ECLI:NL:GHDHA:2024:1631

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
200.318.655/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over nakoming koopovereenkomst tussen Zuiderplas N.V. en Stichting Franciscaanse Bejaardenzorg en Dienstverlenende initiatieven

In deze zaak gaat het om de vraag of de Stichtingen, waaronder Stichting Franciscaanse Bejaardenzorg en Dienstverlenende initiatieven (SFBDI), nog gebonden zijn aan een koopovereenkomst die zij in 2013 met Zuiderplas N.V. hebben gesloten. De koopovereenkomst betrof de overdracht van aandelen in SCI La Bocca, een onderneming die een appartement in Cannes beheert. Het hof oordeelt, net als de rechtbank, dat de vordering tot nakoming van de koopovereenkomst niet toewijsbaar is. De Stichtingen hebben in 2014 aangegeven niet meer gebonden te zijn aan de overeenkomst, omdat Zuiderplas niet tijdig aan haar verplichtingen had voldaan. Het hof bevestigt dat de koopovereenkomst 2013 is ontbonden en dat de Stichtingen niet verplicht zijn om mee te werken aan de uitvoering ervan. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Zuiderplas in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.318.655/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/604854 / HA ZA 21/7
Arrest van 3 september 2024
in de zaak van
Zuiderplas N.V.,
gevestigd in Willemstad, Curaçao,
appellante,
advocaat: mr. C.C.C.A.M. Kuijken, kantoorhoudend in Valkenswaard,
tegen
1.
Stichting Franciscaanse Bejaardenzorg en Dienstverlenende initiatieven (SFBDI),
2.
Stichting Het Bussche Kempke,
beide gevestigd in Den Haag,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.A. Huijgen, kantoorhoudend in Den Haag.
Het hof zal partijen hierna noemen Zuiderplas en de Stichtingen (tezamen) of afzonderlijk SFBDI en HBK.

1.De zaak in het kort

1.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of de Stichtingen nog steeds gebonden zijn aan een koopovereenkomst die zij in 2013 met Zuiderplas hebben gesloten en of Zuiderplas nakoming van die overeenkomst kan vorderen.
1.2
Het hof is (net als de rechtbank) van oordeel dat de vordering tot nakoming niet toewijsbaar is.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 2 november 2022, waarmee Zuiderplas in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 3 augustus 2022;
  • het arrest van dit hof van 6 december 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 januari 2023;
  • de memorie van grieven van Zuiderplas, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van de Stichtingen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De Stichtingen zijn in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw opgericht en hebben blijkens hun statuten tot doel, kort samengevat, om projecten en initiatieven op het gebied van bejaardenzorg te initiëren en/of financieel te ondersteunen. Tot de activiteiten die door de Stichtingen werden ontplooid, behoorden onder meer het (zonder winstoogmerk) verzorgen van opleidingen en het beheren van gebouwen gerelateerd aan bejaardenzorg. De Stichtingen hebben vervolgens het plan opgevat om hun vermogen te investeren in Frans onroerend goed, met de bedoeling om dat vervolgens ter beschikking te stellen aan ouderen en/of personen die zich in het verleden dienstig hebben gemaakt aan de verzorging van ouderen.
3.2
Ter uitvoering van dat plan hebben de Stichtingen door middel van La Bocca een appartement in Cannes verworven (voor een koopsom van € 310.000,- met inbegrip van bijbehorende roerende zaken). Gaandeweg bleek het echter steeds lastiger te worden om (geschikte) ouderen te vinden die van het appartement gebruik wilden maken. In 2008/2009 is daarom besloten uit te zien naar mogelijkheden om het appartement weer van de hand te doen.
3.3
In juni 2010 is het appartement voor een periode van twee jaar verhuurd aan de heer [betrokkene]. [betrokkene] was destijds een buurman/bekende van de toenmalige voorzitter van SFBDI, de heer [voorzitter]. Het was de bedoeling dat [betrokkene] het appartement (of de aandelen in La Bocca) na afloop van de huurperiode zou kopen (voor een bedrag van € 315.000,- k.k.), maar daar is het niet van gekomen, omdat [betrokkene] financiële problemen had en in juni 2012 niet in staat bleek de overeengekomen koopsom te betalen.
