Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
mr. [curator 1] in hoedanigheid van curator in het faillissement van Koningsgracht l B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 12 juli 2021 waarmee Rabobank in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 mei 2021;
- de memorie van grieven van Rabobank;
- de memorie van antwoord van Peters c.s., met bijlagen;
3.Feiten
handelscrediteurenpositie in een door haar gefinancierde Projectvennootschap. (…)
Standstilltussen Financiers ten aanzien van Newco-structuur (de nieuw op te richten vennootschappen,
hof) en Rovobel van minimaal 3 jaar zodat Newco structuur in rust kan afwikkelen.”
- Op 25 maart 2014 is de Stichting Administratiekantoor Avarua Holdings (hierna: de Stichting) opgericht door Rovobel B.V., een vennootschap van [X].
- De Stichting heeft diezelfde dag Avarua Holdings B.V. (hierna: Avarua Holdings) opgericht.
- Avarua Holdings heeft op 26 maart 2014 Nieuwe Burght Holding B.V. (hierna: Nieuwe Burght Holding) opgericht, met benoeming van een voormalig functionaris van Rabobank tot indirect bestuurder.
- Nieuwe Burght Holding heeft diezelfde dag Nieuwe Burght 1 B.V., Nieuwe Burght 2 B.V. en Nieuwe Burght 3 B.V. opgericht (hierna: Nieuwe Burght 1, 2 respectievelijk 3 en gezamenlijk de Nieuwe Burght-vennootschappen), waarbij Nieuwe Burght Holding tot statutair bestuurder is benoemd.
- Op 26 mei 2014 verkoopt en levert Koningsgracht aan Nieuwe Burght 2 het kantoorgebouw te Haarlem, dat belast is met hypothecaire inschrijvingen en beslagen. De koopprijs bedraagt € 5.780.000,-.
- Op 26 mei 2014 verkoopt en levert Westpoort aan Nieuwe Burght 3 het voortdurend recht van erfpacht van het winkelcomplex te Amsterdam, dat belast is met hypothecaire inschrijvingen en beslagen. De koopprijs bedraagt € 14.060.000,-.
- Op 30 juni 2014 verkoopt en levert Fortress aan Nieuwe Burght 1 het bedrijvencomplex te Waalwijk, dat belast is met hypothecaire inschrijvingen. De koopprijs bedraagt € 1.670.000,-.
- de doorverkoopprijs voor het onroerend goed in Haarlem bedroeg € 6.150.000,-;
- de doorverkoopprijs voor het onroerend goed in Amsterdam bedroeg € 15.010.000,-;
- de doorverkoopprijs voor het onroerend goed in Waalwijk bedroeg € 1.050.000,-.
4.Procedure bij de rechtbank
- in het faillissement van Koningsgracht:dat Rabobank wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.480.557,- aan [curator 1] (zijnde € 1.349.351,- aan door Rabobank vanaf de faillissementsdatum geïncasseerde huurpenningen plus € 131.206,- aan vorderingen ter zake van de openbaarmaking van het pandrecht), alsmede de wettelijke rente over de huurpenningen en over het bedrag waarmee de totale schuldenlast na het faillissement is toegenomen;
- in het faillissement van Westpoort:dat Rabobank wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.559.331,- aan [curator 2] (zijnde € 2.319.217,- aan door Rabobank vanaf de faillissementsdatum geïncasseerde huurpenningen plus € 240.114,- aan vorderingen ter zake van de openbaarmaking van het pandrecht), alsmede de wettelijke rente over de huurpenningen en over het bedrag waarmee de totale schuldenlast na het faillissement is toegenomen;
- in het faillissement van Fortress:dat Rabobank wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 447.423,- aan [curator 2] (zijnde € 285.022,- aan door Rabobank vanaf de faillissementsdatum geïncasseerde huurpenningen plus € 162.401,- aan vorderingen ter zake van de openbaarmaking van het pandrecht), alsmede de wettelijke rente over de huurpenningen en over het bedrag waarmee de totale schuldenlast na het faillissement is toegenomen;
- in alle bovengenoemde faillissementen:dat Rabobank wordt veroordeeld in de kosten van het geding, de buitengerechtelijke (incasso)kosten daaronder begrepen.
5.Beoordeling in hoger beroep
WUH/Emmerig q.q.)heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de op de dag van de faillietverklaring nog niet verschenen huurtermijnen toekomstige vorderingen zijn en dus niet reeds bestaande vorderingen. De na de datum van het faillissement verschijnende huurtermijnen vallen dan ook, ondanks de verpanding bij voorbaat, in de boedel. Anders dan Rabobank aanvoert, heeft dit arrest onder het huidige recht zijn werking niet verloren.
Heads of Termsafspraken gemaakt over de overdracht van het onroerend goed aan nieuw op te richten vennootschappen (de Nieuwe Burght-vennootschappen), waarna een
standstillzou gelden zodat het onroerend goed in rust kon worden afgewikkeld (verkocht). De alsdan te realiseren verkoopopbrengst – die naar verwachting hoger zou liggen dan wanneer het onroerend goed vanuit een faillissementssituatie zou worden verkocht – zou ten goede komen aan Rabobank en in mindering worden gebracht op de schuld van de Fortress-vennootschappen aan Rabobank. De verwachting van een hogere verkoopopbrengst is ook uitgekomen.
ING/Gunning), waar sprake was van een verrekening die per definitie (want in strijd met art. 54 Fw) niet toegestaan was, en een vergelijking met de situatie waarin de zekerheidsrechten zouden zijn uitgewonnen niet relevant was voor de beoordeling van de rechtmatigheid. Het gaat hier om op zichzelf toelaatbare transacties waaraan Rabobank heeft meegewerkt. Die medewerking kan onder omstandigheden onrechtmatig zijn, namelijk in geval van – kort gezegd – benadeling van de schuldeisers. Om dit te beoordelen moet worden onderzocht wat de hypothetische situatie was geweest wanneer de transacties niet hadden plaatsgevonden. Van belang is nog om te vermelden dat op [curator 1] c.s. de stelplicht en bewijslast rust dat benadeling heeft plaatsgevonden.
Heads of Termsdoor de financiers aan het Fortress-concern geboden voorzieningen een ‘zachte landing’ van de Fortress-vennootschappen veel minder waarschijnlijk was. Voor Rabobank zouden er geen prikkels zijn geweest om de uitwinning uit te stellen. Integendeel, bij een faillissement zou Rabobank afhankelijk zijn geweest van de bereidheid van een curator om mee te werken aan opbrengstmaximalisatie tegen een daarvoor te betalen (redelijke) vergoeding. Rabobank wijst in dit verband op de stukgelopen onderhandelingen tijdens de stille bewindvoering van [curator 1] c.s. De toen gestelde voorwaarden van de bewindvoerders voor ‘compartimentering’ (neerkomend op een boedelbijdrage van 3 maanden huur (circa € 740.000,-) en doorverkoop van het onroerend goed binnen een termijn van een jaar), waren voor Rabobank onaanvaardbaar. Deze omstandigheden maken het onaannemelijk dat Rabobank in de hypothetische situatie zou hebben gewacht met de verkoop van het onroerend goed, aldus Rabobank.
6.Beslissing
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 mei 2021;
- wijst de vorderingen van [curator 1] c.s. af;
- veroordeelt [curator 1] c.s. in de kosten van de procedure in eerste aanleg, aan de zijde van Rabobank.begroot op € 14.027,50;
- veroordeelt [curator 1] c.s. in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Rabobank begroot op € 24.537,52,-;
- bepaalt dat als [curator 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [curator 1] c.s. de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.