ECLI:NL:GHDHA:2024:1664

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
22-002631-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 20 september 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verkeersongeval dat plaatsvond op 11 maart 2021 te Waddinxveen, waarbij de verdachte, als bestuurder van een bestelbus, de doorgetrokken middenstreep heeft overschreden en in botsing is gekomen met een tegemoetkomende personenauto. De bestuurder van deze auto heeft als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder meerdere botbreuken. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt bevestigd. Het hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis niet in stand kan blijven, omdat het zich niet geheel verenigt met de bewijsvoering van de rechtbank. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het ongeval. De verdachte heeft nagelaten al het mogelijke te doen om de aanrijding te voorkomen. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor een verkeersdelict en dat hij behandelingen heeft ondergaan na het ongeval. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002631-23
Parketnummer: 09-212526-21
Datum uitspraak: 20 september 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 september 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 6 maanden met een proeftijd van 6 maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Waddinxveen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus), daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg N 207, de Coenecoopbrug zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar gereden zonder de nodige aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie te hebben en/of (vervolgens) heeft hij handelingen verricht met een telefoon en/of (vervolgens)
- hij heeft zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehad en/of (vervolgens) heeft hij een aldaar op die weg aangebrachte doorgetrokken streep overschreden en is hij (gedeeltelijk) op de rijbaan bestemd voor het tegemnoetkomend verkeer gaan rijden en is hij vervolgens tegen een aldaar rijdend motorrijtuig (auto) gebotst, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten diverse botbreuken en/of inwendigletsel(o.a. botbreuk linker dijbeen, botbreuk linker spaakbeen, bekkenletsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Waddinxveen als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Provincialeweg N207, de Coenecoopbrug, als volgt heeft gehandeld:
- hij heeft aldaar gereden zonder de nodige aandacht voor het verkeer en/of de
verkeerssituatie te hebben en/of (vervolgens) heeft hij handelingen verricht met een telefoon en/of (vervolgens)
- hij heeft zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehad en/of (vervolgens) heeft hij een aldaar op die weg aangebrachte doorgetrokken streep overschreden en is hij (gedeeltelijk) op de rijbaan bestemd voor het tegemnoetkomend verkeer gaan rijden en is hij vervolgens tegen een aldaar rijdend motorrijtuig (auto), met als
besuurster [slachtoffer]), gebotst, waardoor die [slachtoffer] lichamelijk letsel, te weten diverse botbreuken en/of inwendig letsel(o.a. botbreuk linker dijbeen, botbreuk linker spaakbeen, bekkenletsel, heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee voor wat betreft de bewijsvoering niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks11 maart 2021 te Waddinxveen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus), daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg N207, de Coenecoopbrug, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig en
/ofonoplettend, als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar gereden zonder de nodige aandacht voor het verkeer en
/ofde verkeerssituatie te hebben en
/of(vervolgens) heeft hij
handelingen verricht met een telefoon en/of (vervolgens) - hij heeftzijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehad en
/of(vervolgens) heeft hij een aldaar op die weg aangebrachte doorgetrokken streep overschreden en is hij (gedeeltelijk) op de rijbaan bestemd voor het
tegemoetkomendverkeer gaan rijden en is hij vervolgens tegen een aldaar rijdend motorrijtuig (auto) gebotst, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten diverse botbreuken en
/ofinwendig letsel(o.a. botbreuk linker dijbeen, botbreuk linker spaakbeen, bekkenletsel)
, of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere overweging
Toedracht van het ongeval
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof met de rechtbank vast dat op 11 maart 2021 in de late ochtend op de Provincialeweg N207, de Coenecoopbrug, in Waddinxveen een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het betrof een recht stuk overzichtelijke weg. De verdachte heeft desondanks met een door hem bestuurde bestelbus de doorgetrokken streep overschreden, is op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen en is als gevolg daarvan in botsing gekomen met een in tegengestelde richting rijdende personenauto, bestuurd door [slachtoffer].
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de verdachte in zijn rijgedrag aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Het door hem hierdoor veroorzaakte ongeval heeft tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer geleid, bestaande uit onder andere meerdere botbreuken, terwijl het verloop vooralsnog geen eindstadium heeft bereikt.
De verdediging heeft evenals in eerste aanleg vrijspraak bepleit, nu er geen sprake is van strafrechtelijke verwijtbaarheid. De verdachte kon op dat moment niet anders of sneller reageren dan hij heeft gedaan. De verdachte had onvoldoende tijd om te reageren op de ontstane situatie. De weersomstandigheden tezamen met de normale reactietijd van bestuurders maken dat er geen schuld kan worden vastgesteld in strafrechtelijke zin.
Het hof overweegt daarover als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij voorafgaand aan het ongeval steeds voor zich uit heeft gekeken en zicht heeft gehouden op de weg. Hij voelde op enig moment een druk tegen zijn bestelbus die hij niet kon plaatsen. Achteraf denkt hij dat dit de wind moet zijn geweest. Toen hij eenmaal door had wat er gebeurde was het al te laat om nog adequaat te kunnen reageren.
