ECLI:NL:GHDHA:2024:1432

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
200.332.368
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Europees civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging pakketreisovereenkomst door wijziging hotelaccommodatie en informatieplichten

In deze zaak gaat het om de beëindiging van een pakketreisovereenkomst tussen Prijsvrij.nl B.V. en een reiziger, hier aangeduid als [verweerder]. De reiziger had een pakketreis geboekt naar Spanje, maar de reisorganisator, Prijsvrij, wijzigde de hotelaccommodatie vanwege sluiting door COVID-19. De centrale vraag was of de reiziger recht had op beëindiging van de overeenkomst zonder betaling van een beëindigingsvergoeding. Het hof oordeelde dat Prijsvrij niet voldeed aan haar informatieverplichtingen en dat de reiziger het recht had om de overeenkomst kosteloos te beëindigen. Het hof bevestigde de eerdere vonnissen van de kantonrechter, die de vordering van Prijsvrij tot betaling van annuleringskosten had afgewezen. Het hof concludeerde dat de overeenkomst per 22 juli 2021 als beëindigd moest worden beschouwd, omdat Prijsvrij de reiziger niet correct had geïnformeerd over zijn rechten bij de wijziging van de accommodatie. De vorderingen van Prijsvrij werden afgewezen, en het hof veroordeelde Prijsvrij in de proceskosten van het hoger beroep, maar stelde deze op nihil omdat de verweerder niet was verschenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.332.368
Zaaknummer rechtbank : 10225342 / CV EXPL 22-3672
Arrest van 13 augustus 2024
in de zaak van
Prijsvrij.nl B.V.,
gevestigd in ’s-Hertogenbosch,
appellante,
advocaat: mr. M.J.F. van Os, kantoorhoudend in ’s-Hertogenbosch,
tegen
[verweerder],
wonend in [woonplaats],
verweerder,
niet verschenen.
Het hof zal partijen hierna Prijsvrij en [verweerder] noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
In deze zaak gaat het in de kern om de beantwoording van de vraag of de reisorganisator Prijsvrij heeft voldaan aan haar wettelijke (informatie)verplichtingen tegenover de reiziger ([verweerder]). Daarbij staat centraal of [verweerder] recht heeft op beëindiging van de pakketreisovereenkomst zonder betaling van een beëindigingsvergoeding nadat Prijsvrij zich genoodzaakt zag de overeengekomen hotelaccommodatie te wijzigen. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend. Dit betekent dat [verweerder] geen annuleringskosten hoeft te betalen en dat de vorderingen van Prijsvrij worden afgewezen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot dat oordeel komt.

2.Het procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 7 september 2023 waarmee Prijsvrij in hoger beroep is gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda, van 23 maart en 8 juni 2023, met grieven en bijlagen;
  • de rolbeslissing van 19 september 2023 waarbij verstek is verleend aan [verweerder].

3.De feitelijke achtergrond

3.1
Op 17 juni 2021 heeft [verweerder] via de website van Prijsvrij een overeenkomst gesloten met reisorganisator Sunmix voor vier personen naar Spanje, met vertrek op 14 augustus 2021 en terugkomst op 19 augustus 2021. Als hotelaccommodatie werd geboekt: H Top Summer Sun in Santa Susanna (Costa Brava). De totale prijs van de pakketprijs bedroeg € 1.524,84, waarvan [verweerder] tijdens het boekingsproces € 0,01 heeft betaald (hierna: de overeenkomst).
3.2
Op de overeenkomst zijn de navolgende voorwaarden van toepassing verklaard:
- Algemene voorwaarden Prijsvrij vakanties;
- ANVR Boekingsvoorwaarden;
- Garantieregeling van de Stichting Reisgelden (SGR);
- Sunmix reis- en boekingsvoorwaarden;
- Standaardformulier pakketreizen.
