ECLI:NL:GHDHA:2024:1571

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
200.320.135/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van stukken op grond van artikel 843a Rv; Ontbreken rechtmatig belang

In deze zaak heeft [appellant] een vordering ingesteld tot afgifte van stukken op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De stukken zijn gerelateerd aan een interne tuchtprocedure bij de Historische Europese Martial Arts Bond Nederland (HEMA-Bond), die is ingesteld naar aanleiding van klachten tegen [appellant]. Deze klachten zijn niet openbaar gemaakt, en [appellant] heeft geen verweer gevoerd in de tuchtprocedure omdat hij niet instemde met geheimhouding. De rechtbank heeft de vordering tot afgifte van stukken afgewezen, omdat het vereiste rechtmatige belang volgens artikel 843a Rv niet aanwezig was. Het hof bevestigt deze beslissing en wijst de vordering af, omdat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden door de tuchtprocedure en de stukken niet nodig heeft voor zijn rechtspositie. Het hof oordeelt dat het belang van de klagers om anoniem te blijven zwaarder weegt dan het belang van [appellant] bij afgifte van de stukken. De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.320.135/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/630787 / HA ZA 21-1117
Arrest van 27 augustus 2024
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. R.M. Berendsen, kantoorhoudend in Amsterdam-Duivendrecht,
tegen

1.Historische Europese Martial Arts Bond Nederland,

gevestigd in Rotterdam,
2.
[geïntimeerde 2],
wonend in [woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde 3],
wonend in [woonplaats] ,
4.
[geïntimeerde 4],
wonend in [woonplaats] ,
5.
[geïntimeerde 5],
wonend in [woonplaats] ,
6.
[geïntimeerde 6],
wonend in [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. G.J.M. Volders kantoorhoudend in ’s-Hertogenbosch.
Het hof zal partijen hierna noemen [appellant] en HEMA-Bond c.s.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak betreft een vordering tot afgifte van stukken op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De stukken zien op een (interne) tuchtprocedure bij HEMA-Bond naar aanleiding van tegen [appellant] ingediende klachten die niet openbaar zijn gemaakt. In die tuchtprocedure heeft [appellant] geen verweer gevoerd omdat hij niet instemde met geheimhouding. Het rapport van de tuchtcommissie is niet openbaar gemaakt. Een door het bestuur van HEMA-Bond naar aanleiding van dat rapport genomen sanctiebesluit tegen [appellant] is niet openbaar gemaakt, niet uitgevoerd en uiteindelijk ingetrokken.
De rechtbank heeft de vordering tot afgifte van stukken afgewezen omdat de gestelde (en volgens artikel 843a Rv) vereiste rechtsbetrekking (te weten een onrechtmatige daad) onvoldoende was komen vast te staan.
1.2
Het hof wijst de vordering af omdat het volgens artikel 843a Rv vereiste rechtmatige belang bij afgifte van de stukken niet aanwezig is. [appellant] hoeft zich tegen de klachten niet (meer) te verdedigen. Dat hij door de tuchtprocedure en de verdere gang van zaken schade heeft geleden, is niet aannemelijk geworden. Voor de onderbouwing van zijn rechtspositie heeft hij de stukken ook niet nodig.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 6 december 2022, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2022;
  • de memorie van grieven van [appellant] , met bijlage;
  • de memorie van antwoord van HEMA-Bond c.s.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
HEMA-Bond is een overkoepelende organisatie voor natuurlijke personen die Historische Europese krijgskunsten beoefenen bij één van de bij HEMA-Bond aangesloten instanties. De gedaagden onder 2 tot en met 5 vormen het bestuur van HEMA-Bond.
3.2
[appellant] was tot 5 mei 2021 met zijn eenmanszaak [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) één van de bij HEMA-Bond aangesloten instanties.
