Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.KWS Infra B.V.,
[appellant 2] Infra B.V.,
1.De zaak in het kort
Memorandum of Understandingaangegaan om op exclusieve basis te onderhandelen over de belangrijkste voorwaarden van een (onder)aannemingsovereenkomst, te sluiten indien FCC (althans de vof waarin zij vennoot was) als hoofdaannemer een project inzake grond- en asfaltwerkzaamheden gegund zou krijgen. KWS c.s. vorderen op basis van het
Memorandum of Understanding(boete)betalingen nadat het project aan FCC is gegund, maar zij door FCC niet als onderaannemer zijn aangesteld.
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 25 april 2022, waarmee KWS c.s. in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 januari 2022 (hierna: het vonnis);
- de memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis, van KWS c.s. met bijlagen;
- de memorie van antwoord van FCC met bijlage;
- de producties KM-8 en KM-9 die KWS c.s. ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling hebben overgelegd;
- de akte overlegging producties van de zijde van FCC, met bijlagen FCC-34 en FCC-35.
3.Feitelijke achtergrond
special purpose company; de “SPC”). De SPC diende uiterlijk op 15 juli 2019 een inschrijving inclusief financiële bieding in te dienen. Tijdens de aanbestedingsprocedure is Macquarie in onderhandeling getreden met FCC en het Belgische Denys NV (“Denys”) over een
Engineering, Procurement en Construction Contract, waarbij FCC en Denys als hoofdaannemers van Macquarie het project zouden moeten realiseren. FCC en Denys hebben vervolgens op hun beurt lokale (onder)aannemers gezocht die onder meer de grond- en asfaltwerkzaamheden (“
earthmoving and road construction works”), een onderdeel van het Project, zouden kunnen uitvoeren en zijn in dat kader in onderhandeling getreden met KWS c.s.
Memorandum of understanding” (“MoU”). In de MoU wordt de vof tussen FCC en Denys aangeduid als “EPC Contractor” en de vof tussen KWS en [appellant 2] als “Subcontractor”. Het hof neemt die definities over. Overweging 3 bij de MoU beschrijft het doel van de MoU als volgt:
Subcontract” (art. 1.1.4) voor het realiseren van de “
Subcontract Works” (art. 1.1.5 en de derde overweging). De MoU bepaalt onder andere dat de hier bedoelde periode van exclusief onderhandelen eindigt op 31 december 2020, of indien dat eerder is, op het moment dat partijen, “
after negotiating in good faith”, geen overeenstemming hebben bereikt over de prijs voor de Subcontract Works en de voorwaarden voor het Subcontract (art. 1.1.2 a en b). Artikel 1 MoU luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
liquidated damages” (art. 2.2 en art. 2.5). De exclusiviteitsbepalingen zijn niet van toepassing ingeval de EPC Contractor gebruik maakt van haar contractuele bevoegdheid “
to test the market” (art. 2.3 en art. 3.7).
Artikel 2 MoU luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
appointment”) als EPC Contractor door Macquarie en de SPC, de Subcontractor
a right of first refusal(“right of first refusal”) moet bieden (“
will grant a right of first refusal”). De Subcontractor moet in de gelegenheid worden gesteld om een eventuele “
lower subcontract price” van andere aannemers voor hetzelfde werk en met hetzelfde zekerhedenpakket, met een “
revised offer” te “
matchen” om zo het Subcontract alsnog gegund te kunnen krijgen. De artikelen 3.8 en 3.9 MoU bepalen in dit kader wanneer de EPC Contractor een “
fixed and firm termination fee” (“termination fee”) verschuldigd is en de omvang ervan. Artikel 3 MoU luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
This agreement terminates automatically upon expiry of the exclusivity period”.
lumpsum” prijzen voor deze werkzaamheden, namelijk een prijs van € 118.300.000,00 exclusief
unit ratesen een prijs van € 129.120.000,00 inclusief
unit rates. Bij brief van 5 juli 2019 sturen KWS c.s. in lijn met de prijzen van 1 juli 2019, FCC en Denys hun formele prijsaanbieding.
te optimaliseren” en noemen daarbij zelf een bedrag van € 110.900.000,00 voor het lumpsum gedeelte, exclusief
unit rates. Daarnaast vragen FCC en Denys KWS c.s. om een bevestiging dat de indexaties van de prijzen óók onderdeel zijn van de door KWS c.s. aangeboden lumpsumprijzen.