3.3
Op 21 juli 2021 om 10.58 uur bericht Prijsvrij [verweerder] per e-mail dat de door hem geboekte accommodatie heeft besloten eerder te gaan sluiten vanwege de maatregelen rondom COVID-19. Prijsvrij biedt daarom een andere accommodatie aan. Daarnaast bericht zij:
“Hoe nu verder?Graag hoor ik uiterlijk 22-07-2021 vóór 15:00u. of u akkoord gaat met het aangeboden alternatief. U kunt dit aan geven in een reactie op deze email.Mocht u niet tevreden zijn met het gegeven alternatief zal het in de meeste gevallen niet mogelijk zijn om een ander alternatief aan te bieden. Uiteraard doen wij en de reisorganisatie hun uiterste best om het best mogelijke alternatief aan u aan te bieden. Mocht u toch net iets anders wensen, kijken we graag de mogelijkheden voor u na. Door de huidige situatie zijn veel accommodaties gesloten en de accommodaties die geopend zijn zitten daardoor uiteraard sneller vol. Daarom is het niet altijd mogelijk om iets anders aan te bieden. Wij vragen hiervoor uw begrip.
Namens Prijsvrij Vakanties bied ik u onze welgemeende excuses aan, mocht deze wijziging voor eventueel ongemak zorgen. Heeft u nog vragen, aarzel dan niet om contact op te nemen.”
3.4
[verweerder] reageert hier niet binnen de aangegeven termijn op, ook niet na een mail van 4 en 6 augustus 2021, waarin Prijsvrij [verweerder] opnieuw vraagt of hij akkoord gaat met de voorgestelde hotelwijziging.
3.5
Op 10 augustus reageert [verweerder] per e-mail om 16.11 uur met het volgende bericht:
“Wij proberen al een paar dagen te bellen, maar de wachttijd is zolang bij jullie. Maar wij belde omdat wij niet durfde naar de buitenland te gaan. Maar wij willen als het mogelijk iets anders of de annulering kosten betalen.”
3.6
Prijsvrij reageert daarop om 17.20 uur met het volgende e-mailbericht:
“Helaas is het zo kort voor vertrek niet mogelijk o te boeken of kosteloos te annuleren. Je betaald momenteel dan 100% annuleringskosten. Wij hebben u een mail verstuurd op 21 juli, dit is inmiddels bijna 3 weken geleden. Als u op deze mail had gereageerd hadden we kunnen kijken naar de mogelijkheden. Ik heb u vandaag meerdere keren gebeld maar kreeg helaas geen gehoor, wij vernemen graag voor 17:30 of u akkoord gaat met de hotelwijziging. Vandaag moeten we dit namelijk definitief maken.”
3.7
[verweerder] reageert kort daarop om 17.30 uur met e-mailbericht:
“Nogmaals het lastige opnemen, ik werk in en machine kamer, het erg lawaai. Maar dan betalen wij de annulering kosten, wij gaan niet naar Spanje.”
3.8
Op 11 augustus 2021 reageert Prijsvrij daarop per e-mail met de mededeling:
“Wanneer u op eigen initiatief de boeking annuleert, gelden de voorwaarden van de reisorganisatie en zijn er kosten verbonden aan het annuleren van de vakantie (…). Hieronder ontvangt u een overzicht van de kosten voor het annuleren van uw reis volgens de Sunmix reisvoorwaarden, zoals bij boeking is aangegeven (…). Totale annuleringskosten € 1524,84.”
3.9
Op 13 augustus 2021 reageert [verweerder] als volgt:
“Ik wil dat deze reis geannuleert wordt, maar dat ik € 1524.83 moet betalen daar ben ik niet mee eens. Ik ben bewust als je iets annuleert en dat kosten aan gebonden zijn, maar het volledig bedrag, dat is te gek!! En laten wij voor de duidelijkheid, klantenservice, is waardeloos, ik heb op 1 meer dan 45 min aan de lijn gezetten, op ten duur heb ik opgehangen. Andere keer werdt opgenomen en op 1 of andere oorzaak opgehangen, toen weer meer dan 50 min aan de lijn, Hopeloos!!Er werd hotel aangeboden die niet in de buurt van de oorspronkelijk vakantie verblijft.Er werd ook gezegd dat wij niet gereageert hebben, maar nogmaals wij hebben geprobeert tebellen maar klantenservice...Nogmaals ik wil best annuleert kosten betalen maar geen €1524.83.”
3.1
Prijsvrij heeft de annuleringskosten aan [verweerder] gefactureerd en om betaling verzocht. [verweerder] heeft deze ook na sommatie niet betaald.

4.De procedure bij de rechtbank

4.1
Prijsvrij heeft bij de kantonrechter gevorderd dat [verweerder] wordt veroordeeld tot betaling van annuleringskosten van in totaal € 1.524,83, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) kosten. [verweerder] is niet verschenen.