3.3
HEMA-Bond werkt met Statuten, een Huishoudelijk Reglement (hierna: HR) en een Reglement Ongewenst Gedrag (hierna: ROG). Het ROG vermeldt:
“Artikel 1 – begripsbepalingen
8. Onder tuchtcommissie wordt verstaan: de door het bestuur ingestelde commissie die belast is met het onderzoeken, behandelen en beoordelen van klachten inzake ongewenst gedrag binnen de bond en het bestuur hieromtrent adviseert. De tuchtcommissie wordt door het bestuur ingesteld op het moment dat sprake is van een formele klacht die rechtstreeks bij het bestuur is ingediend of via de ingestelde vertrouwenspersonen is ingediend bij het bestuur.
Artikel 2 – algemene bepalingen
3. Een ieder die in het kader van het onderzoek naar aanleiding van een klacht of melding kennis neemt van gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijze kan vermoeden, is verplicht tot geheimhouding daarvan. Deze verplichting geldt niet voor zover enig wettelijk voorschrift bekendmaking verplicht stelt.
Artikel 4 – klachttraject
7. De tuchtcommissie heeft tot taak bij haar ingediende klachten (aan haar voorgelegde klachten) te beoordelen op ontvankelijkheid en op gegrondheid en het bestuur ter zake schriftelijk te adviseren.
13. Het indienen van een klacht geschiedt schriftelijk (brief/e-mail) of mondeling ten overstaan van de vertrouwenspersoon van de bond of een van de leden van het bestuur. In het laatste geval verwoord de vertrouwenspersoon of het bestuurslid de klacht op papier, waarna de klager de vastlegging ondertekent. Het op anonieme basis indienen van klachten is niet mogelijk.
19. Van het horen van een persoon door de tuchtcommissie wordt een verslag opgesteld, waarbij de gehoorde persoon wordt verzocht om het verslag voor akkoord te ondertekenen. Indien die persoon daartoe niet bereid is, wordt daarvan door de tuchtcommissie melding gemaakt in het verslag.
25. De tuchtcommissie wijst ieder die bij een onderzoek in het kader van een klacht over ongewenst gedrag wordt betrokken op de verplichting vertrouwelijkheid in acht te nemen en geheimhouding te betrachten.”
3.4
Op 10 mei 2020 is door HEMA-Bond een tuchtcommissie ingesteld naar aanleiding van zeven klachten over [appellant] die bij de vertrouwenspersoon van HEMA-Bond waren ingediend. De taak van deze commissie was, conform artikel 4 lid 7 ROG, om die klachten te beoordelen op ontvankelijkheid en gegrondheid en om het bondsbestuur van HEMA-Bond ter zake schriftelijk te adviseren.
3.5
Tussen 22 augustus 2020 en 5 mei 2021 heeft de tuchtcommissie haar onderzoek naar de klachten uitgevoerd (hierna: de tuchtprocedure).
3.6
Bij e-mail van 1 november 2020 heeft de tuchtcommissie [appellant] op de hoogte gesteld van de tegen hem ingediende klachten en het verloop van de tuchtprocedure.
3.7
Bij e-mail van 9 maart 2021 heeft de tuchtcommissie [appellant] verzocht om een bij het bericht gevoegde geheimhoudingsverklaring te ondertekenen en aan haar terug te sturen. In de e-mail staat:
“[…] Het bestuur van de H.E.M.A.-bond heeft besloten dat het van belang is voor de veiligheid binnen de bond, en de bereidheid van mogelijke toekomstige klagers (in eventueel andere trajecten) om met hun verhalen naar voren te komen, dat de identiteit van de klagers niet algemeen bekend wordt. Daarom hebben wij aan deze e-mail een geheimhoudingsverklaring gehecht. Door die te ondertekenen verklaart u dat u de identiteit van de klagers geheim zal houden, en de inhoud van de klachten niet mag bespreken met derden, behalve met een tweetal vertrouwenspersonen, die zelf ook een geheimhoudingsverklaring hebben ondertekend.
