Uitspraak
“en mede […] als cessionaris van de vordering van M.K.B. A.P.K.-Keuring B.V. […]”.
M.K.B. A.P.K.-Keuring B.V. (hierna: APK Keuring) en de curator elkaar over en weer aansprakelijk houden uit hoofde van onrechtmatige daad; in conventie verwijt
APK Keuring de curator dat deze zonder recht of titel machines van haar heeft verkocht en daarmee inbreuk heeft gemaakt op haar eigendomsrecht, terwijl de curator APK Keuring in reconventie verwijt dat zij op onrechtmatige wijze de onderneming van MKB heeft voortgezet.
“het vonnis d.d. 17 februari 2021 door de rechtbank te Rotterdam tussen partijen gewezen voor zover in de grieven bestreden, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties”. De memorie van grieven bevat daarnaast een eisvermeerdering, inhoudend dat [appellant] van de curator een voorschot van € 600.000,-- vordert
“ter zake de opbrengst van de onrechtmatige verkoop van de onderhavige machines”. Bij memorie van antwoord heeft de curator de grieven en [appellant] vordering in hoger beroep bestreden.
20 februari 2024 en dat in het te wijzen arrest zal worden beslist op het nadere uitstelverzoek en dat hetzelfde geldt voor andere, eerdere verzoeken, voor zover daarop nog niet is beslist. [appellant] heeft daarop bij e-mailbericht van dezelfde datum wederom een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandeld raadsheren. De Wrakingskamer heeft de stukken beoordeeld en besloten uitspraak te doen zonder behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting. Het wrakingsverzoek is bij beslissing van de Wrakingskamer van 9 februari 2024 afgewezen. Nadien is een nieuwe arrestdatum bepaald.
In het civiel appel, waarin de appellant wordt bijstaan door een advocaat, bestaat niet een (met art. 311 lid 4 Wetboek van Strafvordering vergelijkbaar) recht voor appellant om (na de re- en dupliek) zelf (mondeling) het laatste woord te voeren.
“Total Alliance B.V.”. Bij akte van statutenwijziging van 31 mei 2010 is de naam gewijzigd in
“B.V. Machinefabriek M.K.B.”(afgekort: MKB).
“B.V. Machinefabriek M.K.B.”. Bij akte van (ook) 31 mei 2010 is de laatste naam gewijzigd in
“[holding] B.V.”(hierna: [holding]).
[holding].
De Aandeelhouder heeft zich tot het navolgende verbonden:
het Aandeel dat de Aandeelhouder in het kapitaal van de Vennootschap neemt, zal door de Aandeelhouder worden volgestort door inbreng in de Vennootschap per heden, hierna te noemen: “de Aanvangsdatum”, van een aantal activa en passiva behorende tot de onderneming van:[holding] B.V. , voornoemd, te dezen hierna te noemen: de “Onderneming”, naar de toestand en, behoudens het hierna volgende, voor de waarde per één januari twee duizend tien, hierna te noemen:“de Balansdatum”, welke waarde zal blijken uit een per die datum door de Aandeelhouder op te maken en te ondertekenen beschrijving, waarop voormelde activa en passiva zullen worden opgenomen voor de waarde daaraan toe te kennen in het economisch verkeer.De onderneming hierna tevens te noemen: de “Inbreng”.[…]
Van de Inbreng zal de Aandeelhouder een beschrijving opmaken als bedoeld in artikel 204b, lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek […]
[…] De onder 1.f. bedoelde beschrijving is door de Aandeelhouder opgemaakt en ondertekend, welke beschrijving aan deze akte zal worden gehecht (bijlage).
de per de balansdatum tot het vermogen van de onderneming behorende activa, onder de verplichting voor de Vennootschap de per de balansdatum tot het vermogen van de onderneming behorende passiva, voor zover bestaande uit schulden en verplichtingen, voor haar rekening te nemen;
de activa, die de Aandeelhouder in de onderneming sedert de balansdatum heeft verkregen, onder de verplichting voor de Vennootschap de passiva welke sedert de balansdatum ten laste van de Aandeelhouder in de onderneming zijn ontstaan, voor haar rekening te nemen.
MKBM International Ltd. (hierna: MKBM), een door [appellant] op
23 april 2015 opgerichte vennootschap naar Engels recht. MKBM werd per
4 juni 2015 tevens bestuurder van MKB. MKBM werd vanaf haar oprichting bestuurd door [appellant]. MKBM is op 11 oktober 2016 ontbonden.
ISpire Nederland LLP (hierna ISpire) aan [appellant] een brief gestuurd met de volgende inhoud:
30 januari 2020 ontbonden en heeft opgehouden te bestaan.
