Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 27 juni 2022, waarmee het Erasmus MC in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:2417);
- de memorie van grieven van het Erasmus MC;
- de memorie van antwoord van CNA.
3.Feitelijke achtergrond
2.1.3 Eisen aan de dienstverlening
Dat je daar iets van moet gaan melden.
Artikel 1 – Begripsomschrijvingen
verzekerdedoor of namens
derdenis ingesteld.
verzekerdewaaruit waarschijnlijk een
aanspraakvoortvloeit. Met een gedraging van
verzekerdewordt gelijk gesteld een schadevoorval dat uitsluitend vanwege een aan
verzekerdetoebehorende hoedanigheid krachtens de wet of de in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen voor rekening van de
verzekerdekomt;
handelenof
nalatenwaaruit een dreiging van een
aanspraakkan worden afgeleid. Van een dreiging is sprake indien het gaat om feiten waarvan
verzekerdekan aangeven dat die kunnen leiden tot een aanspraak en waarvan
verzekerdeconcreet kan meedelen uit welke feiten de
aanspraakkan voortvloeien en van wie de
aanspraakkan worden verwacht.
verzekerdevoor door
derdengeleden
schadeals gevolg van een
handelen of nalatenbinnen de verzekerde
hoedanigheid, mits de
aanspraaktegen de
verzekerdevoor het eerst is ingesteld en aan de verzekeraar schriftelijk is gemeld tijdens de
contractsduuren de
aanspraak, respectievelijk
omstandigheid, voorafgaand aan de ingangsdatum van de verzekering bij verzekerde niet bekend was of behoorde te zijn.
handelen of nalatendat heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de ingangsdatum (inlooprisico) zijn uitsluitend gedekt indien en voor zover
verzekerdemet dit
handelen en nalatenniet bekend was of daarmee behoorde te zijn en van deze medeverzekering aantekening is gemaakt in de polis (inlooprisico).
verzekerdeop de hoogte is of behoort te zijn van een
aanspraakof
handelen of nalatendat voor de
verzekeraartot een uitkeringsplicht kan leiden, is
verzekerdeverplicht die
aanspraakof dat
handelenen
nalatenzo spoedig mogelijk schriftelijk aan de
verzekeraarte melden. Onder een dergelijke
aanspraakof
handelenof
nalatendient ook te worden verstaan een straf-, tucht- of klachtzaak die redelijkerwijs tot een
aanspraakkan leiden.”
4.De vordering in eerste aanleg
- de tot op heden door het Erasmus MC betaalde bedragen in verband met de in de dagvaarding beschreven fouten bij de medische behandelingen van Q, X, Y en Z, zijnde in totaal € 1.193.523,00, met rente;
- alle bedragen die het Erasmus MC in de toekomst nog zal betalen aan X en Y in verband met hun schade als gevolg van de in de dagvaarding beschreven fouten bij hun medische behandelingen;
- alle overige kosten die samenhangen met de in de dagvaarding beschreven medische fouten bij de behandeling van X en Y, waaronder expertisekosten, kosten van een schade-expert en kosten van rechtsbijstand.
5.Beoordeling in hoger beroep
Het argument van het Erasmus MC dat bij een dergelijke uitleg de door hem gewenste inloopdekking volledig zou zijn uitgehold, omdat er binnen het Erasmus MC altijd wel een medewerker is die bekend is met het handelen, en dus een mogelijke claim, waardoor er nooit inloopdekking zou zijn, gaat niet op. Bekendheid met een gedraging van voor 1 januari 2012 waaruit tijdens de looptijd van de verzekering een claim is voortgevloeid staat immers alleen aan inloopdekking in de weg als tevens al voor 1 januari 2012 duidelijk was, althans had moeten zijn, dat uit deze gedraging waarschijnlijk een aanspraak in de zin van artikel 2.1 of 2.5 van de polisvoorwaarden zou voortvloeien.
Grief 3 betwist dat de bij de behandeling van Q betrokken artsen of andere medewerkers van het Erasmus MC voor 1 januari 2012 bekend waren of bekend behoorden te zijn met een gedraging jegens patiënt Q waaruit waarschijnlijk een aanspraak in de zin van artikel 2.1 of 2.5 van de polisvoorwaarden zou voortvloeien.
bekend behoordete zijn bij het Erasmus MC. In het geval van patiënt Q is hier naar het oordeel van het hof sprake van.
Ten tweede overweegt het hof dat de brieven alleen zijn gericht aan de Themavoorzitters, Themadirecteuren, Afdelingshoofden en ARM-coördinatoren, en niet – wat voor de hand had gelegen - aan al het medisch personeel. Verder ligt de nadruk in de brieven op reeds ontvangen aansprakelijkstellingen. De uitvraag daarnaar is ook onderstreept. Met betrekking tot nog te verwachten aansprakelijkstellingen wordt niet meer vermeld dan dat deze als een zogeheten pro forma-melding bij de (oude) verzekeraar zullen worden gemeld. Naar het oordeel van het hof heeft het Erasmus MC met deze brieven onvoldoende indringend navraag gedaan bij alle medewerkers naar situaties/omstandigheden naar aanleiding waarvan een aansprakelijkheidstelling weliswaar nog niet had plaatsgevonden, maar wel nog kon worden verwacht.
Met grief 4.2 houdt het Erasmus MC vast aan haar stelling dat in de verzekeringsovereenkomst tevens dekking is overeengekomen voor claims ingediend in de drie maanden vóór ingangsdatum van de verzekering, alsmede voor bekende omstandigheden uit deze periode die later tot een claim zouden leiden. Ter gelegenheid van de meervoudige mondelinge behandeling in hoger beroep heeft het Erasmus MC deze periode aangeduid als een “terme de grâce”. In de memorie van grieven noemt het Erasmus MC dit een door hem verzochte aanvullende inloopdekking, maar ook wel “overgangsregeling”. Het hof zal de woorden aanvullende inloopdekking gebruiken.
6.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2022;
- veroordeelt het Erasmus MC in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van CNA bepaald op € 11.379,- aan griffierecht, € 18.651,-- aan salaris voor de advocaat (3 punten, tarief VIII) en € 178,- aan nasalaris, te verhogen met € 92,00 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 92,00, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.