ECLI:NL:GHDHA:2024:1569
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van deelname aan terroristische organisatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) en het plegen van terroristische misdrijven in de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 november 2015. De verdachte ontkende echter dat zij naar het kalifaat in Syrië of Irak was gereisd en stelde dat zij in die periode met haar partner en dochter naar Turkije was gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk in het door IS gecontroleerde gebied verbleef. De verklaringen van een taxichauffeur en de analyse van haar online activiteiten gaven geen overtuigend bewijs van haar aanwezigheid in het kalifaat. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte, die haar geloofwaardigheid in twijfel trok. Gezien het gebrek aan overtuigend bewijs heeft het hof de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht door te verklaren dat de verdachte niet bewezen is dat zij het tenlastegelegde heeft begaan.