22.In eerste aanleg heeft de curator primairgevorderd, samengevat:
art. 2:248 BW (al dan niet jo. art. 2:248 lid 2 BW en/of jo. art. 2:248 lid 7 BW) en daarom aansprakelijk is voor de schulden van de boedel, voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan;
€ 285.000,-- althans een nader te bepalen bedrag, als voorschot op de schadevergoeding;
subsidiairevordering ingesteld, maar deze is gezien de uitkomst van dit hoger beroep niet meer van belang.
26.In eerste aanleg heeft APK Keuring in conventiegevorderd, samengevat:
27.De curator heeft in reconventie primairgevorderd, samengevat:
subsidiairevordering had ingesteld, maar dat deze gezien de uitkomst van dit hoger beroep niet meer van belang is.
in conventieafgewezen. De rechtbank heeft
in reconventie(a) voor recht verklaard dat APK Keuring onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers van MKB en (b) APK Keuring veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de curator, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. APK Keuring is veroordeeld in de proceskosten
in conventie en in reconventie. Het door de curator in reconventie meer of anders gevorderde is afgewezen.
“de vorderingen van appellant”. Met dit laatste doelt [appellant] kennelijk op de vordering van APK Keuring, die aan hem is gecedeerd. Verder vordert [appellant] dat de curator ook in zaak B wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.
€ 600.000,-- ter zake de opbrengst van de onrechtmatige verkoop van de onderhavige machines.”
31 januari 2016. Dat is echter - onweersproken - niet gebeurd. Daarmee is de verplichting tot openbaarmaking geschonden. Dit wordt niet anders doordat de bedrijfsactiviteiten voor het verstrijken van laatstbedoelde termijn waren verhangen/gestaakt en er (op papier) een adreswijziging van de statutair in Rotterdam gevestigde/gezetelde onderneming was doorgevoerd.
grief 3snijdt hij dit punt wel aan. Zo betoogt [appellant] onder meer dat hij op 2 november 2015 al als formeel bestuurder was afgetreden en dat in ieder geval [betrokkene 1] (r.o. 21.17) daarvan op de hoogte was. Dit betoog is kennelijk niet gericht tegen genoemd oordeel van de rechtbank over [appellant] hoedanigheid van middellijk bestuurder, te minder omdat [appellant] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard (pleitaantekeningen mr Soebhag onder 18) dat
“niet is gegriefd tegen de vaststelling van het feit dat hij aan te merken valt als middellijk bestuurder van curanda”.Het hof zal er daarom van uitgaan dat [appellant] tot 10 juni 2016 (middellijk) bestuurder was van MKB en dat daarom de publicatieplicht op hem rustte. Ten overvloede wordt erop gewezen dat de in het vonnis gemaakte koppeling tussen de publicatieplicht en het middellijk bestuurderschap niet is bestreden op de grond dat het middellijk bestuurderschap werd uitgeoefend via MKBM. Was die betwisting er wel geweest dan was deze (conform het standpunt van de curator) verworpen met toepassing van art. 10:8 lid 1BW.
(r.o. 4.3 van het bestreden vonnis). Ook hiertegen is geen concrete grief aangevoerd, anders dan de (herhaalde) stelling dat genoemde [betrokkene 1] eigenlijk ook feitelijk bestuurder was. Deze stelling is onvoldoende uitgewerkt en onderbouwd. Zo is niet concreet inzichtelijk gemaakt welke betekenis het gestelde, maar niet toegelichte, feitelijk bestuurderschap van [betrokkene 1] had voor dat van [appellant]. Indien al zou komen vast te staan of ervan moet worden uitgegaan dat [betrokkene 1], dan wel het bedrijf ISpire waaraan hij verbonden was, [appellant] desverzocht heeft geadviseerd en/of op verzoek van [appellant] op zoek is gegaan naar een koper en na die te hebben gevonden opdracht tot verkoop aan de notaris heeft gegeven, maakt hem dat niet tot (mede) feitelijk beleidsbepaler, laat staan (mede) bestuurder van MKB.
grieven 1 tot en met 3doet [appellant] kennelijk een beroep op deze disculpatiemogelijkheid. Zo stelt hij dat de aandeelhouder eerst de jaarrekening behoort vast te stellen voordat deze kan worden gedeponeerd. [appellant] gaat er daarbij aan voorbij dat, ook als de aandeelhouder de jaarrekening niet (tijdig) heeft vastgesteld, voor het bestuur een openbaarmakingsplicht geldt, die is geregeld in
art. 2:394 lid 2 BW. Los daarvan heeft [appellant] de betwisting door de curator dat de jaarrekening al wel was opgemaakt en dat de voorlopige cijfers klaar waren onvoldoende gemotiveerd weersproken.