Op de camerabeelden is te zien dat de bestelbus van de verdachte in een vloeiende beweging de doorgetrokken streep overschrijdt. Op het fragment "Coenecoopbrug 4", opgenomen op 11 maart 2021 is te zien dat de bestelbus van de verdachte om 11:29:31 in beeld komt. Om 11:29:37 begint de bestelbus af te wijken naar links. Om 11:29:38 komt het linker voorwiel van de bestelbus in aanraking met de doorgetrokken streep, en gaat de bestelbus over de doorgetrokken streep. Om 11:29:40 zijn beide voorwielen van de bestelbus van de verdachte over de middenstreep en komt de bus in botsing met de auto van het slachtoffer. De verdachte wijkt dus gedurende ongeveer 3 seconden af naar links en belandt daarbij op de verkeerde weghelft, waarna het ongeval plaatsvindt.
Op geen enkel moment stuurt de verdachte tegen. Pas na de botsing is zichtbaar dat de verdachte remt. De verdachte heeft zelf ter zitting onder meer verklaard dat:
‘op het moment dat ik me goed realiseerde dat ik actie moest ondernemen, zoals sturen of remmen, was ik al te laat en had sturen geen effect meer. Voordat ik adequaat kon reageren, was het al te laat. Voordat ik doorhad dat er iets gebeurde met de bus was het te laat’. Het hof stelt op basis van de beelden en deze verklaring van de verdachte vast dat de verdachte helemaal niet heeft gereageerd op de ontstane verkeerssituatie. Daaruit vloeit voort dat de verdachte zijn voertuig niet voldoende onder controle heeft gehouden. Hij had immers op zijn eigen weghelft moeten blijven en – zeker toen hij op de helft van het tegemoetkomend verkeer terechtkwam - moeten tegensturen en/of remmen. Uit het verkeersongevallen-analyserapport blijkt dat het niet waarschijnlijk wordt geacht dat de weersomstandigheden of een technisch mankement aan de bestelbus van invloed zijn geweest op het ontstaan of verloop van het ongeval. Het hof ziet in het overigens ter terechtzitting verhandelde ook geen aanwijzingen in die richting. Dat de wind een zodanige invloed heeft gehad op het ontstaan van het ongeval dat daardoor de schuld aan het ongeval daaraan komt te ontvallen, in die zin dat daardoor niet gezegd kan worden dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest, is dan ook niet aannemelijk geworden, zodat het hof aan die suggestie voorbijgaat.
Hoewel de verdachte naar eigen zeggen de hele tijd zijn ogen op de weg had, is hij met beide voorwielen over de doorgetrokken middenstreep gereden en heeft hij die dus ruimschoots overschreden. Hij heeft daarbij niet tijdig teruggestuurd, hoewel daar voldoende tijd en gelegenheid voor was en hij de tegenligger naar eigen zeggen ook heeft gezien. In dit rijgedrag ligt dan ook het verwijt dat de verdachte kan worden gemaakt: als oplettend automobilist had van hem mogen worden verwacht dat hij minstens door (tijdig) tegensturen en/of tijdig remmen al het mogelijke zou doen om een aanrijding met het tegemoetkomend verkeer te voorkomen. Dit heeft hij nagelaten. Dit valt naar het oordeel van het hof aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag.
Het ongeval heeft geresulteerd in zwaar lichamelijk letsel. Uit de medische verklaringen blijkt dat nog steeds geen medische eindtoestand is bereikt, en dat volledig herstel niet meer te verwachten is. Het slachtoffer is als gevolg van het ongeluk volledig arbeidsongeschikt verklaard.
Het hof acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte is frontaal op het slachtoffer gebotst. Zij kon geen kant op. Na het ongeval moest zij door de brandweer uit haar auto worden bevrijd. Het ongeluk heeft ernstige consequenties gehad voor zowel haar fysieke als mentale gezondheid. Zij is arbeidsongeschikt en zal waarschijnlijk blijvende beperkingen ervaren
Het hof houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is niet eerder veroordeeld wegens een verkeersdelict. Hij heeft na het ongeval behandelingen gevolgd bij GGZ om het ongeluk een plek te kunnen geven. Hij is daarnaast voor zijn werk als liftmonteur afhankelijk van zijn auto en rijbewijs.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) indiceren in gevallen als de onderhavige een taakstraf van 120 uur in combinatie met een onvoorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden. Hoewel het hof een onvoorwaardelijke rijontzegging in dergelijke gevallen in beginsel passend acht, zal het hof deze rijontzegging, evenals de rechtbank, voorwaardelijk opleggen, te meer nu de advocaat-generaal geen onvoorwaardelijke rijontzegging heeft geëist.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen. Met het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt beoogd een bijdrage te leveren aan het voorkomen van recidive.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door, D.M. Thierry als voorzitter, mr. L.C. van Walree en mr. B.P. de Boer, leden, in bijzijn van de griffier mr. I.M.A. Schipper.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 september 2024.
Mr. D.M. Thierry is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Mr. I.M.A. Schipper is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.