ECLI:NL:GHDHA:2024:1569

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
22-001130-20
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van deelname aan terroristische organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) en het plegen van terroristische misdrijven in de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 november 2015. De verdachte ontkende echter dat zij naar het kalifaat in Syrië of Irak was gereisd en stelde dat zij in die periode met haar partner en dochter naar Turkije was gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk in het door IS gecontroleerde gebied verbleef. De verklaringen van een taxichauffeur en de analyse van haar online activiteiten gaven geen overtuigend bewijs van haar aanwezigheid in het kalifaat. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte, die haar geloofwaardigheid in twijfel trok. Gezien het gebrek aan overtuigend bewijs heeft het hof de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht door te verklaren dat de verdachte niet bewezen is dat zij het tenlastegelegde heeft begaan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001130-20
Parketnummer: 10-960091-16
Datum uitspraak: 11 september 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 maart 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in
P.I. [naam PI] te [plaats PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 januari 2015 tot en met 01 november 2015,in één of meer plaats(en) in Syrië en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland en/of Engeland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een of meer terroristische organisatie(s), te weten Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and al-Sham (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and the Levant (ISIL), althans een aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep, althans (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) en/of heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
en/of
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 januari 2015 tot en met 01 november 2015,in één of meer plaats(en) in Syrië en/of Irak Turkije en/of Nederland en/of Engeland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven):
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het misdrijf,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and al-Sham (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and the Levant (ISIL), althans een aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep, althans (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, eigen gemaakt, en/of
B. een Turks visum voor haar, verdachte, en/of haar mededader(s) gekocht en/of
C. de reis naar Syrië en/of Irak gemaakt teneinde zich te begeven naar het strijdgebied, althans naar door de terroristische organisatie IS(IS/IL) gecontroleerd gebied en/of (gedurende enige tijd) verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië en/of Irak, en/of
D. in Syrië en/of Irak deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de terroristische organisatie IS(IS/IL), althans een aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep, althans een terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat,
in welke gewapende Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een terroristisch oogmerk.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met een proeftijd van 2 jaren, zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Aan de verdachte wordt verweten dat zij in 2015 is uit gereisd naar het zogenoemde kalifaat in Syrië en/of Irak. Zij zou daar deel hebben uitgemaakt van de terroristische organisatie IS en in die periode ook samen met anderen voorbereidings- en bevorderingshandelingen hebben verricht tot het plegen van terroristische misdrijven.
De verdachte heeft altijd ontkend dat zij daar naartoe is gereisd. Zij heeft gesteld dat zij in 2015 met haar toenmalige partner en dochter naar Turkije is gegaan. Op 26 januari 2015 zijn met haar bankrekening ook drie visa betaald voor verblijf in Turkije.
Naar het oordeel van het hof staat niet buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte in de tenlastegelegde periode verbleef in Syrië en/of Irak teneinde zich te vestigen in het door IS gestichte kalifaat. Het hof overweegt daartoe als volgt.
De advocaat-generaal heeft, in navolging van het vonnis waarvan beroep, gewezen op een aantal voor de verdachte belastende omstandigheden.
Te beginnen met een verklaring van een taxichauffeur. In 2017 heeft de verdachte namelijk een gesprek gehad in een taxi met een taxichauffeur, die dit daarna heeft gemeld bij de autoriteiten. In dat gesprek heeft de verdachte onder meer gesproken over haar fascinatie voor IS, over salafisme, over jihadisme en over het kalifaat. Uit dit gesprek, maar ook uit andere stukken in dit dossier, blijkt ontegenzeggelijk dat de verdachte radicaal extremistisch gedachtegoed (van IS) aanhing, althans daarin bijzondere interesse had. Op basis van de verklaringen van de taxichauffeur kan echter niet op betrouwbare wijze worden vastgesteld dat de verdachte in 2015 daadwerkelijk is uit gereisd naar IS-gebied. De taxichauffeur heeft immers op een cruciaal punt wisselend, althans onduidelijk verklaard. Zij heeft namelijk verklaard dat de verdachte naar het kalifaat ‘toe’ wilde. Zij wist alleen niet meer of de verdachte zei dat ze naar het kalifaat toe wilde gaan of dat ze zei dat ze ‘terug’ naar het kalifaat wilde gaan.
Op basis van onderzoek naar de IP-geschiedenis van diverse facebookaccounts die aan de verdachte worden toegeschreven kan naar het oordeel van het hof ook niet worden afgeleid dat de verdachte in de tenlastegelegde periode verbleef in het kalifaat in Syrië en/of Irak, omdat zogenaamde proxy IP’s zijn gebruikt die de werkelijke locatie van de gebruiker (de verdachte) maskeerden.
Wel zijn er diverse facebookberichten die kennelijk door de verdachte zijn geplaatst die betrekking hebben op IS en op het IS-gebied. Ook zijn er uitlatingen van de verdachte aan anderen dat haar toenmalige partner is gesneuveld en dat hij een jihadstrijder was. Ook uit deze berichten en uitlatingen van de verdachte kan het hof, anders dan de advocaat-generaal, niet onomstotelijk afleiden dat de verdachte zelf in de tenlastegelegde periode in IS-gebied aanwezig was. Het hof neemt hierbij ook in ogenschouw dat zeer behoedzaam met uitspraken van de verdachte moet worden omgegaan. Ter terechtzitting in hoger beroep is namelijk gebleken dat er in de levensloop van de verdachte een patroon is van persoonlijkheidsproblematiek, met een neiging tot zoeken naar sensatie en een flexibele omgang met de waarheid. De waarheid wordt door de verdachte geregeld geweld aangedaan, waardoor hetgeen zij vertelt niet zonder meer als feitelijke bron overgenomen kan worden.
Overtuigende en objectieve bewijsmiddelen waaruit de aanwezigheid van de verdachte in Syrië en/of Irak in 2015 kan worden afgeleid ontbreken overigens.
Weliswaar is de verdachte gefascineerd door IS en zijn er ook aanwijzingen dat zij is uit gereisd naar IS-gebied, maar naar het oordeel van het hof is, get op het voorgaande, niet overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overigens zou het naar het oordeel van het hof ook nog de vraag zijn geweest of haar gestelde uitreis (met partner) naar IS-gebied en haar aanwezigheid aldaar de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten oplevert, maar daar komt het hof niet aan toe.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. B. Stapert,
mr. D.M. Thierry en mr. W.S. Korteling,
in bijzijn van de griffiers
mr. T.A. van den Berg en mr. R. de Geus.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 september 2024.