3.4
Op initiatief van [betrokkene] is in 2013 Zuiderplas aan de Stichtingen voorgesteld als potentiële koper van het appartement. Zuiderplas is een te Curaçao gevestigde naamloze vennootschap met een (blijkens het overgelegde uittreksel uit het Handelsregister) zeer ruime bedrijfsomschrijving. Daaronder is ook het verwerven van eigendommen begrepen. De besprekingen over de koop van het appartement vonden (voornamelijk) plaats tussen [voorzitter] en [betrokkene], die optrad als (belangen)vertegenwoordiger van Zuiderplas. Deze besprekingen hebben uiteindelijk geleid tot een op schrift gestelde “overeenkomst betreffende overdracht van aandelen SCI La Bocca” van 28 november 2013 (hierna: de koopovereenkomst 2013) tussen de Stichtingen (verkoper), La Bocca en Zuiderplas (koper, vertegenwoordigd door mr. Kuijken). Daarvan zijn de volgende bepalingen van belang:
“a) Koper neemt alle aandelen van SCI La Bocca over van verkopers voor een bedrag van € 315.000 kosten koper.
Verkopers zullen zich maximaal inspannen de overdracht vóór 1 december 2013 te laten plaatsvinden, doch de overdracht zal uiterlijk plaatsvinden op 1 januari 2014.
(…)
d) De voor de overname van de aandelen van SCI La Bocca te volgen overdrachtsprocedure zal in goed overleg nader worden uitgewerkt. De SCI La Bocca, verkopers en koper zullen hierbij zoeken naar de financieel en fiscaal meest gunstige constructie.
(…)
f) Als onderdeel van eerdergenoemd bedrag/koopprijs wordt een bedrag aanbetaald van vijf procent van de koopsom. Dit bedrag wordt in depot geplaatst bij een door partijen gezamenlijk aan te wijzen Nederlandse Notaris en zal aan deze worden overgemaakt als de onderhavige overeenkomst door koper getekend door verkopers retour is ontvangen, waarna koper zich verplicht binnen 5 werkdagen de gestelde 5% in depot te plaatsen. Partijen zullen hiertoe een depotovereenkomst sluiten.”
3.5
De “fysieke” ondertekening van de koopovereenkomst 2013 door de Stichtingen heeft begin december 2013 plaatsgevonden en mr. Kuijken heeft bij brief van 16 december 2013 de ontvangst van de originele, ondertekende exemplaren bevestigd.
3.6
Onder verwijzing naar onderdeel d) van de koopovereenkomst 2013 heeft mr. Kuijken bij brief van 16 december 2013 de Stichtingen verzocht ermee in te stemmen dat Zuiderplas het bestuur benoemt van de Stichtingen (“zodat zij over deze beide stichtingen ‘de macht’ verkrijgt”), wat voor alle partijen financieel en fiscaal de meest gunstige constructie zou zijn. In deze brief verzoekt mr. Kuijken de Stichtingen voorts om de betreffende notaris te Katwijk een concept depotovereenkomst op te laten stellen en naar hem toe te sturen in verband met de aanbetaling van € 15.250,- die binnen 5 werkdagen door Zuiderplas moet worden voldaan. Hierop hebben de Stichtingen gereageerd bij brief van 28 februari 2014, waarin zij, na overleg te hebben gehad met de notaris, laten weten niet te zullen meewerken aan de voorgestelde constructie met betrekking tot de zeggenschap in de Stichtingen. Voorts geven zij in deze brief aan dat volgens de notaris (mr. Van der Plas te Katwijk) een depotovereenkomst onderdeel uit hoort te maken van een op te stellen Franse koopovereenkomst en dat de notaris deze stukken zal opstellen. De Stichtingen verzoeken mr. Kuijken voor de verdere uitvoering van een en ander rechtstreeks met de notaris in contact te treden. Uit vervolgcorrespondentie blijkt onder meer dat Zuiderplas wenst vast te houden aan de “overname” van de Stichtingen door Zuiderplas (brief mr. Kuijken d.d. 28 maart 2014) en een Franse notaris wil inschakelen onder wie dan ook de aanbetaling gestort zou moeten worden (brief mr. Kuijken 2 juli 2014).
