Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
de Politie,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding (in turbo spoedappel) inclusief grieven van 9 juli 2024 met bijlagen, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 3 juli 2024;
- de memorie van antwoord van de Politie, met bijlagen;
- de bijlage (nr. 18, bestaande uit jurisprudentie en literatuur met arceringen) die [appellante] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
“Gelet op al het voorgaande berichten wij u hierbij dan ook dat Politie de Overeenkomst met [appellante] voor Perceel 3 ontbindt.Door de wijze waarop [appellante] de Opdracht heeft uitgevoerd en het telkenmale, ook na ingebrekestelling, niet voldoen aan haar contractuele verplichtingen, is ons vertrouwen in [appellante] voor Perceel 3 beschadigd en is een goede samenwerking voor Perceel 3 niet meer mogelijk. Om die reden zeggen wij - voor het geval dat de ontbinding op grond van de wet (6:265 BW) / artikel 22.1Arvodi-2018 danwel artikel 9 van de Overeenkomst geen stand zou houden - in ieder geval per direct de Overeenkomst op. Zowel de wet (7:408 lid 1 BW) als de Arvodi-2018 (artikel 22.6) bieden die mogelijkheid.Wij zullen op korte termijn een afspraak met u maken om tot een zorgvuldige beëindiging van de Overeenkomst te komen. We hopen daarmee ook gezamenlijk de aandacht te kunnen verleggen naar de andere twee overeenkomsten glas- en gevelreiniging (Perceel 1 en 2), waarbij [appellante] tot op heden ook tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen met betrekking tot de locatieboeken, het klachtenproces en de RI&E’s. (…)”
een selectiefaseen
een inschrijvingsfase. In de selectiefase kunnen gegadigden een verzoek tot deelname indienen, waarna de geschikt bevonden gegadigden (tot een maximum van zes) worden uitgenodigd voor de inschrijvingsfase. In de selectiefase worden de verzoeken tot deelname onder meer getoetst aan de facultatieve uitsluitingsgronden bedoeld in artikel 2.87 lid 1 aanhef en onder g. (Prestaties uit het verleden) en h. (Valse verklaring) Aw 2012.
“Bij de Uitsluitingsgronden toetst de Politie of er redenen zijn om u al dan niet door te laten in de verdere aanbestedingsprocedure. Als er Uitsluitingsgronden van toepassing zijn, wordt u uitgesloten van verdere deelname aan deze aanbestedingsprocedure, tenzij naar het oordeel van de Politie sprake is van Self-cleaning maatregelen die een uitsluiting niet rechtvaardigen. (…)Met een UEA (formulier A) geeft u aan of er Uitsluitingsgronden van toepassing zijn, dan wel of u aan de Geschiktheidseisen voldoet. Door het indienen van het rechtsgeldig ondertekend UEA verklaart u:I. Dat de gestelde Uitsluitingsgronden, zoals bedoeld in art 2.86 en 2.87 van de Aanbestedingswet 2012, niet op u en betrokken onderneming(en) van toepassing zijn;(...)5. Dat alle bijlagen, verklaringen en Bewijsstukken juist en naar waarheid zijn ingevuld, dan wel worden ingevuld."
de Begrippenlijstis, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Uitsluitingsgronden: de gronden genoemd in de artikelen 2.86 en 2.87 (voor zover van toepassing verklaard) van de Aanbestedingswet 2012, op basis waarvan de Politie Gegadigden respectievelijk Inschrijvers moet uitsluiten van deelname aan deze aanbestedingsprocedure. Voorbeelden hiervan zijn de Ernstige beroepsfout, Betrokken bij de voorbereiding, Prestaties uit het verleden.Prestaties uit het verleden:
Een Uitsluitingsgrond die van toepassing is als een Inschrijver blijk heeft gegeven van aanzienlijke of voortdurende tekortkomingen bij de uitvoering van een wezenlijk voorschrift bij de uitvoering van een eerdere opdracht bij de Politie, waar daarbij deze tekortkoming heeft geleid tot vroegtijdige beëindiging van die eerdere opdracht, schadevergoeding of andere vergelijkbare sanctiesSelf-cleaning:
Inschrijver dient in Deel III van het UEA aan te geven of een Uitsluitingsgrond van toepassing is op Inschrijver of niet. In het geval dat een Uitsluitingsgrond van toepassing is op Inschrijver, dan dient Inschrijver in Deel III van het UEA tevens te vermelden welke maatregelen daartegen zijn genomen. (...)”