Wij zouden u willen vragen om de geheimhoudingsverklaring te ondertekenen en aan ons te retourneren. Datzelfde geldt voor de door u aangewezen vertrouwenspersonen. Als we de geheimhoudingsverklaring hebben ontvangen en de hoorzittingen met de klagers zijn afgerond, zullen we wederom met u contact opnemen om een hoorzitting ter wederhoor met u in te plannen. […]”
3.8
In de geheimhoudingsverklaring staat:
“Geheimhoudingsverklaring
Om de vertrouwelijkheid van de tuchtprocedure te garanderen heeft bestuur van de HEMA-Bond (verder: deVereniging) bepaald dat de beklaagde in een tuchtprocedure, voorafgaand aan de hoorzitting ter wederhoor met het onderstaande in dient te stemmen alvorens de beklaagde deelgenoot gemaakt mag worden van de inhoud van de tegen hen ingediende klachten (verder: deKlachten) en de identiteit van de klagers (verder: deKlagers).
[appellant] (verder:Ondergetekende) is als beklaagde betrokken bij een tuchtprocedure bij de H.E.M.A.Bond Nederland Vereniging.
Met het ondertekenen van deze verklaring verklaar ik, [appellant] :
1. dat ik, behoudens het in randnummer 3 bepaalde, geheimhouding in acht neem over de identiteit van de Klagers, en mij zal onthouden van het openbaar maken van de inhoud van de Klachten voor zover het bekend worden van die inhoud zou kunnen leiden tot het bekend worden van de identiteit van de Klagers;
2. dat ik de inhoud van de Klachten (ook voor zover deze niet zou kunnen leiden tot het bekend worden van de identiteit van de Klagers) niet openbaar zal maken door middel van publicatie in of op een publiek toegankelijk medium, daaronder in ieder geval begrepen sociale media;
3. dat ik twee vertrouwenspersonen aan mag wijzen met wie ik de inhoud van de Klachten en de identiteit van de Klagers mag delen, op voorwaarde dat, en nadat, deze personen de als bijlage 1 aangehechte verklaring hebben ondertekend;
4. dat deze geheimhoudingsplicht geldt zowel tijdens als na afloop van de tuchtprocedure van de Vereniging, totdat het bestuur van de Vereniging mij expliciet en schriftelijk van deze geheimhouding ontslaat;
5. dat de Vereniging bij overtreding van deze verklaring mijn lidmaatschap van de Vereniging met onmiddellijke ingang mag beëindigen en mij uit mag sluiten van deelname aan en/of aanwezigheid bij door of in samenwerking met de Vereniging of haar zusterorganisaties in het buitenland georganiseerde evenementen, daaronder in ieder geval begrepen workshops en toernooien; en
6. dat als ik de verplichtingen uit deze verklaring niet volledig nakom, ik de Vereniging een boete verschuldigd ben van € 5.000,-. Deze boete is ineens opeisbaar zonder dat daar een sommatie of ingebrekestelling aan vooraf hoeft te gaan. Als de werkelijke schade hoger is dan de boete dan betaal ik een aanvullende vergoeding tot aan de werkelijk geleden schade. […]”
3.9
De klagers, noch [appellant] hebben de geheimhoudingsverklaring ondertekend.
3.1
[appellant] heeft het lidmaatschap van [bedrijf] als aangesloten instantie bij HEMA-Bond per e-mail van 5 mei 2021 opgezegd. In de e-mail is als reden aangevoerd dat het bestuur en de bond incompetent zijn. Er is niet gerefereerd aan de klachten of de tuchtprocedure.