4.2
De kantonrechter heeft de vordering van Prijsvrij afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Prijsvrij niet (volledig) heeft voldaan aan de essentiële precontractuele informatieverplichtingen van artikel 7:502 BW. Evenmin is komen vast te staan dat Prijsvrij heeft voldaan aan de contractuele informatieverplichtingen van artikel 7:504 lid 3 BW. De kantonrechter heeft daaraan toegevoegd dat [verweerder] tijdens het boekingsproces weliswaar is gewezen op de mogelijkheid van opzegging vóór het begin van de pakketreis en de hoogte van de beëindigingsvergoeding van Sunmix, maar dat de consument niet alleen met deze set van algemene voorwaarden, maar met drie sets van algemene voorwaarden akkoord heeft moeten gaan, waarin ook andere kosten worden genoemd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Prijsvrij de precontractuele informatie over de beëindigingskosten daarom niet op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier onder de aandacht van [verweerder] gebracht. De kantonrechter concludeert dat daarom sprake is van een oneerlijke handelspraktijk (artikel 6:193b lid 1 en lid 3a juncto artikel 6:193d lid 1 en 2 en 6:193f onder c BW) en heeft in het licht van artikel 25 van Richtlijn (EU) 2015/2302 en vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) onder toepassing van 3:40 lid 2 en/of artikel 6:193j lid 3 BW de overeenkomst ambtshalve vernietigd.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
Prijsvrij is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij heeft verschillende grieven (bezwaren) tegen het vonnis aangevoerd. Prijsvrij vordert net als bij de kantonrechter veroordeling van [verweerder] tot betaling van in hoofdsom € 1.524,83, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) proceskosten. Daarnaast vordert zij in hoger beroep een verklaring voor recht die inhoudt dat, samengevat, de inhoud van haar boekingsproces voldoet aan de wettelijke verplichtingen van artikel 7:502 en 7:504 BW, of (subsidiair) dat het hof aangeeft welk concreet deel daarvan niet voldoet. Prijsvrij.nl heeft deze eisvermeerdering bij exploot (appeldagvaarding) aan [verweerder] betekend, zodat daarop recht kan worden gedaan (artikel 130 lid 3 Rv).
5.2
[verweerder] is ook in hoger beroep niet verschenen.

6.Beoordeling in hoger beroep

Ambtshalve bevoegdheden van de rechter in het kader van richtlijn 2015/2302

6.1
De artikelen 7:500 tot en met 7:513d BW (Titel 7A: pakketreisovereenkomst en gekoppeld reisarrangement) vormen de implementatie van de richtlijn (EU) 2015/2302 (pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen) en zijn op 1 juli 2018 in werking getreden. [1]
6.2
Op 14 september 2023 heeft het HvJ EU zich uitgelaten over de bevoegdheid van de rechter om ambtshalve de rechten te erkennen die de reiziger ontleent aan de richtlijn 2015/2302, meer in het bijzonder aan artikel 12 lid 2 van die richtlijn waarin een beëindigingsrecht is opgenomen in geval van onvermijdbare en buitengewone omstandigheden (
Tuk Tuk Travel-arrest). [2] Het HvJ EU oordeelde in dat arrest dat dit beëindigingsrecht, aangemerkt in de richtlijn als “basisrecht”, in belangrijke mate bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelstelling van de richtlijn om consumenten te beschermen, en daarom vereist dat de rechter ambtshalve een schending van deze bepaling aan de orde kan stellen (punten 48-52). Het ambtshalve onderzoek van de rechter is volgens HvJ EU gebonden aan, kort gezegd, de volgende voorwaarden (punten 53-57):
1) Een van de partijen bij de betrokken pakketreisovereenkomst moet bij de rechter een gerechtelijke procedure hebben ingeleid en deze procedure moet betrekking hebben op die overeenkomst;
2) Het toegekende (beëindigings)recht moet verband houden met het voorwerp van het geding zoals dat door de partijen is omschreven in het kader van hun vorderingen en middelen;
3) De rechter moet beschikken over alle juridische en feitelijke gegevens die noodzakelijk zijn om te beoordelen of de betrokken reiziger zich op dit (beëindigings)recht kan beroepen;
4) De betrokken reiziger mag de rechter niet uitdrukkelijk hebben meegedeeld dat hij zich verzet tegen de toepassing van het (beëindigings)recht.
