ECLI:NL:GHDHA:2024:1342

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
22-002416-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en aanzetten tot haat tegen Armeniërs tijdens demonstratie in Den Haag

Op 29 mei 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een verdachte die zich op 26 februari 2020 tijdens een demonstratie tegenover de Armeense ambassade in Den Haag beledigend heeft uitgelaten over Armeniërs. De verdachte, voorzitter van een stichting, heeft zich samen met anderen verzameld om te demonstreren en heeft daarbij leuzen geuit die Armeniërs als terroristen en agressors bestempelen. De verdachte heeft verklaard geen Russisch te spreken en niet te weten wat er door een andere spreker werd gezegd, maar het hof oordeelt dat hij voorwaardelijk opzet had op de beledigende uitlatingen. Het hof heeft vastgesteld dat de uitlatingen niet alleen beledigend waren, maar ook aanzetten tot haat en gewelddadig optreden tegen Armeniërs. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meeweegt in de strafmaat. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een geldboete van € 1.000,00. De uitspraak benadrukt de grenzen van de vrijheid van meningsuiting en de strafbaarheid van discriminatoire uitlatingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002416-23
Parketnummer: 09-042481-23
Datum uitspraak: 29 mei 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 augustus 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
adres: [woonadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een geldboete van € 1.000,00.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van “de zaak” of “het vonnis”, wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 februari 2020 te Den Haag tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zich in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Armeniërs, wegens hun ras, door (met een of meer anderen) (en/of tijdens een demonstratie) te roepen/zeggen (vertaald) “Armeniërs zijn terroristen ”en/of “Armeniërs zijn aggressors”;
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2020 te Den Haag tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding heeft aangezet tot haat tegen en/of discriminatie van mensen, te weten en/of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen, te weten de Armeniërs wegens hun ras door te zeggen/roepen en/of megafoon aan te sluiten en/of vast te houden waardoor de volgende uitlating/ woorden voor een (groot) aantal mensen hoorbaar is/was, (vertaald) “Verlaat Karabach, Dit is niet jullie land geweest. Onthoud dit goed: We zullen nooit er afstand van doen en zullen blijven eisen dat jullie uit ons land vertrekken. Als jullie het niet goedschiks doen, dan gaan we het hoe dan ook kwaadschiks doen en het afpakken”.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een geldboete van € 1.000,00.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks26 februari 2020 te Den Haag
,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,zich in het openbaar mondeling
, bij geschriften
/ofbij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Armeniërs, wegens hun ras, door
(met
een of meeranderen
) (en/oftijdens een demonstratie
)te roepen
/zeggen(
vertaald)
:“Armeniërs zijn
terroristen” en
/of“Armeniërs zijn
agressors”;
2.
hij op
of omstreeks26 februari 2020 te Den Haag
,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,in het openbaar mondeling
, bij geschriften
/ofbij afbeelding heeft aangezet tot haat tegen en
/ofdiscriminatievan mensen
, te wetenen
/ofgewelddadig optreden tegen
personenof goed van mensen, te weten de Armeniërs
,wegens hun ras
,door te
zeggen/roepen en
/ofeenmegafoon
aan te sluiten en/ofvast te houden waardoor de volgende uitlating
/ woordenvoor een
(groot
)aantal mensen hoorbaar
is/was
,(vertaald)
:“Verlaat Karabach,
ditis niet jullie land geweest. Onthoud dit goed:
wezullen nooit er afstand van doen en zullen blijven eisen dat jullie uit ons land vertrekken. Als jullie het niet goedschiks doen, dan gaan we het hoe dan ook kwaadschiks doen en het afpakken”.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere overweging
Op 26 februari 2020 heeft er tegenover de Armeense ambassade in Den Haag een demonstratie plaatsgevonden. Deze demonstratie is georganiseerd door een stichting, waarvan de verdachte voorzitter is. De verdachte heeft zich daar samen met anderen verzameld om te demonstreren met vlaggen en borden, met daarop meerdere leuzen. Uit de beelden blijkt dat de verdachte een megafoon vasthoudt, waar op dat moment een vrouw in het Russisch door spreekt. De verdachte en andere aanwezigen scanderen bepaalde zinnen na. De geuite bewoordingen houden in, zakelijk weergegeven, dat Armeniërs terroristen en agressors zijn en dat zij Karabach moeten verlaten, omdat dit gebied anders van de Armeniërs zal worden afgepakt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij geen Russisch spreekt en dus niet wist wat de voor hem onbekende vrouw verkondigde. Had hij dit wel geweten, dan had hij haar niet toegestaan deze uitlatingen tijdens de demonstratie te doen. De verdachte kende haar niet en wist van tevoren ook niet dat zij voornemens was iets te gaan zeggen, noch wat de inhoud van haar uitlatingen zou zijn. De verdachte verklaart verder dat hij in haar uitspraken wel het woord ‘Armenië’ dacht te hebben verstaan, maar niet het woord ‘Armeniërs’.
Volgens zijn raadsman was de verdachte weliswaar kritisch op de Armeense regering, maar heeft hij geenszins opgeroepen tot haat dan wel gewelddadig handelen jegens het Armeense ras.
