ECLI:NL:GHDHA:2024:1532
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de waardering van een onroerende zaak en de toekenning van waarde aan een schuur
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 7 december 2023. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, een tussenwoning met een schuur, die door de Heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk op 1 januari 2022 is vastgesteld op € 465.000. Belanghebbende, de eigenaar van de onroerende zaak, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardering en de daaropvolgende aanslag in de onroerendezaakbelastingen. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2024 is belanghebbende verschenen, terwijl de Heffingsambtenaar niet aanwezig was. Belanghebbende heeft betoogd dat de waarde van de schuur, die circa 50 jaar oud is en in slechte staat verkeert, te hoog is vastgesteld. De Heffingsambtenaar heeft aangevoerd dat de waarde van de schuur niet van invloed is op de uiteindelijke waarde van de onroerende zaak. Het Gerechtshof heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar niet heeft aangetoond dat de vastgestelde waarde van de onroerende zaak niet te hoog is. De waarde is in goede justitie vastgesteld op € 456.000, wat leidt tot gegrondverklaring van het hoger beroep.
De uitspraak van de Rechtbank is vernietigd, evenals de uitspraak op bezwaar. De Heffingsambtenaar is veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten en reiskosten van belanghebbende. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.