“Deel III C Gronden met betrekking tot insolventie, belangenconflicten of beroepsfouten18
(…)Er zij op gewezen dat in het kader van deze aanbesteding sommige van de volgende uitsluitingsgronden preciezer omschreven kunnen zijn in de nationale wetgeving, de betreffende aankondiging of de aanbestedingsstukken. (…)(…)18 Zie artikel 57, lid 4, van Richtlijn 2014/24/EU.(…)Prestaties uit het verledenIs het de ondernemer overkomen dat een eerdere overheidsopdracht, een eerdere opdracht van een aanbestedende entiteit of een eerdere concessieovereenkomst heeft geleid tot vroegtijdige beëindiging van die eerdere opdracht, tot schadevergoeding of tot andere vergelijkbare sancties? O Ja O NeeValse verklaringKan de ondernemer bevestigen dat:a) hij zich niet in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de informatie die nodig is om te controleren of er geen gronden voor uitsluiting zijn dan wel of aan de selectiecriteria wordt voldaanb) (…)c) (…) O Ja O Nee”
Bij het aankruisen van het antwoord “Nee” bij de vraag naar de Prestaties uit het verleden stelde het UAE-formulier geen vervolgvraag. Bij het aankruisen van het antwoord “Ja” verschenen de volgende vervolgvragen:
“
Omschrijf dit nader > Max 1500 tekens[Invulveld, hof]
Heeft de ondernemer zelfreinigende maatregelen genomen?O Ja O NeeBeschrijf de genomen maatregelen > Max 1500 tekens[Invulveld, hof].”
“(…)Uit deze brief d.d. 2 november 2023 blijkt dat [appellante] blijk heeft gegeven van voortdurende tekortkomingen bij de uitvoering van wezenlijke voorschriften van een eerdere overheidsopdracht en deze tekortkomingen hebben geleid tot vroegtijdige beëindiging van de opdracht. Een deel van de overeenkomst werd geheel niet uitgevoerd (bepaalde locaties zijn nooit schoongemaakt of met minder medewerkers dan afgesproken) en andere tekortkomingen leidden tot onveilige situaties, zowel voor de eigen medewerkers van [appellante] als voor de Politie. (…)”. Daarnaast heeft de Politie in haar brief van 29 april 2024 meegedeeld dat het verzwijgen van die beëindiging het zich in ernstige mate schuldig maken aan een valse verklaring oplevert waardoor de Politie [appellante] ten onrechte had kunnen selecteren voor de inschrijvingsfase, en dat zij dat [appellante] zwaar aanrekent. In de brief heeft de Politie [appellante] in de gelegenheid gesteld om ondanks de geconstateerde uitsluitingsgronden haar betrouwbaarheid aan te tonen en aangekondigd dat zij nadien zal bepalen of zij het door [appellante] aangeleverde bewijs van betrouwbaarheid toereikend acht om haar niet uit te hoeven sluiten.
4.Procedure bij de voorzieningenrechter
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Inleiding
Mecavan het HvJ EU, waaruit volgt dat het doel van de facultatieve uitsluitingsgronden van artikel 57 van Aanbestedingsrichtlijn 2014/24/EU, zoals omgezet in artikel 2.87 Aw 2012, is om de aanbestedende dienst in staat te stellen de integriteit en betrouwbaarheid van elk van de inschrijvers te beoordelen [1] . Wanneer deze beslissing aan de voorzieningenrechter wordt voorgelegd, toetst deze vervolgens of de aanbestedende dienst deze uitsluitingsbeslissing in redelijkheid heeft kunnen nemen. De voorzieningenrechter toetst dus marginaal. Het hof verwerpt het andersluidende betoog van [appellante] in grief II (inhoudende dat de rechter ‘vol’ toetst).
tekortkoming, baat deze redenering [appellante] niet. Niet alleen bieden wet noch aanbestedingsstukken enige basis voor deze uitleg, maar bovendien heeft [appellante] bij haar antwoord op de vraag naar de Prestaties uit het verleden (hoewel daartoe de gelegenheid was, hetgeen [appellante] ook erkent, zij het dat zij – naar het oordeel van het hof onterecht – vindt dat de omstandigheden daartoe geen aanleiding gaven) geen gebruik gemaakt van de bij het antwoord “ja” geboden mogelijkheid om toe te lichten waarom de betrokken uitsluitingsgrond ondanks een tekortkoming toch niet van toepassing was.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 3 juli 2024;
- wijst af het in hoger beroep door [appellante] meer of anders gevorderde;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de Politie begroot op € 3.404,- vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellante] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
- bepaalt dat als [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellante] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellante] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.