ECLI:NL:GHDHA:2024:1346

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
28 juli 2024
Zaaknummer
22-000793-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging van een ambtenaar van de politie en diefstal met braak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1975, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor bedreiging van een ambtenaar van de politie en diefstal met braak. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar met een lagere straf van vijf maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de bedreiging van de hoofdagent in de zaak met parketnummer 10-254827-21, omdat er onvoldoende bewijs was. Echter, het hof achtte de verdachte wel schuldig aan de feiten in de zaak met parketnummer 10-029102-23, waarbij hij een ambtenaar bedreigde en zich schuldig maakte aan diefstal met braak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Daarnaast werd de vordering van benadeelde partijen behandeld. De benadeelde partij [bedrijf 1] werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van [bedrijf 2] tot € 2.488,98 werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte werd ook verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat de verdachte de voorwaarden niet had geschonden. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000793-23
Parketnummers: 10-254827-21, 10-029102-23 en 10-038727-19 (TUL)
Datum uitspraak: 26 februari 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 16 maart 2023 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is er beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en de vordering tot tenuitvoerlegging, zoals weergeven in het vonnis waarvan beroep
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-254827-21:
1.
hij, op of omstreeks 28 juni 2021 te Rotterdam, een koelkast (merk: Etna) en/of een afzuigkap (merk: Wv6021lam) en/of een kookplaat (merk: Atag), en/of een steekkar en/of gereedschapskoffer met inhoud, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Zaak met parketnummer 10-029102-23 :1.
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te Rotterdam, [hoofdagent] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [hoofdagent] meermalen de woorden toe te voegen
- " Ik ga je in je kut bijten kankerhoer" en/of
- " Wat wil je van mij?, nu ga ik met je vechten, ik sla je de kanker, kankerjong, ik bijt je kankerhond, ik neuk je kankermoeder, ik bijt je kut eraf kankerhoer.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [hoofdagent] in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie, namelijk werkzaam als hoofdagent bij de Politie Eenheid Rotterdam;
2.
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te Rotterdam, meerdere jassen, althans meerdere kledingstukken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen jassen en/of kledingstukken onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak (parketnummer 10-121779-21)
Nu slechts een bloedspoor, dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte op de buitenkant van het busje is aangetroffen, en uit het dossier geen (andere) aanwijzingen volgen voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak en de verdachte het feit ontkent, is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 10-254827-21 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-029102-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 10-029102-23
1.
hij op
of omstreeks29 januari 2023 te Rotterdam, [hoofdagent] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door die [hoofdagent]
meermalende woorden toe te voegen
- " Ik ga je in je kut bijten kankerhoer" en
/of
- "
Wat wil je van mij?, nu ga ik met je vechten,Iksla je de kanker, kankerjong, ik bijt je kankerhond,
ik neuk je kankermoeder,ik bijt je kut eraf kankerhoer.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [hoofdagent] in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie, namelijk werkzaam als hoofdagent bij de Politie Eenheid Rotterdam;
2.
hij op
of omstreeks29 januari 2023 te Rotterdam, meerdere jassen,
althans meerdere kledingstukken, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [bedrijf 2],
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/ofdie weg te nemen jassen
en/of kledingstukkenonder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
, verbreking en/of inklimming.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsvoering
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte door de raadsman betoogd dat de verdachte in de zaak met parketnummer 10-029102-23 onder 1 en 2 dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de zich in het dossier bevindende foto’s van de avond van de diefstal niet kunnen leiden tot de herkenning van de verdachte.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof acht, net als de politierechter, de stills, de door de getuige gemaakte videobeelden en de op ambtseed afgelegde verklaring van de politie over wat zij op die beelden gezien hebben betrouwbaar en bruikbaar als bewijs. Nu bovendien een bloedspoor, dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte op één van de buiten aangetroffen -weggenomen- kledingstukken is aangetroffen en verdachte, in de nabijheid van de winkel (en van de achtergelaten kledingstukken) is aangetroffen, is het hof van oordeel dat het hiertoe tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-029102-23 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie.
Het in de zaak met parketnummer 10-029102-23 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de bewezenverklaarde wijze een ambtenaar van de politie bedreigd. Dit handelen van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag en voor het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal met braak, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Dit is een ergerlijk feit, waardoor financiële schade aan het benadeelde winkelbedrijf is toegebracht en gevoelens van onbehagen en onveiligheid in de samenleving teweeggebracht worden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering benadeelde partij [bedrijf 1]
Nu de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-254827-21 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij [bedrijf 1] niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Vordering benadeelde partij [bedrijf 2]
In het onderhavige strafproces heeft [bedrijf 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het in parketnummer 10-029102-23 onder 2 bewezenverklaarde, tot een bedrag van
€ 3.376,28,-. In het vonnis waarvan beroep is deze vordering deels toegewezen tot een bedrag van
€ 2.415,88,-, met niet-ontvankelijk verklaring voor wat betreft het overige. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij [bedrijf 2] aangetoond dat tot een bedrag van € 2.488,98 materiële schade (kosten jassen, met aftrek van de korting en de BTW) is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 10-029102-23 onder 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.488,98 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 2]
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 24 mei 2019 onder parketnummer 10-038727-19 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, gevorderd dat die vordering wordt afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Naar het oordeel van het hof zijn er evenwel geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-254827-21 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-029102-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-029102-23 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf 1] niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [bedrijf 2]ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-029102-23 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.488,98 (tweeduizend vierhonderdachtentachtig euro en achtennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat,ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-029102-23 onder 2 bewezenverklaarde
een bedrag te betalen van € 2.488,98 (tweeduizend vierhonderdachtentachtig euro en achtennegentig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzelingop ten hoogste
34 (vierendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 29 januari 2023.
Wijst afde vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Rotterdam van 30 januari 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 24 mei 2019, parketnummer 10-038727-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. J.P.L.M. Remmerswaal en mr. J.M. Rowel-Van der Linde, in bijzijn van de griffier mr. A-L.H. Wilkens en mr. M. van der Bom.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 februari 2024.
Mrs. Rowel-Van der Linde en Wilkens zijn buiten staat het arrest mede te ondertekenen.