Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 19 januari 2022 en het herstelexploot van 28 januari 2022, waarmee Stichting Woonpartners in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 21 oktober 2021;
- het arrest van dit hof van 17 mei 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 september 2022;
- de memorie van grieven van Stichting Woonpartners;
- de memorie van antwoord van [verweerder], met bijlagen;
- de schriftelijke toelichting van Stichting Woonpartners;
- de schriftelijke toelichting van [verweerder].
3.Feitelijke achtergrond
.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Hoofdverblijf?
- In de jaren 2018 en 2019 heeft Stichting Woonpartners meldingen ontvangen dat het (balkon van) het gehuurde zeer slecht onderhouden werd;
- [verweerder] heeft bij Stichting Woonpartners nooit een reparatieverzoek gedaan, hetgeen gelet op de verzoeken van huurders van omliggende appartementen ongebruikelijk is;
- In het eerste kwartaal van 2021 ontving Stichting Woonpartners wederom meldingen van ernstige vervuiling op het balkon van het gehuurde;
- In een telefoongesprek op of omstreeks 2 maart 2021 heeft [verweerder] tegenover [betrokkene 1], woonconsulent bij Stichting Woonpartners, verklaard dat hij niet in het gehuurde woont maar het hele jaar op de camping verblijft en dat hij het gehuurde gebruikt als postadres;
- [betrokkene 2] en [betrokkene 3], beiden opzichter van Stichting Woonpartners, hebben in een door hen ondertekend schriftelijk stuk verklaard dat zij op de hoogte zijn van het feit dat [verweerder] al een aantal jaar woonachtig is op de camping in [regio];
- Stichting Woonpartners heeft van omwonenden de volgende verklaringen ontvangen:
“Heb bewuste persoon zeer zelden in het complex gezien. Ik woon hier 20 jaar en heb hem misschien 2 keer gezien.”
“Dat wij al 3-4 jaar mee bezig zijn in het begin over het vreselijk smerig balkon dat hij niet schoon wil maken zoals hij zelf zegt dat hij hier niet woont. Dat dit zijn postadres is dat hij op de camping woont.”
“Zover ik weet komt hij alleen zijn post halen. Dus het huis wordt niet
“Ik heb sinds ik hier woon mijn onderbuurman niet gezien. Woont op de camping. Ik heb uitzicht op een heel erg smerig en stinkend balkon. We hebben lekkage gehad en kon hem niet bereiken (…).”
- Eerdergenoemde woonconsulent [betrokkene 1] heeft in een schriftelijke verklaring aangegeven op de hoogte te zijn van het feit dat [verweerder] al een aantal jaar woonachtig is op de camping in [regio] en het gehuurde gebruikt als postadres. Zij verklaart deze kennis te hebben omdat zij [verweerder] diverse malen telefonisch heeft gesproken en dat daaruit blijkt dat hij de laatste jaren nauwelijks aanwezig is geweest, dat hij alleen zijn post ophaalt, dat hij zijn woning en balkon verwaarloost en dat hij daar geen enkele actie op wilde nemen. Hij houdt de woning alleen aan “voor de zekerheid” heeft [verweerder] haar verteld. [verweerder] heeft een en ander al een paar maal uit zichzelf in telefoongesprekken bevestigd, aldus [betrokkene 1];
- [verweerder] heeft (pas) bij de kantonrechter verklaard dat hij op de camping niet permanent mag verblijven en daarom in de wintermaanden voor enkele weken terugkeert naar zijn woning. Daarna gaat hij naar Zuid-Europa, waarna hij opnieuw voor enkele weken terugkeert naar zijn woning voordat hij weer naar de camping gaat. Deze verklaring is echter lijnrecht in tegenspraak met de eerdere door hem afgelegde (telefonische) verklaringen tegenover [betrokkene 1] en buurtbewoners en is daarom ongeloofwaardig;
- Ondanks de op hem rustende verzwaarde motiveringsplicht heeft [verweerder] geen stukken overgelegd waaruit kan volgen dat hij van het gehuurde op andere wijze gebruik maakt dan als postadres. Hij heeft zelfs geen inzage gegeven in zijn verbruiksgegevens voor gas, water en elektra;
- Zo er al vanuit moet worden gegaan dat [verweerder] het gehuurde gedurende twee perioden van enkele weken per jaar anders dan als postadres gebruikt, dan nog is dat niet voldoende om te kunnen concluderen dat hij in het gehuurde zijn hoofdverblijf heeft.
7.Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 21 oktober 2021;
- veroordeelt Stichting Woonpartners in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [verweerder] begroot op € 3.996,-;
- bepaalt dat als Stichting Woonpartners niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Stichting Woonpartners tevens de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.