Best and Final Offer” (“final offer”) van € 116.250.000,00, exclusief indexaties. Daarnaast presenteren KWS c.s. ook een prijs van € 126.000.000,00, maar dan inclusief indexaties. Aan deze laatste prijsaanbieding verbinden KWS c.s. de voorwaarde dat de MoU zodanig wordt aangepast dat FCC en Denys niet langer de bevoegdheid hebben om de markt te testen en dat KWS c.s. worden aangewezen als de exclusieve contractspartij ingeval de SPC de werkzaamheden aan FCC en Denys opdraagt. In hetzelfde weekend, op 12 juli 2019, eindigt de samenwerking tussen FCC en Denys.
to reduce the price of our Subcontract Works in your final offer to the SPC prior to EPC award”. De brief bevat in dit kader, voor zover van belang, nog de volgende passages:
engineering’s phase” te bespreken. Een volgende bespreking vindt plaats op 15 februari 2020 waarbij FCC KWS c.s. meedeelt dat zij het ontwerp heeft uitbesteed aan externe partijen en dat zij, zodra het ontwerp gereed is, de markt wil benaderen, waarbij ook KWS c.s. nog een rol kunnen spelen. Partijen spreken af om in mei 2020 opnieuw met elkaar in contact te treden.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
'fixed and firm termination fee'van € 4.000.000,- onder meer afgewezen omdat – kort gezegd – er niet wordt toegekomen aan het right of first refusal, en daarmee niet aan art. 3.9 MoU, omdat niet is komen vast te staan dat overeenstemming tussen FCC en KWS c.s. is bereikt. De grieven I en VIII tot en met XII richten zich tegen de daaraan ten grondslag liggende overwegingen van de rechtbank. Het hof ziet aanleiding eerst deze grieven te behandelen. Daarbij gaat het hof er veronderstellenderwijze van uit dat de in de MoU aan de EPC Contractor opgelegde verplichtingen ook op FCC individueel rusten. De contractspartij bij de MoU wordt hierna dan ook aangeduid als FCC.
price optimizations(“price optimizations”) worden doorgevoerd (art. 3.5 MoU) en daarnaast mag de EPC Contractor de aanbieding van KWS c.s. nog toetsen in de markt (art. 3.7 MoU), waarna KWS c.s. hun right of first refusal mogen uitoefenen om de eventueel lagere prijs in de markt te matchen. Prijsovereenstemming is er daarom pas wanneer ofwel KWS c.s. hun right of first refusal uitoefenen en de eventuele lagere prijs in de markt
matchen, ofwel de markttoets niet resulteert in een lagere prijs, aldus KWS c.s.
value engineeringin dat het ontwerp na de inschrijving op kleine punten wordt aangepast om materialen, tijd en/of manuren te besparen of logistiek te optimaliseren. Dat duidt er op dat er vóór inschrijving prijsovereenstemming moet zijn want na de inschrijving is er nog slechts beperkte ruimte om de prijzen aan te passen.
lumpsumwerkzaamheden omvatte, terwijl het bod van de andere onderaannemers, naar FCC onbetwist heeft gesteld, ook de
unit ratesomvatte. Voor de
unit ratesheeft KWS c.s. een separate prijsopgave van (additioneel) € 10.820.000,- afgegeven.
€ 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 januari 2022;
- veroordeelt KWS c.s. hoofdelijk in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van FCC, begroot op € 23.991,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als KWS c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan;
- bepaalt dat als KWS c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak hebben voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, KWS c.s. de kosten van die betekening moeten betalen, plus extra nakosten van € 92,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als KWS c.s. deze niet binnen veertien dagen na betekening hebben voldaan;
- verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.