ECLI:NL:GHDHA:2024:1581
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de afwijzing van gezamenlijk gezag over de minderjarige na verzoek van de vader
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over een minderjarige. De vader, die in 2018 een verzoek indiende tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en gezamenlijk gezag, was in eerste aanleg afgewezen door de rechtbank. De vader was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de vader, na een lange juridische strijd, de biologische vader is van de minderjarige, die in 2017 is geboren. De rechtbank had eerder de moeder belast met het ouderlijk gezag, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende gronden waren om te concluderen dat de ouders niet in staat zouden zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen over de minderjarige. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de vader samen met de moeder belast met het gezag over de minderjarige. Het hof benadrukte het belang van gezamenlijk gezag voor de ontwikkeling van de minderjarige en de noodzaak voor beide ouders om te werken aan hun communicatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.