ECLI:NL:GHDHA:2024:1486
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de kenbaarheid van het parkeerregime
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan belanghebbende is opgelegd door de gemeente Den Haag. De naheffingsaanslag, die op 8 mei 2022 werd opgelegd, bedroeg in totaal € 68,50, bestaande uit € 2 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten. De Heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag heeft het bezwaar van belanghebbende tegen deze aanslag afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Den Haag.
De kern van het geschil is of de verplichting om parkeerbelasting te betalen op de betreffende locatie voldoende kenbaar was voor de parkeerder. De Rechtbank heeft overwogen dat de verplichting om parkeerbelasting te betalen duidelijk moet zijn, maar dat de parkeerder ook een onderzoeksplicht heeft om zich op de hoogte te stellen van de verschuldigdheid van parkeerbelasting. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Heffingsambtenaar toegelicht dat er voldoende borden en parkeerautomaten aanwezig waren om de verschuldigdheid van parkeerbelasting aan te geven.
Het Gerechtshof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse voldoende kenbaar was. Het Hof heeft daarbij benadrukt dat belanghebbende, door niet verder te kijken dan waar hij zijn auto had geparkeerd, zijn onderzoeksplicht niet is nagekomen. De conclusie van het Hof is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.