ECLI:NL:GHDHA:2024:1565

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
22-003888-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en bedreiging na relatiebreuk, veroordeling voor bedreiging en vernieling met vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, wegens mishandeling, bedreiging en vernieling. In hoger beroep heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de mishandeling en de bedreiging met de dood of zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat de aangever daadwerkelijk was geraakt door de verdachte. Het hof oordeelde dat het zwaaien met een ketting, waaraan sleutels hingen, in de gegeven omstandigheden niet van dien aard was dat de aangever ernstig letsel zou kunnen oplopen. De verdachte is echter wel veroordeeld voor bedreiging en vernieling, waarbij het hof een gevangenisstraf van 4 dagen heeft opgelegd, die reeds was uitgezeten, en een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contact- en locatieverbod met de ex-partner van de verdachte en haar nieuwe partner. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.335,36 aan schadevergoeding voor materiële schade.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003888-23
Parketnummer: 09-236124-23
Datum uitspraak: 12 juni 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 14 december 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats](Suriname) op [geboortedatum] 1981,
BRP-adres: [woonadres] [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Hierbij zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Tevens is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en het beslag.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 september 2023 te Delft [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- tegen zijn rug en/of lichaam te slaan met een ketting(slot) en
- met de vuist in het gezicht te stompen/slaan;
subsidiair indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2023 te Delft [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een ketting(slot) (een) zwaaiende beweging(en) naar die [slachtoffer] te maken;
2.
hij op of omstreeks 16 september 2023 te Delft [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 16 september 2023 te Delftopzettelijk en wederrechtelijk (de voorruit van) een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep, gelet op de wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, zal worden vernietigd en dat de verdachte, conform het vonnis van de rechter in eerste aanleg, ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de rechter in eerste aanleg, niet zullen worden opgelegd. In plaats daarvan vordert de advocaat-generaal een maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en [naam 1], evenals een gebiedsverbod ten aanzien van de Poptahof Zuid te Delft, met dadelijke uitvoerbaarheid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde
Aan de hand van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Aangever was met zijn partner en hun kinderen in een speeltuin voor hun woning. Er waren hier ook nog andere personen, waaronder kinderen, aanwezig. Verdachte fietste voorbij de speeltuin, is gestopt en heeft aangever aangesproken over de omgang met zijn dochter. Op een bepaald moment is onenigheid ontstaan, waarna verdachte en aangever in een worsteling terecht zijn gekomen. Verdachte heeft zwaaiende bewegingen gemaakt met een ketting, die aan zijn sleutelbos bevestigd was. Hierbij zijn door de verdachte bedreigingen geuit jegens de aangever. Ook heeft de verdachte een steen tegen de voorruit van de auto van aangever gegooid.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat van de onder 1 primair tenlastegelegde mishandeling. De verdachte ontkent met klem dat hij de aangever heeft geslagen. Geen van de getuigen heeft gezien dat de aangever daadwerkelijk is geraakt door de verdachte, met de ketting of anderszins. Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde
Gelet op de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden, is het hof tevens van oordeel dat het onder 1 subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het hof is op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat de ten laste gelegde gedraging van de verdachte, te weten het zwaaien met een ketting waaraan sleutels hingen, in de gegeven omstandigheden niet van dien aard is dat de aangever, indien hij geraakt zou worden, hierdoor het leven zou laten dan wel dat hem zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Hierbij speelt tevens een rol dat uit het verhandelde ter terechtzitting kan worden opgemaakt dat de zwaaiende beweging naar de rug van aangever werd gemaakt, maar niet dat dit ook gebeurd is in de richting van kwetsbare lichaamsdelen zoals het hoofd.
Het hof kan dan ook niet vaststellen dat door het maken van de zwaaiende beweging met de ketting de verdachte de aangever heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op
of omstreeks16 september 2023 te Delft [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;3.
hij op
of omstreeks16 september 2023 te
Delft opzettelijken wederrechtelijk
(de voorruit van
)een auto
, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aanvan[slachtoffer]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging en vernieling. Door aldus te handelen heeft de verdachte het slachtoffer gevoelens van angst bezorgd, schade berokkend en getoond geen respect te hebben voor de bezittingen van anderen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte de afgelopen 5 jaren niet onherroepelijk is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het hof ziet aanleiding om de door de advocaat-generaal gevorderde artikel 38v-maatregel, in de vorm van een contact- en gebiedsverbod, op te leggen, gelet op de aanhoudende spanningen tussen de verdachte, het slachtoffer en de partner van het slachtoffer (de ex van de verdachte). Uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat een structurele oplossing om deze spanningen weg te nemen, vooralsnog is uitgebleven. Gelet hierop overweegt het hof dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaald persoon of bepaalde personen. Het hof zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van de artikel 38v-maatregel, te weten het contact- en gebiedsverbod, bevelen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur - gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest -een passende en geboden reactie vormt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 2.335,36, te vermeerderen met wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 2.335,36, te vermeerderen met wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering ten aanzien van de materiële schade zal worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze tot een bedrag van € 750,- zal worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 1.335,36 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op de vrijspraak ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, voor zover deze ziet op immateriële schade voor dit feit. Ook ten aanzien van de overige immateriële schade dient de vordering tot vergoeding van de geleden schade naar het oordeel van het hof niet-ontvankelijk te worden verklaard. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.335,36 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Beslag
Gelet op de vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde zal het hof de teruggave van de inbeslaggenomen ketting gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 1 jaar zich niet zal bevinden in de Poptahof Zuid te Delft en voor de duur van 1 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2} 1992 te Rotterdam en [naam 1], geboren op [geboortedatum 3] 1995.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.335,36 (duizend driehonderdvijfendertig euro en zesendertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.335,36 (duizend driehonderdvijfendertig euro en zesendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 23 (drieëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 16 september 2023.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Bouwmateriaal (een ketting).
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. R. van der Hoeven, in bijzijn van de griffier mr. E.C. Sjardin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 juni 2024.
Mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst is buiten staat om dit arrest mede te ondertekenen.