ECLI:NL:GHDHA:2024:158

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
200.334.446/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en verlenging van de looptijd

In deze zaak gaat het om appellanten die in een schuldsaneringsregeling verkeren. De rechtbank Rotterdam heeft op 23 september 2020 de schuldsaneringsregeling voor hen van toepassing verklaard. Op 24 oktober 2023 heeft de rechtbank vastgesteld dat appellanten toerekenbaar tekortgeschoten zijn in de nakoming van verplichtingen uit deze regeling, wat heeft geleid tot een verlenging van de looptijd tot 23 maart 2024. Appellanten, eigenaren van een koopwoning, hebben geprobeerd de woning te behouden, maar zijn niet in staat gebleken om de overwaarde te financieren. De rechter-commissaris heeft op 28 april 2023 bepaald dat de woning verkocht moet worden, wat door appellanten is aangevochten. Het hof heeft op 30 januari 2024 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij is overwogen dat appellanten niet voldoende hebben meegewerkt aan het verkooptraject en dat zij hun schuldeisers benadelen door de overwaarde niet in de boedel te laten vloeien. Het hof concludeert dat appellanten toerekenbaar tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen en dat de verlenging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.334.446/01
Insolventienummer rechtbank : C/10/20/318 R en C/10/20/319 R

arrest van 30 januari 2024

inzake
1.
[naam],
2.
[naam],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. J.M. van der Linden te Leiden.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 september 2020 is ten aanzien van appellanten de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Bij vonnis van 24 oktober 2023 (hierna: het bestreden vonnis) heeft de rechtbank vastgesteld dat appellanten toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen zijn tekortgeschoten en de termijn van de schuldsaneringsregeling verlengd tot 23 maart 2024.
Tegen voornoemd vonnis hebben appellanten hoger beroep ingesteld bij het op 31 oktober 2023 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift (met productie). Het hof heeft verder nog kennis genomen van nader door appellanten toegezonden producties en de brief van 19 januari 2024 van J. Perez Herrera, de bewindvoerder, met een reactie op het beroepschrift en de openbare verslagen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2024. Verschenen zijn: appellanten, bijgestaan door hun advocaat. De bewindvoerder heeft in zijn brief van 19 januari 2024 aangegeven niet ter zitting van het hof te zullen verschijnen.