3.11
HEMA-Bond heeft op 6 mei 2021 de bij [bedrijf] aangesloten sporters per e-mail geïnformeerd over de opzegging. Hetzelfde bericht heeft zij op haar website geplaatst. In dit bericht staat aan het slot:
“[…] Wij wensen de vertrekkende leden een gezonde en veilige sportomgeving toe. Leden die het vertrek bij de HEMA-bond Nederland betreuren en onder andere deelname aan het NHK en verdere evenementen niet willen missen, kunnen zich aansluiten bij een van de aangesloten clubs. Mochten zij zich op enig moment onveilig, onprettig of niet herkend voelen in hun sportomgeving dan zijn zij ook welkom om met onze vertrouwenspersonen contact op te nemen. […]”
3.12
De tuchtcommissie heeft op enig moment de tuchtprocedure beëindigd en haar bevindingen in de “Rapportage tuchtcommissie van 13 augustus 2021” (hierna: de rapportage) opgenomen. In de rapportage concludeert de tuchtcommissie dat vier klachten als ontvankelijk en gegrond worden beoordeeld. In de rapportage staat verder:
“[…] Verloop van de procedure
11. Op 10 mei 2020 werd de Tuchtcommissie ingesteld vanwege 7 Klachten (waarvan er 6 met de Tuchtcommissie zijn gedeeld) die bij de Vertrouwenspersonen binnen zijn gekomen ten aanzien van de Beklaagde. Tussen 22 augustus 2020 en 5 mei 2021 heeft de Tuchtcommissie een onderzoek uitgevoerd naar de Klachten. Daarbij zijn enkele Klagers gehoord. Een groter aantal Klagers heeft aangegeven niet gehoord te willen worden, omdat zij hun identiteit, die in het kader van wederhoor met de Beklaagde gedeeld zou worden, niet wilden prijsgeven. De Beklaagde is niet ingegaan op de uitnodigingen van de Tuchtcommissie. Zodoende heeft ook geen hoorzitting ter wederhoor plaatsgevonden.
12. De Tuchtcommissie heeft gepoogd een balans te vinden tussen de wensen van de Klagers en de belangen van de Beklaagde door voor te stellen om ook bij de Beklaagde geheimhouding te bedingen. Dit voorstel was voor de Klagers geen aanleiding om tot een andere beslissing te komen.
13. Verdere bewijsvergaring werd door de hierboven beschreven situatie voor de Tuchtcommissie onmogelijk.
14. In overleg met het Bestuur en de Vertrouwenspersonen is op 5 mei 2021 besloten om de Klagers via de Vertrouwenspersonen nog éénmaal te benaderen om te peilen of zij voortzetting van de tuchtprocedure wensten. Uit het verslag d.d. 9 juli 2021 dat de Vertrouwenspersonen naar aanleiding van die gesprekken hebben opgemaakt, volgde dat verdere voortzetting van de procedure geen steun had onder de Klagers.
15. Bovendien zijn Beklaagde en de organisatie waaraan hij verbonden is sinds 5 mei 2021 niet langer onderdeel van de Bond. Daarmee valt de beklaagde op grond van Artikel 2, eerste lid, niet langer onder de werkingssfeer van het Regelement, en heeft het Bestuur ook in de praktijk nog slechts een zeer beperkte ruimte voor het nemen van maatregelen omtrent de persoon van de Beklaagde.
16. Op grond van deze omstandigheden is besloten om dit verslag als eindstation van de Tuchtprocedure te behandelen. Er zal dus géén advies van de Tuchtcommissie volgen over een te nemen Besluit. […]”
Bij e-mail van 7 oktober 2021 heeft het bestuur van HEMA-Bond [appellant] geïnformeerd over de stand van zaken van de tuchtprocedure en de rapportage van de tuchtcommissie met hem gedeeld. Voorts heeft het bestuur meegedeeld dat zij besloten heeft sancties aan [appellant] op te leggen (hierna: het sanctiebesluit). Deze sancties worden als volgt omschreven:
“[…]• De heer [appellant] kan geen lid meer zijn of in de toekomst worden, van de Nederlandse H.E.M.A.-Bond .
• De heer [appellant] is niet meer welkom op evenementen of activiteiten die georganiseerd zijn door de bond of op evenementen of activiteiten waar de bond op welke manier dan ook meehelpt met organiseren. Daarnaast geven wij een negatief advies uit aan al onze leden en aangesloten clubs om nog op welke manier dan ook met de heer [appellant] samen te werken. Wanneer een club of lid dit toch wil of doet, is dat op eigen rekening en risico en wil de bond hier niet mee geassocieerd worden.
• Het bestuur geeft een advies aan de [naam federatie] om ons besluit op internationaal niveau over te nemen, en samenwerking op welke manier dan ook met de heer [eiser] te staken.
