Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Historische Europese Martial Arts Bond Nederland,
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerde 4],
[geïntimeerde 5],
[geïntimeerde 6],
1.De zaak in het kort
De rechtbank heeft de vordering tot afgifte van stukken afgewezen omdat de gestelde (en volgens artikel 843a Rv) vereiste rechtsbetrekking (te weten een onrechtmatige daad) onvoldoende was komen vast te staan.
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 6 december 2022, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2022;
- de memorie van grieven van [appellant] , met bijlage;
- de memorie van antwoord van HEMA-Bond c.s.
3.Feitelijke achtergrond
“Artikel 1 – begripsbepalingen
“[…] Het bestuur van de H.E.M.A.-bond heeft besloten dat het van belang is voor de veiligheid binnen de bond, en de bereidheid van mogelijke toekomstige klagers (in eventueel andere trajecten) om met hun verhalen naar voren te komen, dat de identiteit van de klagers niet algemeen bekend wordt. Daarom hebben wij aan deze e-mail een geheimhoudingsverklaring gehecht. Door die te ondertekenen verklaart u dat u de identiteit van de klagers geheim zal houden, en de inhoud van de klachten niet mag bespreken met derden, behalve met een tweetal vertrouwenspersonen, die zelf ook een geheimhoudingsverklaring hebben ondertekend.
“Geheimhoudingsverklaring
“[…] Wij wensen de vertrekkende leden een gezonde en veilige sportomgeving toe. Leden die het vertrek bij de HEMA-bond Nederland betreuren en onder andere deelname aan het NHK en verdere evenementen niet willen missen, kunnen zich aansluiten bij een van de aangesloten clubs. Mochten zij zich op enig moment onveilig, onprettig of niet herkend voelen in hun sportomgeving dan zijn zij ook welkom om met onze vertrouwenspersonen contact op te nemen. […]”
“[…] Verloop van de procedure
4.Procedure bij de rechtbank
HEMA-Bond c.s., ieder voor zich, veroordeelt tot afgifte, althans tot het geven van inzage en/of uittreksel aan [appellant] van:
- de schriftelijk vastgelegde klachten;
- de schriftelijke verslagen van alle door de tuchtcommissie gehouden verhoren;
- het schriftelijk verslag van de gesprekken tussen klagers en vertrouwenspersonen van 9 juli 2021;
- het besluit van het bestuur van HEMA-Bond tot het instellen van de tuchtcommissie;
- het besluit van het bestuur van HEMA-Bond tot het bedingen van de geheimhoudingsverklaring als voorwaarde voor het mogen kennisnemen van de inhoud van tegen hem ingediende klachten, althans de authentieke (ondertekende) notulen van de bestuursvergadering waarin dat besluit is genomen;
al het voorgaande op straffe van een dwangsom en met veroordeling van HEMA-Bond in de proceskosten.
5.Vordering in hoger beroep
Hij heeft verschillende grieven tegen het vonnis aangevoerd. [appellant] vordert hetzelfde als bij de rechtbank.
6.Beoordeling in hoger beroep
(i) degene die de vordering instelt, moet een rechtmatig belang bij afgifte van de stukken hebben;
(ii) het moet gaan om bepaalde stukken;
(iii) en die stukken moeten betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
Ten slotte is in lid 4 bepaald dat degene die de stukken te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet aan de vordering hoeft te voldoen als daarvoor gewichtige redenen zijn alsmede indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
maar dat van de tuchtcommissie die geacht wordt onafhankelijk te zijn), geldt dat de rapportage van de tuchtcommissie bij [appellant] bekend is, dat die rapportage niet openbaar is gemaakt en dat deze niet is ingetrokken. Het is bovendien [appellant] zelf die in zijn memorie van grieven (randnummer 18) aanvoert dat het onrechtmatige aan de wijze waarop HEMA-Bond de tuchtrechtprocedure heeft gevoerd niet volgt uit de (on)gegrondheid van de klachten waarover dat proces ging. Om het door [appellant] gestelde onrechtmatige van de tuchtrechtprocedure aan te tonen, heeft hij de gevorderde stukken dus niet nodig.
.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2022;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] begroot op € 2.175,00, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
- bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,00.