ECLI:NL:GHDHA:2024:1621

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
200.340.135/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging looptijd schuldsaneringsregeling bij tekortkoming in verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de schuldsaneringsregeling van de appellant, die in eerste instantie door de rechtbank Den Haag was vastgesteld. De rechtbank had op 10 februari 2021 de schuldsaneringsregeling van de appellant van toepassing verklaard, maar op 27 maart 2024 werd vastgesteld dat de appellant tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, wat leidde tot een verlenging van de regeling tot 5 oktober 2024. De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 mei 2024 heeft de advocaat van de appellant, mr. J.M. van der Linden, verklaard dat de appellant wegens gezondheidsproblemen niet in staat was om te verschijnen. Het hof heeft de argumenten van de appellant en de reactie van de bewindvoerder overwogen. Het hof concludeert dat de appellant toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, en dat de verlenging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij het benadrukt dat de appellant de benodigde informatie voor zijn belastingaangiften niet tijdig heeft overgelegd, wat een schending van zijn verplichtingen inhoudt. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de schuldeisers en om de appellant de kans te geven alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer : 200.340.135/01
Insolventienummer rechtbank : C/09/21/22 R

Arrest van 4 juni 2024

in de zaak van

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. J.M. van der Linden te Leiden,
hierna te noemen: [appellant].

De procedure

Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 10 februari 2021 is, met gelijktijdige beëindiging van het op 30 juli 2019 uitgesproken faillissement, ten aanzien van [appellant] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Bij vonnis van 27 maart 2024 (hierna: het bestreden vonnis) heeft de rechtbank vastgesteld dat [appellant] toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten en de termijn van de schuldsaneringsregeling verlengd tot -in beginsel- 5 oktober 2024.
Tegen voornoemd vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij het op 3 april 2024 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift (met productie). Het hof heeft verder nog kennis genomen van het nader door [appellant] toegezonden proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank en de brief van 23 mei 2024 van D.H.H. Graven-Quasters, de bewindvoerder, met een reactie op het beroepschrift en de openbare verslagen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 mei 2024. Daar is mr. Van der Linden verschenen namens [appellant]. Ter zitting heeft Mr. Van der Linden toegelicht dat [appellant] wegens gezondheidsproblemen niet in staat is te verschijnen. De bewindvoerder heeft het hof in een bericht van 28 mei 2024 voorafgaand aan de zitting laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