3.7
Bij brief van 3 september 2014 hebben de Stichtingen mr. Kuijken onder meer het volgende laten weten:
“(…) Bij het tekenen van de overeenkomst eind vorig jaar zijn we als bestuur ervan uit gegaan dat de overdracht soepel en snel zou worden afgerond. Helaas hebben we moeten constateren dat het afgelopen halfjaar in hoofdzaak is gediscussieerd over de noodzaak van het opstellen van een Franse koopovereenkomst, het uittreden en aanstellen van gerants en de wens van uw cliënte de aandeelhoudende stichtingen over te nemen.
De overdracht had uiterlijk op 1 januari 2014 moeten plaatsvinden (…). De aanbetaling is ook nog steeds niet gedaan, terwijl dit wel minimaal eind 2013 had moeten (en kunnen) zijn geregeld.
Wij zijn derhalve van mening dat uw cliënte niet tijdig heeft voldaan aan haar verplichtingen onder punt a) en f) van de overeenkomst. Vanaf 1 januari jl. zijn ook alle exploitatielasten van het appartement voor onze rekening gekomen. Derhalve achten wij ons niet meer gehouden aan de nakoming van de overeenkomst. (…).”
3.8
In een brief van 15 september 2014 aan de Stichtingen heeft mr. Kuijken als volgt gereageerd:
“ (…) Uw schets van het verloop van zaken vindt cliënte wel erg eenzijdig. (…) Hoe dan ook is mijn cliënte niet voornemens om een zure discussie te voeren omtrent zaken die te onbelangrijk zijn om daar lang over te twisten. Cliënte wil dan ook aan de meeste van uw bezwaren tegemoet komen. (…) U bericht mij of met het vorenstaande antwoord er voor u geen verdere obstakels zijn voor het komen tot uitvoering. (…)”
3.9
De Stichtingen hebben bij brief van 10 oktober 2014 geschreven:
“(…) Uit uw schrijven leidt het bestuur af dat u ermee akkoord gaat dat het bestuur de regie van verkoop (incl. het tijdspad) in handen stelt van notaris Van der Plas. (…) Tenslotte verneemt het bestuur graag of uw cliënte ervoor kiest niet de SCI maar enkel het onroerend goed over te nemen. De overdracht kan onzes inziens hiermee belangrijk worden vereenvoudigd en bespoedigd. (…)”
3.1
Op 18 februari 2015 heeft mr. Kuijken aan notaris Van der Plas geschreven:
“Mijn cliënte heeft kennis genomen van uw concept Compromis de Vente. (…) Uitgangspunt in deze dient te zijn, dat partijen in beginselreeds een koopovereenkomstmet elkaar afsloten in de vorm van het schriftelijk stuk van 28 november 2013. Uw concept houdt naar de mening van mijn cliënte hiermede (nog) onvoldoende rekening. Mogelijk is het zelfs zo, dat u vanuit een model Compromis de Vente de overeenstemming der partijen (opnieuw) tracht vorm te geven. Dit betreft uiteraard niet de inhoud van het aan u gedane verzoek. (…) Aan het opstellen van een Compromis de Vente wil mijn cliënte – mede op grond van uw advies – zeker wel meewerken. Echter dient deze dan niet af te wijken van de eerder bereikte overeenkomst, doch dient dezeaanvullendte zijn. Voor het geval de Compromis de Vente wel afwijkt, dan zal mijn cliënte hiermede uitdrukkelijk dienen in te stemmen. Mocht de instemming met een volledige tekst van een Compromis de Vente er niet komen, dan blijft de oorspronkelijke koopovereenkomst gehandhaafd. (…)”
3.11
Partijen hebben in november 2015 een “Compromis de vente (cession) de parts” ondertekend (hierna: de Franse overeenkomst 2015). De Franse overeenkomst 2015 bevat een rechtskeuze voor Frans recht en een forumkeuze voor de rechtbank te Parijs. Op basis van deze overeenkomst was Zuiderplas verplicht om binnen zeven dagen na ondertekening een aanbetaling van € 15.250,- te storten op de derdenrekening van notaris Van der Plas. Artikel 13 van deze overeenkomst luidt als volgt:

Article 13 – Intégralité de l’accordLe présent contrat ainsi que ses annexes constituent l’intégralité de l’accord entre les parties en ce qui concerne l’objet des présentes et annulent et remplacent tout accord antérieur, oral ou écrit.”