Dit besluit zal openbaar bekent worden gemaakt, samen met het verslag van de tuchtcommissie. In dit openbare verslag zullen specifieke voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag geredigeerd worden om smaad te voorkomen. […]”
3.13
Bij brief van 12 oktober 2021 heeft de advocaat van [appellant] aan het bestuur laten weten dat het bestuur onrechtmatig jegens [appellant] zou handelen als het de rapportage daadwerkelijk openbaar zou maken. Hij heeft het bestuur aansprakelijk gesteld voor de schade die [appellant] daardoor zou leiden. Voorts heeft hij het bestuur verzocht om binnen acht dagen schriftelijk te bevestigen dat het tot nader order geen uitvoering zal geven aan het voornemen om het besluit en de rapportage openbaar te maken en dat het tot nader order ook niet op andere wijze het besluit zal effectueren. Voorts heeft de advocaat van [appellant] verzocht om toezending binnen twee weken van het klachtdossier met bijbehorende stukken omdat zijn cliënt recht en belang heeft bij meer informatie.
3.14
Bij e-mail van 20 oktober 2021 heeft HEMA-Bond aan de advocaat van [appellant] bevestigd dat de voorgenomen publicatie van de rapportage en effectuering van de voorgenomen besluiten tot nader order zullen worden aangehouden. Daarbij heeft HEMA-Bond voorgesteld om een gesprek met [appellant] te plannen.
3.15
In zijn reactie van 22 oktober 2021 heeft de advocaat van [appellant] aangegeven dat [appellant] open staat voor een gesprek, maar eerst de gevraagde informatie uit de brief van 12 oktober 2021 wil ontvangen.
3.16
Op 7 november 2021 heeft het bestuur van HEMA-Bond laten weten dat de gevraagde informatie onderdeel is van de tuchtprocedure, die is afgerond, en dat [appellant] hier niet aan heeft deelgenomen. De informatie is vertrouwelijk behandeld en wordt daarom niet verstrekt, aldus het bestuur.
3.17
Op 7 februari 2022 hebben HEMA-Bond c.s. via hun advocaat aan [appellant] laten weten dat zij het sanctiebesluit van 7 oktober 2021 hebben ingetrokken.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellant] heeft HEMA-Bond c.s. gedagvaard en gevorderd dat, samengevat:
HEMA-Bond c.s., ieder voor zich, veroordeelt tot afgifte, althans tot het geven van inzage en/of uittreksel aan [appellant] van:
- de schriftelijk vastgelegde klachten;
- de schriftelijke verslagen van alle door de tuchtcommissie gehouden verhoren;
- het schriftelijk verslag van de gesprekken tussen klagers en vertrouwenspersonen van 9 juli 2021;
- het besluit van het bestuur van HEMA-Bond tot het instellen van de tuchtcommissie;
- het besluit van het bestuur van HEMA-Bond tot het bedingen van de geheimhoudingsverklaring als voorwaarde voor het mogen kennisnemen van de inhoud van tegen hem ingediende klachten, althans de authentieke (ondertekende) notulen van de bestuursvergadering waarin dat besluit is genomen;
al het voorgaande op straffe van een dwangsom en met veroordeling van HEMA-Bond in de proceskosten.
4.2
[appellant] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv heeft bij afgifte van de gevorderde stukken, omdat hij die nodig heeft om te kunnen aantonen dat jegens hem onrechtmatig is gehandeld door HEMA-Bond, dan wel klagers en dat hij daardoor schade heeft geleden. Het onrechtmatig handelen van HEMA-Bond is gelegen in de wijze waarop de tuchtprocedure is gevoerd, in de berichtgeving over de opzegging van het lidmaatschap van [bedrijf] , en het niet intrekken van het oordeel van de tuchtcommissie. Het onrechtmatig handelen van klagers bestaat uit het opzettelijk afleggen van valse verklaringen. De vordering richt zich ook tegen de bestuurders omdat zij geacht worden over de betreffende stukken te beschikken.
4.3
HEMA-Bond c.s. hebben verweer gevoerd. In het kort hebben zij gesteld dat [appellant] geen rechtens te respecteren belang meer heeft, dat er geen rechtsbetrekking is uit hoofde waarvan afschriften moeten worden verstrekt en dat gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
4.4
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en [appellant] in de kosten veroordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] het door hem gestelde onrechtmatige handelen onvoldoende heeft onderbouwd zodat niet is voldaan aan het in artikel 843 Rv gestelde vereiste van het bestaan van een rechtsbetrekking tussen partijen.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis.