zijn toenmalige adviseur [betrokkene 1] kennelijk
“de inschrijving van de uittreding bij Companies House gemanipuleerd heeft”(memorie van grieven 35) en dat hij na jarenlange samenwerking met [betrokkene 1] erop mocht vertrouwen dat deze en/of ene Burckhardt en/of Euro Secretary Services Ltd het jaarverslag 2014 op correcte wijze zou(den) deponeren en verder dat [betrokkene 1] ook ernstig is tekortgeschoten in het vinden van een koper voor MKB. Uit dit betoog, vol verwijten aan derden, is niet af te leiden dat hijzelf een in redelijkheid van hem te vergen mate van oplettendheid heeft betracht dat de bestuurstaken daadwerkelijk naar behoren (door hem, dan wel door (al dan niet rechtstreeks door hem) ingeschakelde derden) werden vervuld/waargenomen. Zelfs blijkt er niet uit dat de door [appellant] bedoelde derden zich ervan bewust waren of moeten zijn geweest dat [appellant] erop rekende dat zij de bestuurstaken zouden waarnemen, wat op zichzelf genomen [appellant] nog niet zou vrijpleiten. Ook overigens volgt uit wat [appellant] in het kader van deze en andere grieven heeft aangevoerd niet dat hij adequate maatregelen heeft genomen om de gevolgen van de onbehoorlijke taakvervulling af te wenden.
grief 1betoogt [appellant] dat de voorlopige jaarcijfers van MKB
“reeds op tijd door administratiekantoor Servicebureau West [waren] opgesteld”.Volgens [appellant] was er sprake van een onophoudelijke jarenlang durende terreur door de politie, de belastingdienst en de gemeente Rotterdam, waardoor hij gedwongen werd te stoppen met MKB
“zodat hij zich geheel kon gaan richten op de oorzaak en het stoppen van voornoemd terreur”. Verder is naar zijn mening de curator in een aantal opzichten ernstig tekortgeschoten in diens taak. [appellant] vindt dat alle betrokkenen bij bedoelde terreur als getuigen dienen te worden gehoord.
45.In de toelichting op grief 2betoogt [appellant] onder meer het volgende.
“bij de procedure die APK tegen de curator aanspande”.
“FSV applicatie”is een gigantische beerput ontstaan (FSV staat voor fraude signalering voorziening, opm. hof).
“een complot waar naar het standpunt van [appellant] de honden geen brood van lusten”.
”Het beschuldigen van [appellant] van mensenhandel is aan te merken als een politiek speerpunt en een vogel vrije verklaring van [appellant] voor de politie”.
46.In de toelichting op grief 3betoogt [appellant] onder meer het volgende.
2 november 2015 al als bestuurder was afgetreden, waar in ieder geval [betrokkene 1] van op de hoogte was en ten tweede omdat de aandeelhouder eerst de jaarrekening behoort vast te stellen. Dit valt ook af te leiden uit de deponeertermijnen en uitzonderingen van de Kamer van Koophandel.
“de combinatie van tegenvallende resultaten met de omstandigheid van de toenmalige bedrijfsleider van MKB, de heer [betrokkene 2], […] heeft geleid tot het uiteindelijk faillissement”(pleitaantekeningen
mr. Soebhag onder 10). Ook daarbij gaat het echter om een te algemene, onvoldoende onderbouwde stelling. Zo is bijvoorbeeld niet inzichtelijk gemaakt waardoor en in welke mate de resultaten tegenvielen en wat de “
omstandigheid”van genoemde Kreischer concreet inhield. Toegevoegd wordt nog dat ook, en wellicht juist, als de bedrijfsresultaten tegenvallen en de onderneming in zwaar weer beland, van een naar behoren functionerend bestuur mag worden verwacht dat het zelf, als eind-verantwoordelijke, de teugels in handen neemt/houdt en alert is op verdere ontwikkelingen (mede aan de hand van een beschikbare deugdelijke administratie), om tijdig te kunnen bijsturen/ingrijpen. Feiten of omstandigheden die erop wijzen dat hieraan door [appellant] naar behoren invulling is gegeven, zijn gesteld noch gebleken. Wat daarentegen wel blijkt, is dat energie is gestoken in (het doorvoeren van) constructies met andere rechtspersonen/entiteiten (al dan niet gepaard gaande met het elders onderbrengen van bedrijfsactiviteiten en/of activa), terwijl niet is toegelicht/onderbouwd en evenmin gebleken dat die constructies en dat verhangen/verplaatsen ten doel had(den) om, mede in het belang van de schuldeisers, de continuïteit van de bestaande onderneming te waarborgen, dan wel, mocht dat niet mogelijk zijn, de bedrijfsvoering op ordentelijke wijze te beëindigen. Dit getuigt van een onbehoorlijke taakvervulling. In elk geval wordt hiermee het vermoeden van het onbehoorlijk bestuur niet weerlegd. Voor het geval [appellant] ingang wil doen vinden dat hij hier geen invloed op heeft gehad, noch kunnen hebben en dat hem hiervan geen verwijt treft, volgt de betwiste juistheid hiervan niet uit wat hij heeft aangevoerd. Ten overvloede wordt toegevoegd dat [appellant] ook het verwijt van de curator dat een deugdelijke administratie ontbrak onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken en dat hetzelfde geldt voor de betwisting door de curator dat de voorlopige cijfers klaar waren.