De beoordeling van het hoger beroep

1. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de looptijd van de schuldsaneringsregeling met zes maanden verlengd, omdat [appellant] toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten. Daarbij heeft de rechtbank –samengevat – overwogen dat [appellant] voorafgaand aan de zitting aanvullende documenten, waaronder diverse loonstroken, aan de bewindvoerder ter beschikking heeft gesteld teneinde alsnog zijn informatieverplichting na te komen. [appellant] heeft echter nagelaten de informatie bijeen te brengen die nodig is om bezwaar te maken tegen de aan hem opgelegde ambtshalve aangiftes inkomstenbelasting en/of omzetbelasting, waartoe door hem reeds toezeggingen waren gedaan ter gelegenheid van een verhoor op 29 november 2021. Ter zitting van de rechtbank heeft [appellant] verklaard dat hij bereid is deze tekortkoming te herstellen. Ten aanzien van de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan heeft de bewindvoerder op die zitting verklaard dat een openstaande vordering inzake zorgtoeslag over 2022 ter hoogte van € 279,00 kan worden ingelopen of verrekend.
2. De grieven en argumenten van [appellant] kunnen als volgt worden samengevat.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat [appellant] heeft nagelaten informatie te verschaffen die nodig is om bezwaar te maken tegen de ambtshalve aangiftes inkomstenbelasting en/of omzetbelasting. Dit omdat er geen sprake is (geweest) van een bezwaarsituatie.
Ook is het overleggen van de vermeende ontbrekende stukken een gepasseerd station. Bij de omzetting van het faillissement van [appellant] naar de schuldsaneringsregeling had de rechtbank moeten beoordelen of de schulden van [appellant] die voortkwamen uit bedrijfsvoering te goeder trouw waren ontstaan. De curator heeft een volledig dossier aan de rechtbank overhandigd, waaronder de administratie. Als in deze administratie onvolkomenheden hadden gezeten had de rechtbank dit destijds bemerkt en was de schuldsaneringsregeling wegens het ontbreken van de goeder trouw niet van toepassing verklaard. Bij onduidelijkheden/ontbrekende stukken had de rechtbank moeten doorvragen.
Ten tijde van de eindzitting is voor een dergelijke toets geen ruimte meer. De toets voor tussentijdse beëindiging van art. 350 lid 3 sub f Fw. is bij de eindzitting evenmin aan de orde.
Ter zitting van het hof heeft mr. Van der Linden namens [appellant] nog aangevoerd dat een eventuele verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling alleen bij een tekortkoming van één of meer reguliere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen mogelijk is. [appellant] is van mening dat de gestelde tekortkoming in de nakoming van de informatieplicht vanwege het niet aanleveren van de benodigde informatie voor het aantekenen van bezwaar tegen de ambtshalve aangiftes daar niet onder valt. Gelet op het voorgaande is [appellant] van mening dat hem de schone lei toekomt. [appellant] verzoekt het hof dan ook het bestreden vonnis te vernietigen en hem alsnog die schone lei toe te kennen.
3. De reactie van de bewindvoerder kan als volgt worden samengevat.
De bewindvoerder weerspreekt dat er geen ‘bezwaarsituatie’ is geweest. [appellant] heeft kort na aanvang van de schuldsaneringsregeling de bewindvoerder verzocht te onderzoeken of een akkoord met de schuldeisers mogelijk was. De bewindvoerder heeft [appellant] daarop laten weten dat een akkoord inderdaad tot de mogelijkheden behoorde mits eerst bezwaar werd gemaakt tegen de ambtshalve aangiftes inkomstenbelasting en/of omzetbelasting die een groot gedeelte van de schuldenlast vormen.
Na toestemming van de rechter-commissaris zijn de werkzaamheden daartoe opgestart en heeft [appellant] de administratie van de onderneming bij de curator opgehaald en naar de boekhouder gebracht en is hij zelf doende geweest om de administratie te ordenen.
Het overleggen van de nodige stukken is volgens de bewindvoerder ook zeker geen gepasseerd station. De ambtshalve aanslagen bedragen in totaal meer dan € 250.000,00. Het doen van de juiste aangiftes zal leiden tot (i) een aanzienlijke vermindering van deze aanslagen en (ii) een teruggave inkomstenbelasting vanwege verrekenbare verliezen. Aangezien een uitdeling aan de schuldeisers tot de mogelijkheden behoort (het boedelsaldo bedraagt € 147.36,18, de totale schuldenlast € 1.183.039,42), leidt het niet doen van de aangiftes tot een benadeling van schuldeisers aangezien het uitkeringspercentage door de ambtshalve aanslagen aanzienlijk lager zal liggen dan wanneer deze worden opgelegd conform de aangiftes die nog moeten worden gedaan.
4. Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting overweegt het hof als volgt. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellant] heeft nagelaten informatie te verschaffen die nodig is om bezwaar te maken tegen de ambtshalve aangiftes inkomstenbelasting en/of omzetbelasting omdat er geen sprake is (geweest) van een bezwaarsituatie, volgt het hof niet. Zoals door de bewindvoerder is verklaard en niet door [appellant] is weersproken, heeft [appellant] na het verzoek om te onderzoeken of een akkoord met de schuldeisers mogelijk was, zelf stappen genomen om de ambtshalve aanslagen te verminderen.. Uit de door de bewindvoerder overgelegde openbare verslagen is verder gebleken dat [appellant] al sinds de aanvang van de schuldsaneringsregeling is verzocht om de benodigde stukken over te leggen voor het doen van de juiste aangiftes, maar dat hij op deze verzoeken niet adequaat heeft gereageerd. [appellant] is door de rechtbank op 29 november 2021 hierover ook gehoord en toen heeft hij beloofd dat hij zou bewerkstelligen dat de ambtshalve aanslagen zouden worden aangepast. [appellant] heeft overigens niet betwist dat (in ieder geval) ten tijde van de uitspraak van de rechtbank nog niet alle voor de aangiftes benodigde stukken aanwezig waren.
Ook het betoog van [appellant] dat de informatieplicht niet is geschonden omdat de rechtbank en de curator bij de aanvang van de schuldsaneringsregeling de administratie van [appellant] hebben bekeken en daarin kennelijk geen belemmering zagen om [appellant] tot de schuldsaneringsregeling toe te laten, treft geen doel. Dat doet er immers niet aan af dat ten tijde van de eindzitting moet worden beoordeeld of [appellant] aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan, zodat hij een schone lei kan ontvangen.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat [appellant] toerekenbaar in de nakoming van de informatieplicht is tekortgeschoten door, in weerwil van zijn toezeggingen, na te laten de benodigde stukken over te leggen voor het corrigeren van de ambtshalve aanslagen inkomsten- en omzetbelasting en het verzoeken van een belastingteruggave.
5. [appellant] betoogt ten onrechte dat de vastgestelde tekortkomingen niet kunnen leiden tot verlenging van de schuldsaneringsregeling. Het verlengen van de schuldsaneringsregeling in plaats van een tussentijdse beëindiging of een beëindiging zonder schone lei, strekt er toe de schuldenaar in staat te stellen om alsnog aan te tonen dat hij een schone lei verdient. Daarin ligt besloten dat in de verlenging van de schuldsaneringsregeling het herstel van de geconstateerde gebreken centraal staat. De wet bevat geen expliciete opsomming van de verplichtingen die op de schuldenaar rusten tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling. Uit het wettelijke systeem en de rechtspraak van de Hoge Raad volgt echter dat deze onder meer het nakomen van (met de rechter-commissaris en/of bewindvoerder) gemaakte afspraken en de (spontane) inlichtingenplicht jegens de bewindvoerder en de rechter-commissaris (art. 327 jo. 105 Fw) bevat. Daarnaast rust op de schuldenaar de verplichting om zoveel mogelijke boedelactief te genereren.
6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis zal worden
bekrachtigd. Om misverstanden te voorkomen neemt het hof tot uitgangspunt, en stelt het hierbij vast, dat de verlengingstermijn is gaan lopen op 5 april 2024 en dus eindigt op 5 oktober 2024.

De beslissing

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 27 maart 2024.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.T. Nijhuis, I. Brand en A.J. Swelheim en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2024 in aanwezigheid van de griffier.