3.12
Bij brief van 17 oktober 2018 aan mr. Kuijken heeft een door de Stichtingen ingeschakelde Franse advocaat de nietigheid (“nullité”) van de Franse overeenkomst 2015 ingeroepen op grond van het feit dat de aanbetaling niet heeft plaatsgevonden.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Zuiderplas heeft de Stichtingen gedagvaard en gevorderd, samengevat,
  • een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst 2013 nog steeds geldt tussen partijen c.q. nog immer tot de rechtsbetrekkingen tussen partijen behoort;
  • de Stichtingen te veroordelen om binnen 3 maanden na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis hun medewerking te geven aan het passeren van een Franse notariële akte waarbij de aandelen die de Stichtingen hebben in La Bocca in eigendom worden overgedragen aan Zuiderplas conform de afspraken vervat in de koopovereenkomst 2013 en verder volgens de eisen die de Franse wetgeving hieraan stelt en volgens de gebruiken van het Franse notariaat, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor elke dag dat de Stichtingen in gebreke blijven aan het vonnis te voldoen;
  • subsidiair, de Stichtingen te veroordelen om binnen drie maanden na betekening van het vonnis de Franse overeenkomst 2015 te ondertekenen en, kort gezegd, aan de effectuering van de daarin neergelegde afspraken mee te werken, eveneens op straffe van een dwangsom;
  • de Stichtingen te veroordelen in de kosten van het geding.
4.2
Zuiderplas heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat de Franse overeenkomst 2015 door vernietiging is geëindigd en dat aldus niets de uitvoering van de koopovereenkomst 2013 in de weg staat. Zuiderplas stelt dat de koopovereenkomst 2013 nimmer is ontbonden en dat daarvoor ook een geldige reden ontbreekt. Verder stelt Zuiderplas dat het steeds haar bedoeling is geweest zich nog de geldigheid en uitvoering van de koopovereenkomst 2013 voor te behouden, zolang de Franse overeenkomst 2015 nog niet tot een overdracht had geleid.
4.3
De Stichtingen hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
4.4
De rechtbank heeft de vorderingen van Zuiderplas afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft daarbij kort gezegd overwogen dat uit de Franse overeenkomst 2015 volgt dat partijen zijn overeengekomen dat zij over en weer geen beroep (meer) konden doen op de koopovereenkomst 2013.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
Zuiderplas is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij heeft verschillende bezwaren/grieven tegen het vonnis aangevoerd. Zuiderplas vordert hetzelfde als bij de rechtbank. Ook vordert zij veroordeling van de Stichtingen in de proceskosten van beide instanties.
5.2
De bezwaren zien op de afwijzing van haar vorderingen, mede op grond van diverse klachten tegen het bestreden vonnis (grief 1), het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de ontbinding van de koopovereenkomst 2013 (grief 2) en het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bedoeling van partijen bij het sluiten van de Franse overeenkomst 2015 (grief 3).
5.3
De Stichtingen hebben verweer gevoerd.

6.Beoordeling in hoger beroep

Toepasselijk recht

6.1
Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen het oordeel van de rechtbank dat de koopovereenkomst 2013 wordt beheerst door Nederlands recht. Ook het hof zal daarvan dus uitgaan.