6.3
Het HvJ EU voegt onder punt 58 voorts nog toe dat in een situatie waarin de reiziger zich niet op de toepassing van deze bepaling beroept terwijl aan de voorwaarden voor die toepassing lijkt te zijn voldaan, niet kan worden uitgesloten dat hij niet op de hoogte was van het bestaan van het in die bepaling bedoelde beëindigingsrecht. Dit volstaat naar het oordeel van het HvJ EU voor de rechter om in dat geval die bepaling ambtshalve te kunnen inroepen.
6.4
Dit maakt dat het hof zich geroepen voelt de consumentenrechten uit richtlijn 2015/2302, geïmplementeerd in het BW, bij de beoordeling van deze zaak te betrekken.
Ambtshalve onderzoek naar schending van (pre)contractuele informatieverplichtingen
6.5
Op Prijsvrij rust op grond van de artikelen 7:502 en 7:504 BW de verplichting om aan de reiziger volledige en begrijpelijke informatie te verschaffen over de kenmerkende eigenschappen van de pakketreis die zij aanbiedt. De artikelen vormen een implementatie van de artikelen 5 en 7 van de richtlijn 2015/2302.
6.6
De kantonrechter heeft, zoals blijkt uit de bestreden vonnissen, ambtshalve diverse gebreken in de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen vastgesteld, en om die reden geconcludeerd tot vernietiging van de overeenkomst en de vorderingen van Prijsvrij afgewezen.
6.7
Prijsvrij heeft in hoger beroep betoogd dat zij met haar boekingsproces en boekingsbevestiging wel heeft voldaan aan de door de wet gestelde (pre)contractuele informatieverplichtingen van artikel 7:502 en 7:504 BW en het hof om een herbeoordeling verzocht (grieven 1 t/m 3). Het hof overweegt hierover als volgt.
6.8
Het hof is van oordeel dat uit de toelichting en stukken van Prijsvrij niet of onvoldoende kan worden afgeleid dat zij [verweerder] voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst behoorlijk heeft geïnformeerd over de gegevens als bedoeld in artikel 7:502, lid 1, sub a, onderdelen 1, 3 en 8 BW (kort gezegd: gedetailleerde gegevens over onder meer de bestemming, de duur van het verblijf en de accommodatie) en over de gegevens als bedoeld in artikel 7:502, lid 1 sub b en c BW (kort gezegd: gedetailleerde gegevens over de reisorganisator en de prijs van de reis). Prijsvrij maakt namelijk niet of onvoldoende inzichtelijk welke informatie zij tijdens het boekingsproces aan [verweerder] ter beschikking heeft gesteld. Prijsvrij verwijst enkel naar (ongedateerde) screenshots van andere (voorbeeld)boekingsprocedures op haar website. Daaruit volgt echter niet (concreet) dat de wettelijk vereiste informatie destijds daadwerkelijk aan [verweerder] is getoond.
6.9
Het hof volgt Prijsvrij wel in haar betoog dat tegenover [verweerder] geen informatie behoefde te worden verstrekt over het minimumaantal personen om de pakketreis doorgang te laten vinden (artikel 7:502, lid 1 sub e BW), bijzondere wensen van de reiziger en ter zake alleenreizende minderjarigen (artikel 7:504 lid 3, sub a, en sub f BW), omdat in het geval van [verweerder] daarvan - voor iedereen kenbaar - geen sprake was.
6.1
Vanwege de omstandigheid dat niet duidelijk is welke informatie door [verweerder] is ingezien tijdens het boekingsproces, kan het hof ook niet vaststellen of Prijsvrij [verweerder] toereikend heeft geïnformeerd over de hem volgens de wet toekomende rechten als bedoeld in artikel 7:502 lid 1, sub g en artikel 7:504 lid 3, sub b, onderdelen 1 en 2, alsmede lid 3, sub h BW, waaronder over het recht om de overeenkomst (onder voorwaarden) te beëindigen. Het hof kan wel vaststellen dat uit de boekingsbevestiging aan [verweerder] volgt dat hij op dat moment inzage had in: i) drie sets algemene voorwaarden, ii) standaardinformatie en iii) een garantieregeling. Daarin was op meerdere plaatsen op zichzelf informatie te vinden als bedoeld in de artikelen 7:502 en 7:504 BW. Prijsvrij licht toe dat [verweerder] een deel van de verplichte informatie, zoals over de annuleringskosten (artikel 7:502 lid 1, sub g BW) en de klachtprocedure (artikel 7:504 lid 3, sub g BW), had kunnen aantreffen in respectievelijk: (i) de reis- en boekingsvoorwaarden van Sunmix die gelden in afwijking van de eveneens van toepassing zijnde ANVR-voorwaarden en (ii) de Algemene Voorwaarden Prijsvrij.nl. Het hof acht deze wijze van informatieverstrekking evenwel niet in overeenstemming met de wet, omdat de informatie op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier moet worden verstrekt. De verwijzing naar een reeks van documenten met bepalingen die afhankelijk van hun rangorde wel of niet van toepassing zijn, voldoet daar niet aan.