Hij heeft verschillende grieven tegen het vonnis aangevoerd. [appellant] vordert hetzelfde als bij de rechtbank.
5.2
Kort gezegd zien de bezwaren van [appellant] op het oordeel van de rechtbank dat van onrechtmatig handelen geen sprake was. Daarbij richt hij zich met grief 1 op het bedingen van geheimhouding in de tuchtprocedure, met grief 2 op de klachten van klagers en met grief 3 op het niet herroepen van het oordeel van de tuchtcommissie.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Een beroep op artikel 843a Rv kan alleen slagen als is voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden:
(i) degene die de vordering instelt, moet een rechtmatig belang bij afgifte van de stukken hebben;
(ii) het moet gaan om bepaalde stukken;
(iii) en die stukken moeten betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
Ten slotte is in lid 4 bepaald dat degene die de stukken te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet aan de vordering hoeft te voldoen als daarvoor gewichtige redenen zijn alsmede indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
6.2
Voor wat betreft het rechtmatig belang bij afgifte van de gevorderde stukken heeft [appellant] aangevoerd dat hij zich inhoudelijk wil verdedigen tegen de klachten en tegen de sancties die hem zouden worden opgelegd. Ook heeft hij aangevoerd dat hij rechtsmaatregelen wil nemen wegens smaad of onrechtmatige daad als gevolg van de klachten die volgens hem ongegrond of vals zijn. De gevorderde stukken dienen volgens [appellant] als bewijs van het schadeveroorzakend handelen. HEMA-Bond c.s. hebben het gestelde belang gemotiveerd betwist.
6.3
Vast staat dat de tuchtprocedure is afgerond en dat [appellant] zelf het lidmaatschap van HEMA-Bond heeft opgezegd, voordat de tuchtprocedure was afgerond. Daarmee is een inhoudelijke verdediging tegen de klachten binnen het verband van HEMA-Bond niet meer aan de orde. Vast staat ook dat HEMA-Bond het sanctiebesluit heeft ingetrokken, zodat [appellant] zich ook daar niet (meer) tegen hoeft te verdedigen. Ten slotte staat ook vast dat HEMA-Bond c.s., de tuchtcommissie en de klagers geen ruchtbaarheid hebben gegeven aan de klachten, de rapportage van de tuchtcommissie en het sanctiebesluit. Ook in die zin hoeft [appellant] zich dus niet te verdedigen of anderszins (rechts)maatregelen te nemen.
6.4
Gelet op het voorgaande valt dan ook niet in te zien welk rechtmatig belang [appellant] heeft bij afgifte van de gevorderde stukken als het gaat om het aantonen van het onrechtmatige van de (tucht)procedure die is gevoerd naar aanleiding van de tegen hem ingediende klachten. Indien en voor zover [appellant] wil aantonen dat HEMA-Bond c.s. jegens hem onrechtmatig hebben gehandeld door aan de tuchtprocedure een geheimhoudingsbeding te verbinden, heeft hij de gevorderde stukken daarvoor niet nodig. De handelwijze van de tuchtcommissie staat immers vast. Hetzelfde geldt voor het niet herroepen van het oordeel van de tuchtcommissie. Nog daargelaten het antwoord op de vraag of HEMA-Bond c.s. daartoe bevoegd zijn (het is tenslotte niet hun oordeel,
maar dat van de tuchtcommissie die geacht wordt onafhankelijk te zijn), geldt dat de rapportage van de tuchtcommissie bij [appellant] bekend is, dat die rapportage niet openbaar is gemaakt en dat deze niet is ingetrokken. Het is bovendien [appellant] zelf die in zijn memorie van grieven (randnummer 18) aanvoert dat het onrechtmatige aan de wijze waarop HEMA-Bond de tuchtrechtprocedure heeft gevoerd niet volgt uit de (on)gegrondheid van de klachten waarover dat proces ging. Om het door [appellant] gestelde onrechtmatige van de tuchtrechtprocedure aan te tonen, heeft hij de gevorderde stukken dus niet nodig.