Gerechtelijke erkentenis
6.2
De rechtbank heeft (in r.o. 5.6) overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat de Franse overeenkomst 2015 in oktober 2018 rechtsgeldig is beëindigd. Volgens Zuiderplas is dat onjuist. Volgens haar heeft zij bij brief van 23 oktober 2018 (productie 17 hoger beroep) te kennen gegeven zich niet met deze vernietiging te kunnen verenigen en heeft zij zich vervolgens bij brief van 20 januari 2020 (productie 18 hoger beroep) op het standpunt gesteld, zich daar vooralsnog wel in te voegen maar dan voorwaardelijk, namelijk voor zover in rechte heeft te gelden dat in geval van vernietiging van de Franse overeenkomst 2015 de koopovereenkomst 2013 nog steeds van kracht is.
6.3
De Stichtingen hebben erop gewezen dat Zuiderplas in haar inleidende dagvaarding in randnummer 33 heeft opgemerkt dat ‘vast staat dat de overeenkomst van 19 november 2015 is geëindigd middels vernietiging’ en dat zij zich inmiddels ‘in dit beroep op nietigheid van de Stichtingen heeft (…) gevoegd zodat deze nietigheid vaststaat.’ De Stichtingen hebben zich terecht erop beroepen dat dit een gerechtelijke erkentenis is als bedoeld in art. 154 Rv. Het is immers een uitdrukkelijk, ondubbelzinnig (en ook onvoorwaardelijk) erkennen van de vernietiging/nietigheid van de Franse koopovereenkomst 2015. Aan deze gerechtelijke erkentenis is Zuiderplas gebonden, ook in dit hoger beroep.
Gegrondheid ontbinding van de koopovereenkomst 2013 en bedoeling partijen bij het daarna onderhandelen over de Franse overeenkomst 2015
6.4
Volgens Zuiderplas heeft er op 3 september 2014 geen (terechte) ontbinding plaatsgevonden van de koopovereenkomst 2013. De Stichtingen hebben volgens haar weliswaar bedoeld om die overeenkomst per die datum te ontbinden, maar hebben die ontbinding - in elk geval impliciet - later weer van tafel gehaald c.q. ongedaan gemaakt. De Stichtingen zijn immers ook na 3 september 2014 tezamen met Zuiderplas gaan pogen om tot verdere uitvoering van de koopovereenkomst 2013 te komen. Het loslaten van het ontbindingsstandpunt blijkt volgens Zuiderplas ook duidelijk uit haar brief van 15 september 2014, de reactie hierop van de Stichtingen van 10 oktober 2014 en hetgeen hierna is gevolgd. Zuiderplas heeft nog aangevoerd dat partijen nu juist met het sluiten van de Franse overeenkomst 2015 geen verandering wilden brengen in de met de koopovereenkomst 2013 bestaande rechtsverhoudingen tussen partijen. Deze latere Franse overeenkomst 2015 is enkel voortgevloeid uit het advies van notaris Van de Plas dat het werken met de koopovereenkomst 2013 tot problemen zou leiden voor de levering naar Frans recht. Volgens Zuiderplas is de Franse overeenkomst 2015 ook niet onder andere voorwaarden gesloten dan de koopovereenkomst 2013. Aan artikel 13 van de Franse koopovereenkomst dient in dat verband geen bijzondere betekenis te worden toegekend, nu dit een voor de hand liggende werkwijze is. Dat impliceert echter geenszins volgens Zuiderplas dat indien de nieuwere overeenkomst met nietigheid wordt getroffen, dat de bepaling beoogt dat dan de eerdere koopovereenkomst 2013 niet meer zou herleven. Uit de brief van 18 februari 2015 blijkt dat de afspraken uit 2013 volledig in stand blijven. Vernietiging van een overeenkomst heeft terugwerkende kracht, aldus Zuiderplas.
6.5
Het hof stelt voorop dat bij de vraag wat de bedoeling van partijen is geweest toen zij na de ontbindingsbrief van de Stichtingen van 3 september 2014 weer met elkaar in overleg zijn getreden en of zij, zoals Zuiderplas stelt, daarbij (impliciet) zijn overeengekomen dat die brief van tafel ging, het aankomt op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de
Haviltex-maatstaf).