6.11
Omdat het hof over onvoldoende feitelijke gegevens beschikt om te kunnen oordelen over de vraag of al dan niet is voldaan aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen tegenover [verweerder], kan het hof niet zonder nader onderzoek een beslissing nemen over de door Prijsvrij voorgelegde vraag of de overeenkomst aan vernietiging blootstaat of niet. Het hof zal dit onderzoek hier achterwege laten, omdat het, zoals zal worden uiteengezet, in de feitelijke en juridische gegevens waarover het beschikt, aanleiding ziet om de overeenkomst van partijen om een andere reden als beëindigd te beschouwen.
Ambtshalve onderzoek naar schending van het beëindigingsrecht van artikel 7:508 lid 2 BW
6.12
Artikel 7:508 lid 2 BW bepaalt dat als de organisator zich genoodzaakt ziet vóór het begin van de pakketreis een van de voornaamste kenmerken van de reisdiensten in de zin van artikel 502, lid 1, onderdeel a, ingrijpend te wijzigen, de reiziger binnen een door de organisator bepaalde redelijke termijn:
(a) de voorgestelde wijziging kan aanvaarden, of
(b) de overeenkomst kan beëindigen zonder betaling van een beëindigingsvergoeding.
6.13
Het derde lid van artikel 7:508 BW voegt daaraan toe dat de organisator de reiziger op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende wijze via een duurzame gegevensdrager onverwijld in kennis moet stellen van:
(a) de in het tweede lid genoemde wijzigingen en, in voorkomend geval, van het effect ervan op de prijs van de pakketreis,
(b) een redelijke termijn waarbinnen de reiziger de organisator in kennis moet stellen van zijn besluit,
(c) de gevolgen van het feit dat de reiziger niet binnen deze termijn heeft kunnen antwoorden, en
(d) in voorkomend geval de aangeboden vervangende pakketreis en de prijs ervan.
6.14
Het hof merkt op dat Prijsvrij in de onderhavige zaak een vordering heeft ingesteld vanwege de voortijdige beëindiging van de tussen haar en [verweerder] gesloten pakketreisovereenkomst. Prijsvrij voert aan dat de reisorganisator Sunmix de overeenkomst heeft geannuleerd, omdat [verweerder] de reissom niet heeft betaald en dat [verweerder] om die reden met toepassing van artikel 9 ANVR-Reizigersvoorwaarden annuleringskosten verschuldigd is geraakt. Met betrekking tot de hoogte van die kosten verwijst zij naar de volgens haar op dat punt toepasselijke Sunmix-voorwaarden.
6.15
Uit de correspondentie in het procesdossier blijkt evenwel dat de aanleiding tot het geschil van partijen, dat leidde tot de beëindiging van de overeenkomst, niet zozeer is gelegen in het achterwege laten van het betalen van de reissom door [verweerder], maar in het e-mailbericht van Prijsvrij van 21 juli 2021 waarin zij ruim voor de aanvang van de pakketreis [verweerder] bericht dat door sluiting van het door [verweerder] geboekte hotel vanwege de maatregelen rondom COVID-19 de hotelaccommodatie moet worden gewijzigd. Prijsvrij biedt daarop een alternatief hotel aan (zie hiervoor onder 3.3).
6.16
Het hof stelt in dit verband voorop dat het in artikel 7:508 lid 2 BW aan reizigers verleende beëindigingsrecht een basisrecht in de zin van de richtlijn omvat, dat in even belangrijke mate als de (pre)contractuele informatieplichten bijdraagt aan de richtlijndoelstelling van consumentenbescherming (zie artikel 11 richtlijn 2015/2302 en de bij die richtlijn behorende Bijlage I onder A en B). Omdat het geschil van partijen in de kern betrekking heeft op de voortijdige beëindiging van de pakketreis en aan de overige door het HvJ EU gestelde voorwaarden, zoals onder 6.2 uiteengezet, is voldaan, dient het hof ambtshalve onderzoek te doen naar een (mogelijke) schending van deze bepaling.