6.5
Indien en voor zover [appellant] met behulp van de verlangde stukken zou willen aantonen dat HEMA-Bond c.s. en/of klagers gelet op de inhoud van de klachten onrechtmatig hebben gehandeld, geldt het volgende. Terecht heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen dat degene die op grond van artikel 843a Rv afgifte van stukken verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, gemotiveerd moet stellen en met eventueel beschikbaar bewijsmateriaal moet onderbouwen dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen. Aan dat vereiste heeft [appellant] niet voldaan. Hij heeft weliswaar aangevoerd dat de tegen hem ingediende klachten vals en ongegrond zijn, maar geen enkel feit ter onderbouwing daarvan aangevoerd. Verder had het in ieder geval op zijn weg gelegen om te stellen en te onderbouwen dat hij schade heeft geleden en dat die schade het gevolg is van de tegen hem ingediende klachten. Daartoe bestaat te meer aanleiding omdat vast staat dat het sanctiebesluit is ingetrokken zonder dat daaraan enig gevolg is gegeven en omdat HEMA-Bond c.s., de tuchtcommissie, noch klagers openbaarheid hebben gegeven aan de tuchtprocedure, de rapportage van de tuchtcommissie en het sanctiebesluit. [appellant] heeft echter op geen enkele wijze toegelicht dat en hoe hij als gevolg van de klachten die volgens hem vals zijn, is aangetast in zijn eer en goede naam en welke (financiële) gevolgen dat verder voor hem of [bedrijf] heeft gehad. Zijn stelling dat veel leden wisten van de klachten en dat die klachten onderwerp waren van een hevig debat, heeft hij uitsluitend onderbouwd door aan te voeren dat één of enkele leden daarover hadden bericht op Facebook. Hij heeft daarbij verwezen naar de notulen van de bestuursvergadering van 11 maart 2020 waarin staat dat wordt opgemerkt dat “een persoon een grote post op Facebook [heeft] gezet”. Uit dat enkele (nauwelijks geconcretiseerde) gegeven kan echter niet worden afgeleid dat [appellant] schade heeft geleden, nog daargelaten dat hij heeft erkend dat in ieder geval HEMA-Bond c.s. bij die berichtgeving niet betrokken zijn geweest. Daarbij komt dat zijn betoog dat algemeen bekend was dat zijn vertrek uit HEMA-Bond verband hield met de tuchtprocedure niet aansluit op zijn opzegging waarin met geen woord over de klachten of de tuchtprocedure is gesproken.
6.6
Het hof is ten slotte van oordeel dat indien en voor zover [appellant] los van het voorgaande, toch enig belang bij afgifte van de gevorderde stukken zou hebben, HEMA-Bond c.s. niet gehouden zijn aan de vordering te voldoen omdat daarvoor gewichtige redenen zijn. Het gaat hier immers om klachten van een delicate aard die uiteindelijk geen enkel vervolg hebben gehad en die niet in de openbaarheid zijn gebracht. Nu niet is gebleken dat [appellant] hierdoor enig nadeel heeft ondervonden, gaat het belang van klagers om anoniem te blijven boven het belang van [appellant] . Zou HEMA-Bond c.s. in de gegeven omstandigheden toch gedwongen zijn om de gevorderde stukken af te geven, dan zou dat afbreuk doen aan het recht van leden die menen dat zij geconfronteerd zijn met ongewenst gedrag, om daarover te klagen.
Conclusie en proceskosten
6.7
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.8
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 783,00
salaris advocaat € 1.214,00 (1 punt × tarief II)
nakosten € 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.175,00
De door HEMA-Bond c.s. verzochte wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing
.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2022;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] begroot op € 2.175,00, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,00.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.I. de Vreese-Rood, J.J. Dijk en R.S. Le Poole en is getekend en in het openbaar uitgesproken door de plv-rolraadsheer mr. J.S. Honée op 27 augustus 2024 in aanwezigheid van de griffier.