48.Grief 4is een veeggrief zonder zelfstandige betekenis.
in conventietegen de curator heeft ingesteld en die strekt tot schadevergoeding omdat – in de kern – de curator machines heeft verkocht die eigendom van APK Keuring waren;
in reconventietegen APK Keuring heeft ingesteld en die ook strekt tot schadevergoeding, ditmaal omdat APK Keuring onrechtmatig tegen MKB en haar gezamenlijke schuldeisers heeft gehandeld door op oneigenlijke en onrechtmatige wijze de onderneming van MKB voort te zetten.
APK Keuring tot schadevergoeding is gebaseerd op de door haar/[appellant] gestelde eigendom van deze machines. Volgens APK Keuring heeft de curator haar eigendomsrecht geschonden door deze machines te verkopen. Op APK Keuring – en thans [appellant] – rusten de stelplicht en de bewijslast van haar eigendomsrecht
(art. 150 Rv). De curator heeft het door [appellant] gestelde eigendomsrecht van
APK Keuring gemotiveerd betwist. Tegenover die betwisting heeft [appellant] zijn stelling dat APK Keuring eigenaar was onvoldoende onderbouwd, reden waarom die stelling moet worden verworpen, met een afwijzing van het gevorderde als gevolg. Het volgende wordt hier nog aan toegevoegd.
grief 5spitst zich toe op de vraag of [holding] bij het nemen van een aandeel in MKB de machines heeft ingebracht in MKB (zie r.o. 21.5 en 21.6). Een bevestigend antwoord volgt niet alleen uit de hierboven geciteerde notariële akte, met daarbij de door [appellant] getekende bijlage, maar ook uit het door [appellant] in eerdere procedures ingenomen standpunt. [appellant] heeft niet uitgelegd waarom dat eerdere ingenomen standpunt, dat dus in lijn was met de notariële akte, niet als juist mag worden beschouwd en zijn huidige standpunt dat wel is.
[holding] de eigendom ervan heeft overgedragen aan MKB Machinery Ltd en niet aan APK Keuring (conclusie van antwoord 4.5 en herhaald in hoger beroep in memorie van antwoord 49). De toelichting van de curator op dit standpunt is de volgende.
MKB Machinery de eigendom van de machines had verworven (conclusie van antwoord 2.22). Dat is verwoord in de dagvaarding van die zaak onder 9 (productie 39 bij conclusie van antwoord), als volgt:
Bierenbroodspot- Erwich van PwC als getuige te doen horen over wat er door
[holding] is ingebracht bij het nemen van een aandeel in MKB, niet ter zake dienend. Het hof zal dan ook niet op dit bewijsaanbod ingaan.
grieven 6 tot en met 9richten zich tegen de overwegingen 4.25 tot en met 4.39 uit het vonnis over de hierboven in punt 50.b genoemde tweede vordering; die van de curator op APK Keuring.
APK Keuring op de curator. In zijn appeldagvaarding noteerde [appellant] (dan ook) dat hij, behalve van het tussen partijen gewezen vonnis, in hoger beroep kwam als cessionaris van de vordering van APK Keuring. Er blijkt niet van het (met instemming van de curator) overnemen van de schuld van APK Keuring. Voor die schuld is [appellant] ook niet aansprakelijk; de vordering van de curator, voor zover toegewezen, kan niet op hem worden verhaald, terwijl de curator niet in incidenteel hoger beroep kan komen van het afgewezen deel ervan. [appellant] standpunt, dat met de cessie van een vordering waarover in conventie is of wordt geprocedeerd, automatisch een reconventionele vordering overgaat op de cessionaris, die daardoor dan behalve schuldeiser tevens schuldenaar wordt, kan niet als juist worden aanvaard. Bij het ontbreken van een andere gestelde of gebleken toereikende grondslag voor dit deel van zijn hoger beroep, is [appellant] daarin daarom niet ontvankelijk. Was dit anders geweest, dan waren de grieven op de door de curator aangevoerde gronden verworpen, maar dit ten overvloede.
- bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 17 februari 2021 in de zaken C/10/546550 /HA ZA 18-266 en C/10/548962 /HA ZA 18-419 (conventie);
- verklaart [appellant] niet ontvankelijk in het hoger beroep tegen het vonnis in de zaak C/10/548962 / HA ZA 18-419 in reconventie;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.756,-- aan griffierecht en € 2.428,-- aan salaris advocaat (tarief II, 2 punten);
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
S.H.M.A. Dumoulin en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2024 in aanwezigheid van de griffier.