6.17
De door Prijsvrij voorgestelde hotelwijziging is geen onbeduidende wijziging (als bedoeld in artikel 7:508 lid 1 BW). In artikel 7:502 lid 1, sub a BW worden de ligging, de voornaamste kenmerken en, in voorkomend geval, de toeristische categorie van de accommodatie tot de voornaamste kenmerken van de reisdienst gerekend. Dit maakt dat Prijsvrij de eisen van de artikelen 7:508 lid 2 en 3 BW in acht dient te nemen. Prijsvrij was, nu zij zich als organisator genoodzaakt zag om vóór aanvang van de pakketreis het geboekte hotel te wijzigen, dus verplicht om [verweerder] te informeren over het hem toekomende recht om de voorgestelde hotelwijziging te aanvaarden of kosteloos te beëindigen. Dit wordt overigens ook expliciet vermeld in de op de pakketreisovereenkomst van toepassing zijnde ANVR-Reizigersvoorwaarden:
“Artikel 5 Wijzigingen door de organisator(…) 5.2. Als de organisator zich genoodzaakt ziet om voor aanvang van de reis deze op een ingrijpend punt te wijzigen, stelt hij je daarvan op een duidelijke en begrijpelijke wijze in kennis en vraagt je of je de voorgestelde wijzigingen wilt aanvaarden of de reisovereenkomst kosteloos wilt annuleren (…).”
6.18
Daarbij was Prijsvrij verplicht om [verweerder] een redelijke termijn te stellen waarbinnen hij Prijsvrij over zijn keuze diende te informeren en over de gevolgen in het geval hij niet tijdig zijn keuze kenbaar zou maken. Uit het e-mailbericht van Prijsvrij waarin zij [verweerder] informeert over de hotelwijziging blijkt dat Prijsvrij [verweerder] niet de keuze heeft voorgelegd om de hotelwijziging te aanvaarden of de overeenkomst te beëindigen zonder betaling van een beëindigingsvergoeding. Evenmin is [verweerder] geïnformeerd over de gevolgen van het niet binnen de gestelde termijn (een korte termijn van één dag) reageren.
6.19
Op grond van de feitelijke gegevens, die hem voldoende ter beschikking staan, oordeelt het hof alles afwegend dat Prijsvrij artikel 7:508 lid 2 en 3 BW geschonden heeft.
6.2
Overigens merkt het hof nog op dat, voor zover Prijsvrij in dit verband al een beroep had willen doen op het – eveneens van toepassing zijnde – artikel 3.5.3 van de Prijsvrij Algemene Voorwaarden, dat beroep niet op gaat. Deze bepaling, waarin (op niet in het oog springende wijze) staat vermeld:
“In het geval van zwaarwegende redenen die onmiddellijk aan de klant worden gecommuniceerd, kan Prijsvrij.nl de reis wijzigen (…)”,bevat een ongeclausuleerd recht op wijziging door Prijsvrij dat niet strookt met het dwingendrechtelijk voorschreven artikel 7:508 lid 2 BW, waarvan niet ten nadele van de reiziger kan worden afgeweken (artikel 7:513d lid 1 BW). In artikel 23, derde lid, richtlijn 2015/2302 staat dat contractuele regelingen die (in)direct inhouden dat een reiziger afstand doet van zijn in de richtlijn toegekende rechten, of deze beperken, of tot doel hebben om de toepassing van deze richtlijn te ontduiken, voor de reiziger niet bindend zijn. Reeds daaruit vloeit voort dat dit beding (als onredelijk bezwarend) aan vernietiging bloot staat.
Gevolgen van de schending van artikel 7:508 lid 2 BW
6.21
Omdat het hof ambtshalve heeft vastgesteld dat sprake is van schending van het aan [verweerder] verleende beëindigingsrecht van artikel 7:508 lid 2 BW, dient de vraag te worden beantwoord wat de gevolgen daarvan zijn voor de pakketreisovereenkomst tussen Prijsvrij en [verweerder].
