ECLI:NL:GHDHA:2024:1534
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2020 met betrekking tot AOW- en pensioenuitkeringen als belastbaar inkomen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2020 werd bevestigd. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.334, waarbij ook belastingrente in rekening werd gebracht. Belanghebbende had eerder een aangifte ingediend met een inkomen van nihil, maar de inspecteur stelde vast dat belanghebbende uitkeringen had ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank en Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, die niet waren aangegeven. De Rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2024 werd de zaak gezamenlijk behandeld met een andere zaak van belanghebbende. Het Gerechtshof oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat de uitkeringen tot het belastbare inkomen moesten worden gerekend. Belanghebbende had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. Het Gerechtshof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 augustus 2024.