De tenlastegelegde artikelen 137c en 137d van het Wetboek van Strafrecht stellen een specifieke vorm van belediging strafbaar, namelijk discriminatie. Om een strafrechtelijke veroordeling voor een van deze bepalingen toe te laten, moet worden beoordeeld of een dergelijke veroordeling een toegelaten beperking van de vrijheid van meningsuiting vormt. Hiertoe dient te worden beoordeeld of de uitlating naar haar bewoordingen of gelet op de context beledigend is voor een groep of aanzet tot haat of discriminatie, vervolgens of de uitlating in de context waarin zij is gedaan een bijdrage kan leveren aan het publiek debat of een uiting is van artistieke expressie en ten slotte of de uitlating als bijdrage aan het publiek debat of als uiting van artistieke expressie niet onnodig grievend is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De gebruikte bewoordingen “Armeniërs zijn terroristen” en “Armeniërs zijn agressors” zijn zonder meer beledigend van aard voor een groep mensen, in dit geval Armeniërs. Zij hebben de strekking Armeniërs bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hen aan te randen in hun goede eer en naam. De uitlatingen in de context van de onderhavige demonstratie zijn geen uiting van artistieke expressie noch kunnen zij bijdragen aan enig publiek debat. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de demonstratie plaatsvond op de met het oog op het conflict in de Zuidelijke Kaukasus zeer beladen datum van 26 februari. Dit betekent dat een nadere toetsing van het al dan niet onnodig grievende karakter van de uitlating achterwege kan blijven.
De uitlating “Verlaat Karabach, dit is niet jullie land geweest. Onthoud dit goed: we zullen nooit er afstand van doen en zullen blijven eisen dat jullie uit ons land vertrekken. Als jullie het niet goedschiks doen, dan gaan we het hoe dan ook kwaadschiks doen en het afpakken”, roept zonder meer op tot gewelddadig handelen jegens Armeniërs en wakkert bestaande gevoelens van haat aan. Deze uitlating vertoont grote overeenkomst met eerdere uitspraken van de verdachte, waaronder “Karabach zal het graf van de Armeniërs worden”. Hiervoor is de verdachte reeds eerder veroordeeld. Volgens de Hoge Raad heeft de verdachte hiermee de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschreden.
Het hof overweegt dat de door de verdachte gedane uitlatingen, gelet op de bewoordingen en de context waarin zij zijn gedaan, zonder meer kunnen worden gekwalificeerd als aanzettend tot haat tegen, discriminatie van en gewelddadig optreden tegen een groep mensen wegens hun ras.
Het hof oordeelt op grond van de genoemde feiten en omstandigheden dat ook deze uitlatingen geen bijdrage kunnen leveren aan het publiek debat, noch als uiting van artistieke expressie zijn gedaan.
Het hof is dan ook van oordeel dat de uitspraken gedurende de demonstratie op 26 februari 2020 tegenover de Armeense ambassade in Den Haag de grenzen van de vrijheid van meningsuiting hebben overschreden.
De vraag is vervolgens of deze uitspraken aan de verdachte kunnen worden toegerekend, nu hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij geen Russisch spreekt en daarom ook niet wist wat er door de betrokken vrouw door de megafoon werd gezegd. Hoewel het hof niet kan controleren of de verdachte inderdaad geen Russisch spreekt, stelt het hof wel vraagtekens bij deze verklaring. Het hof acht het namelijk niet aannemelijk dat de verdachte zonder enige kennis van de Russische taal de betrokken teksten na heeft kunnen scanderen. Het hof is desalniettemin van oordeel dat ten aanzien van de gedane uitspraken geen vol opzet aan de zijde van de verdachte kan worden vastgesteld, nu het hof niet kan vaststellen dat de verdachte de uitspraken verstond en begreep.
Het hof is van oordeel dat de verdachte wel voorwaardelijk opzet heeft gehad op het beledigende karakter van de gedane uitlatingen. De verdachte heeft immers verklaard voorzitter te zijn van de Azerbeidzjaanse Culturele Vereniging en van de Azerbeidzjaanse Diaspora gelieerd aan de Azerbeidzjaanse regering. In deze hoedanigheid heeft hij de demonstratie op 26 februari 2020 georganiseerd. Aldaar heeft hij een hem naar zijn zeggen onbekende vrouw toegestaan het woord te voeren. De verdachte heeft de megafoon voor haar vastgehouden en scandeert haar na. Dat de verdachte verklaart dat hij niet had begrepen dat zij het over Armeniërs had in plaats van over Armenië, komt voor zijn rekening. Gelet op de context van de demonstratie en de getoonde borden met zeer negatieve uitspraken jegens de Armeense gemeenschap, had de verdachte minst genomen moeten vermoeden wat de aard en strekking van de uitspraken was, zelfs als hij de Russische taal niet machtig zou zijn. Door ruimte te bieden aan het doen van de uitlatingen en deze na te scanderen, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze een beledigend en discriminerend karakter hadden. De verdachte heeft daarnaast nauw en bewust samengewerkt met de betrokken vrouw, door de megafoon voor haar vast te houden en haar na te scanderen. De tenlastegelegde feiten zijn dan ook in vereniging gepleegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
zich in het openbaar mondeling en bij afbeelding opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
in het openbaar mondeling en bij afbeelding aanzetten tot haat, discriminatie en gewelddadig optreden tegen mensen wegens hun ras, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee uitingsdelicten en daarmee de Armeense bevolking in hun waardigheid geschaad en blijk gegeven van het ontbreken van respect voor de Armeense gemeenschap. De verdachte heeft, zo blijkt onder andere uit de aangifte van de Federatie Armeense Organisaties in Nederland (FAON), personen gekrenkt en gekwetst.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Naast dit ene eerdere feit heeft de verdachte geen justitiële documentatie.
De onderhavige feiten dateren uit 2020 en zijn dus al van enige tijd geleden. Het hof vindt de eis van de advocaat-generaal in beginsel passend, maar zal, gelet op dit tijdsverloop en het feit dat de verdachte sindsdien niet meer voor dergelijke feiten is veroordeeld, een kortere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormen.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 137c en 137d van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. R.K. Pijpers, in bijzijn van de griffier mr. I.M.A. Schipper.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 mei 2024.