De beoordeling van het hoger beroep

1. In deze zaak gaat het kort gezegd om het volgende.
1.1
Appellanten zijn eigenaren van een koopwoning. Op de toelatingszitting van 28 augustus 2020 is de mogelijke verkoop van deze woning aan de orde geweest. Appellanten hebben aangegeven de woning te willen behouden. Op 12 mei 2021 en 10 oktober 2022 heeft een verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris plaatsgevonden, waarbij nogmaals de verkoop van de woning aan de orde is gesteld. In het proces-verbaal van het verhoor van 12 mei 2021 is opgenomen dat de woning zal moeten worden verkocht als er geen plan voor compensatie van de overwaarde van de woning komt en het proces-verbaal van het verhoor van 10 oktober 2022 vermeldt dat de hypotheekhouder een aanvullende hypothecaire lening wil verstrekken, maar dat deze onvoldoende is om de overwaarde te financieren.
1.2
De voormalige advocaat van appellanten heeft getracht om via een akkoord aan de crediteuren de woning voor appellanten te behouden, maar tot een dergelijk akkoord is het niet gekomen.
1.3
Bij beschikking van 28 april 2023 heeft de rechter-commissaris het verzoek van appellanten tot behoud van de koopwoning afgewezen en bepaald dat de woning moet worden verkocht en daarbij de oplevertermijn na verkoop van de woning door de bewindvoerder, voor zover de hypotheekhouder niet zelf verkoopt, op maximaal vijf maanden bepaald. Daarnaast is aan appellanten meegedeeld dat zij met spoed nieuwe woonruimte moesten zoeken.
1.4
Op 3 mei 2023 hebben appellanten hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris aangetekend bij de rechtbank. Tijdens de mondelinge behandeling van dit beroep op 29 augustus 2023 hebben appellanten het initiële beroep ingetrokken voor zover dit betrekking had op de verkoop van de woning. Bij beschikking van 27 september 2023 heeft de rechtbank de beslissing van de rechter-commissaris bekrachtigd, met dien verstande dat de oplevertermijn moet morden gelezen als minimaal vijf maanden vanaf de datum waarop de woning zal zijn verkocht.
2. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de looptijd van de schuldsaneringsregeling met zes maanden verlengd tot 23 maart 2024, omdat appellanten toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen zijn tekortgeschoten. Daarbij heeft de rechtbank –samengevat – overwogen dat vast is komen te staan dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de afdrachtsverplichting van ongeveer € 2.524,29 en dat er sprake is van een nieuwe schuld aan Esso, die is ontstaan door (tweemaal) te tanken zonder te betalen.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat appellanten gedurende nagenoeg de gehele looptijd van de schuldsaneringsregeling zich tegen de verkoop van de woning hebben verzet en dat zij zich tevergeefs hebben ingespannen om de forse overwaarde te financieren, met het doel deze in de boedel te laten vloeien. Al vanaf 10 oktober 2022 zijn appellanten gemaand om met spoed alternatieve woonruimte te zoeken. Tijdens de mondelinge behandeling van 17 oktober 2023 hebben appellanten aangegeven dat ze wederom om een aanvullende financiering hebben verzocht omdat zij hun woning wilden behouden. Door onvoldoende medewerking van appellanten aan het verkooptraject van de woning is een forse bate nog steeds niet in de boedel gevloeid. Dit rekent de rechtbank schuldenaren aan. Dat schuldenaren ook na intrekking van het (initiële) beroep tegen afwijzing van hun verzoek tot behoud van de woning door de rechter-commissaris zich wederom hebben gericht op behoud van de woning en geen concrete verhuisplannen hebben gemeld, betekent dat zij hun schuldeisers benadelen.
3. De grieven en argumenten van appellanten kunnen als volgt worden samengevat.
Appellanten zijn van mening dat zij niet in de verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling zijn tekortgeschoten, laat staan dat zij toerekenbaar zijn tekortgeschoten. Zo heeft de beschermingsbewindvoerder de boedelachterstand inmiddels voldaan, evenals de schuld aan Esso.
Appellanten hebben verder aangevoerd dat zij zich gedurende de gehele looptijd van de schuldsaneringsregeling op het standpunt hebben gesteld dat zij de koopwoning wensten te behouden. Appellanten betwisten dat zij onvoldoende medewerking hebben verleend om de overwaarde in de boedel te laten vloeien. Immers appellanten hebben steeds getracht een manier te vinden om de overwaarde van de koopwoning te financieren, zodat op een andere wijze dan door verkoop van de woning de overwaarde in de boedel zou kunnen vloeien. De rechter-commissaris was hiervan op de hoogte en heeft appellanten steeds hiertoe gelegenheid gegeven. Dit blijkt ook uit de processen-verbaal van de verhoren bij de rechter-commissaris.
Uiteindelijk zijn appellanten er niet in geslaagd een geldverstrekker te vinden die bereid was om de overwaarde te financieren. Dit heeft de rechter-commissaris doen besluiten dat appellanten de koopwoning niet mochten behouden. Appellanten hebben hiertegen hoger beroep aangetekend. Bij beschikking van 27 september 2023 heeft de rechtbank de beslissing van de rechter-commissaris bekrachtigd. Laatstgenoemde beschikking is echter genomen nadat de materiële termijn van de schuldsaneringsregeling van drie jaar was verstreken, namelijk op 20 september 2023. Op een eindzitting dient de rechtbank te toetsen of saniet ten tijde van de schuldsaneringsregeling toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
Gelet op het voorgaande zijn appellanten van mening dat zij zich ten tijde van de schuldsaneringsregeling, lopende vanaf 20 september 2020 tot en met 20 september 2023, hebben gehouden aan hun verplichtingen. Appellanten verzoeken het hof dan ook het bestreden vonnis te vernietigen en hun alsnog de schone lei toe te kennen.
4. Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd. Sinds de toelating tot de schuldsaneringsregeling zijn appellanten ervan op de hoogte dat de woning verkocht moet worden ten behoeve van de schuldeisers, tenzij zij de overwaarde door kunnen compenseren. Vast staat dat appellanten, ondanks pogingen daartoe, niet in staat zijn gebleken de overwaarde te financieren. Dit was hun in ieder geval al op 10 oktober 2022 duidelijk, zo blijkt uit het proces-verbaal van het verhoor van de rechter-commissaris, waarbij appellanten gemaand zijn met spoed alternatieve woonruimte te zoeken. Hierin zijn appellanten toerekenbaar tekortgeschoten, nu zij zich zijn blijven richten op het behoud van hun woning, terwijl er geen vooruitzicht was om de overwaarde in de boedel te laten vloeien ten behoeve van de schuldeisers. In hoger beroep is gebleken dat appellanten zich nog steeds richten op behoud van de koopwoning en dat zij, ondanks dat zij hiertoe sinds oktober 2022 door de rechter-commissaris met spoed zijn gemaand, nog steeds geen concrete stappen hebben ondernomen om alternatieve woonruimte te vinden. Desgevraagd hebben appellanten ter zitting van het hof ook geen duidelijkheid kunnen geven over de wijze waarop zij op de overwaarde van de woning denken te kunnen financieren zonder de woning te verkopen. Door de overwaarde niet in de boedel te laten vloeien benadelen appellanten hun schuldeisers en zijn zij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
Voor zover appellanten hebben betoogd dat deze tekortkoming eerst is vastgesteld door de bekrachtiging door de rechtbank van de beslissing van de rechter-commissaris bij beschikking van 27 september 2023 en dat dit derhalve buiten de termijn van de schuldsaneringsregeling valt, treft dit betoog geen doel. Appellanten hebben het initiële verzoek tot behoud van de woning immers ingetrokken op de zitting van 29 augustus 2023, dus voor het einde van de reguliere looptijd van de schuldsaneringsregeling.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis zal worden
bekrachtigd.

De beslissing

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 oktober 2023.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.T. Nijhuis, G.C. de Heer en J.S. Honée en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2024 in aanwezigheid van de griffier.