6.22
Het hof overweegt dat artikel 25 richtlijn 2015/2302 bepaalt dat de lidstaten regels dienen vast te stellen inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en dat zij alle nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
6.23
Bij de implementatie van de richtlijn in het Burgerlijk Wetboek is aan de niet-naleving van het beëindigingsrecht geen specifieke sanctie verbonden. Anders dan bij de omzetting van de richtlijn consumentenrechten (richtlijn 2011/83/EU) in het BW in de artikelen 6:230g – 6:230v heeft de wetgever in het kader van remedies voor de consument bij schending van de verplichtingen geen koppeling gemaakt naar vernietigbaarheid op grond van artikel 3:40 lid 2 BW. [3] Artikel 3, lid 3, sub g richtlijn consumentenrechten (artikel 6:230h lid 2, onderdeel h BW) sluit de toepassing van die richtlijn (en BW-bepalingen) op pakketreisovereenkomsten bovendien grotendeels uit. In de Memorie van Toelichting wordt de handhaving en toepassing van sancties in beginsel neergelegd bij de ACM en tot uitdrukking gebracht dat niet naleving (non-conforme uitvoering) van de aan de pakketreisovereenkomst gestelde vereisten in de richtlijn en het BW een risicoaansprakelijkheid vestigt bij de handelaar. Deze aansprakelijkheid geeft in voorkomend geval de reiziger recht op een passende prijsverlaging, beëindiging van de overeenkomst en/of schadevergoeding.
6.24
Op grond van het voorgaande – en met inachtneming van de omstandigheid dat uit de e-mail van [verweerder] van 13 augustus 2021 blijkt dat hij niet akkoord ging met het aangeboden vervangende hotel – is het hof van oordeel dat als passende sanctie voor de ambtshalve geconstateerde schending van artikel 7:508 lid 2 BW heeft te gelden dat de overeenkomst van partijen per datum 22 juli 2021 als beëindigd moet worden beschouwd.
Geen verklaring voor recht oordeel over (huidige) beschrijving boekingsproces Prijsvrij
6.25
Zoals hiervoor onder 5.1 uiteengezet heeft Prijsvrij in hoger beroep, naast toewijzing van haar vordering uit de eerste aanleg, een verklaring voor recht gevorderd dat Prijsvrij met de door haar gegeven beschrijving van het boekingsproces voldoet aan de precontractuele informatieverplichtingen van artikel 7:502 en artikel 7:504 BW of (subsidiair) dat het hof aangeeft welk concreet deel daarvan niet voldoet. Met dit laatste bedoelt Prijsvrij kennelijk te verwijzen naar artikel 7:504, lid 3, aanhef BW.
6.26
Het hof wijst deze vordering af, omdat deze verklaring voor recht een (te) algemene strekking heeft en niet is gericht op het geven van een beslissing in het geschil tussen Prijsvrij en [verweerder]. Zonder rechtsgrond voor een beslissing van een zodanige algemene strekking, is de gevorderde verklaring voor recht niet toewijsbaar.
Conclusie en proceskosten
6.27
Hoewel de grieven van Prijsvrij terecht zijn voorgesteld voor zover daarin tot uitgangspunt is genomen dat zonder nader onderzoek (vooralsnog) niet tot vernietiging van de overeenkomst van partijen kan worden geconcludeerd, slagen zij niet, omdat de vorderingen van Prijsvrij op andere gronden niet toewijsbaar zijn.
6.28
Prijsvrij heeft in hoger beroep slechts een algemeen bewijsaanbod gedaan, maar geen feiten en/of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing moeten leiden. Daarom wordt haar bewijsaanbod gepasseerd.
6.29
De conclusie is dat het hoger beroep van Prijsvrij niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen met verbetering van gronden. Omdat [verweerder] verstek heeft laten gaan, zal het hof Prijsvrij als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, maar de hoogte daarvan op nihil stellen.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda, van 23 maart 2023 en 8 juni 2023, met verbetering van gronden;
  • veroordeelt Prijsvrij in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Brand, H.J. van Harten en J.M.T. van der Hoeven-Oud en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Implementatiewet richtlijn pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen (TK 34688), Stb. 2018, 2.
2.HvJ EU 14 september 2023, ECLI:EU:C:2023:664 (
3.Implementatiewet richtlijn consumentenrechten (TK 33520, nr. 3, blz. 11, 14-15 en 27.