Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 3 februari 2023, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank [woonplaats] van 9 november 2022 (hierna: het bestreden vonnis);
- het anticipatie-exploot van Rabobank van 15 februari 2023;
- de memorie van grieven van [appellant], met bijlagen;
- de memorie van antwoord van Rabobank, met bijlagen;
- de bijlagen 14 tot en met 20 die [appellant] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Er is geen rechtsverwerking of verjaring opgetreden
niet (konden) kloppen” en “
niet juist zijn”.
De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op borgtochten die zijn aangegaan door een natuurlijk persoon die noch handelde in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, noch ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, waarvan hij bestuurder is en alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid der aandelen heeft.” Ten tijde van de eerste borgstelling op 3 oktober 2014 was [appellant] bestuurder van Red Dragon. Ten tijde van de tweede borgstelling op 16 oktober 2015 was [appellant] geen bestuurder meer maar handelde hij nog wel ten behoeve van de uitoefening van het bedrijf van Red Dragon als feitelijk beleidsbepaler of fungeerde hij in ieder geval als contactpersoon van Red Dragon voor Rabobank en derde partijen. [appellant] kan naar het oordeel van het hof om die reden niet worden aangemerkt als particuliere borg. Hieruit volgt dat [appellant] zich er niet op kan beroepen dat Rabobank de financiering van Red Dragon ten onrechte heeft opgezegd, nog daargelaten dat Rabobank onweersproken heeft gesteld dat Red Dragon niet heeft geprotesteerd tegen de opzegging en dat de curator in het faillissement van Red Dragon dat evenmin heeft gedaan, hetgeen impliceert dat de opzegging rechtmatig heeft plaatsgevonden. Verder volgt hieruit dat [appellant] als borg kon worden aangesproken zonder dat mededeling van de ingebrekestelling van Red Dragon vereist was. Daarom kan in het midden blijven of [appellant] de brief van Rabobank van 7 september 2016 heeft ontvangen. Het hof is ten slotte van oordeel dat het inroepen van de borgtochtaktes niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW omdat [appellant] bij zijn beroep op die bepaling van andere feiten en omstandigheden uitgaat dan het hof hiervoor in dit arrest als vaststaand heeft aangenomen. Grief V slaagt daarom niet.
7.Beslissing
in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [appellant] tot betaling aan Rabobank van een bedrag van € 1.245.634,79 met de wettelijke rente hierover met ingang van 28 november 2018 tot de dag van volledige betaling, en met dien verstande dat, indien en voor zover [betrokkene 1] betaalt, [appellant] zal zijn bevrijd;
- bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Rabobank tot op vandaag begroot op € 18.301,-;
- bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.