouding, waaronder de huur en opvang van het kind (onweersproken stelling vrouw eerste aanleg) en dat de vrouw, zoals gezegd, in de woning woont en dus kennelijk in staat is om de huur alleen (zonder bijdrage van de man) te betalen.
Daarentegen is onduidelijk gebleven wat de huidige financiële positie van de man is, aangezien de man pas betrekkelijk kort geleden ZZP-er in de bouw is geworden en hij bij memorie van grieven geen recent inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie. Hij heeft aldus niet onderbouwd dat hij in staat is om de huur voor de woning te betalen
6.7
De vrouw heeft bij memorie van antwoord aangevoerd dat partijen nog steeds op basis van co-ouderschap voor [adres] zorgen. Nu de man aanspraak maakt op het huurrecht, met name op basis van gelijkwaardige zorg voor het kind (memorie van grieven), neemt het hof dit als uitgangspunt. De man heeft niet uitgelegd waar hij thans woont (de appeldagvaarding vermeldt Rotterdam) en hoe zijn huidige woonsituatie en woonkosten zijn, maar kennelijk is hij vanuit zijn huidige woonadres in staat zijn bijdrage in de zorg voor [adres] te leveren.
6.8
Samenvattend zijn de argumenten van de man ontoereikend om te kunnen concluderen dat hij meer belang heeft bij toekenning van het huurrecht dan de vrouw. Het hof ziet daarom geen reden om het huurrecht toe te kennen aan de man. Hier komt bij dat het kind op dit moment met de vrouw in de woning woont en onduidelijk is gebleven waar het kind gaat verblijven wanneer de vrouw uit de woning moet vertrekken. De omstandigheid dat de man in het verleden het nodige zou hebben bijgedragen aan de huur en inrichting van de woning, levert geen argument op om in het voordeel van de man te beslissen.
Conclusie en proceskosten
6.9
Het hof verwerpt de grief van de man en zal het vonnis bekrachtigen. Voor de gevorderde schorsing van het vonnis tot aan deze beslissing is reeds hierom geen grond.
6.1
Het hof zal de proceskosten compenseren, gelet op de liefdesrelatie in het verleden.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 8 september 2023;
  • compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, J.J. van der Helm en
P. van der Kolk-Nunes. en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024 in aanwezigheid van de griffier.