6.6
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat uit de brief van 3 september 2014 duidelijk de intentie van de Stichtingen blijkt om de koopovereenkomst 2013 te ontbinden. Dit volgt immers uit de zinsnede: “Derhalve achten wij ons niet meer gehouden aan de nakoming van de overeenkomst”. Daarmee hebben zij duidelijk en ondubbelzinnig laten weten dat zij zich niet meer gebonden achtten aan de koopovereenkomst 2013. Of deze (buitengerechtelijke) ontbinding terecht was kan in het midden blijven. Zuiderplas heeft de Stichtingen destijds namelijk niet in rechte betrokken om deze ontbinding aan te vechten, maar is met de Stichtingen gaan onderzoeken – zo leidt het hof af uit de tussen partijen gevoerde correspondentie - of zij alsnog tot overeenstemming konden komen over de verkoop van de aandelen in La Bocca (of als alternatief enkel het onroerend goed). Daarbij geldt ten overvloede dat de koopovereenkomst 2013 in haar artikelen a) en f) blijkens het woord “uiterlijk” in fatale termijnen voorzag en dat Zuiderplas niet binnen die termijnen aan de in die artikelen geregelde verbintenissen heeft voldaan. Zuiderplas heeft zich bij dat pogen om alsnog tot overeenstemming te komen weliswaar op het standpunt gesteld, zo blijkt uit haar brief van februari 2015 (overigens gericht aan de notaris), dat de koopovereenkomst 2013 nog bestond, maar uit deze brief noch uit de andere door Zuiderplas genoemde correspondentie kan het hof afleiden dat de Stichtingen daar ook vanuit gingen of daarmee hadden ingestemd, en dat zij hun ontbindingsstandpunt hadden losgelaten. De brief dateert bovendien van geruime tijd vóór het sluiten (in november 2015) van de Franse overeenkomst 2015. Dat de Franse overeenkomst 2015 een andere overeenkomst was dan de koopovereenkomst 2013 volgt al uit de eigen stellingen van Zuiderplas dat het werken met de koopovereenkomst 2013 tot problemen voor de levering zou leiden en dat daarom een bij de Franse regelgeving passende koopovereenkomst moest worden opgesteld. In elk geval verschilde de Franse overeenkomst 2015 door een rechtskeuzebeding en een forumkeuzebeding. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat bij de vraag naar de bedoeling van partijen ook artikel 13 van de Franse overeenkomst 2015 kan worden betrokken, ook al is deze overeenkomst inmiddels niet meer geldig. Deze bepaling laat geen onduidelijkheid bestaan: partijen hebben daarin afgesproken dat de Franse overeenkomst 2015 in de plaats komt van eventuele andere mondelinge of schriftelijk gemaakte afspraken tussen partijen, dus ook van de koopovereenkomst 2013 (zo die nog bestond).
6.7
Ook als moet worden uitgegaan van de terugwerkende kracht van de vernietiging van de Franse overeenkomst 2015 (de Stichtingen hebben dat betwist) kan uit de stukken niet de conclusie worden getrokken dat de Stichtingen op enig moment terug zijn gekomen van hun standpunt in september 2014 dat de koopovereenkomst 2013 was ontbonden. Evenmin kan uit de stukken of het gedrag van partijen worden afgeleid dat zij een nadere afspraak hebben gemaakt die inhield dat de koopovereenkomst 2013 zou herleven bij beëindiging van de Franse overeenkomst 2015. De vorderingen van Zuiderplas zijn dus niet toewijsbaar. De grieven falen.
Conclusie en proceskosten
6.6
De conclusie is dat het hoger beroep van Zuiderplas niet slaagt. Het bewijsaanbod van Zuiderplas zal als onvoldoende concreet worden gepasseerd. Het hof zal het vonnis bekrachtigen en Zuiderplas als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.7
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 783,-
salaris advocaat € 2.428,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.389,-

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 3 augustus 2022;
  • veroordeelt Zuiderplas in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de Stichtingen begroot op € 3.389,-;
  • bepaalt dat als Zuiderplas niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Zuiderplas de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-,
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P.J. Ruijpers, H.M.H. Speyart van Woerden en J.N. de Blécourt en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024 in aanwezigheid van de griffier.