Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant],
[appellante],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 24 augustus 2022, waarmee [appellanten] in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 mei 2022;
- de memorie van grieven van [appellanten], met bijlagen;
- de memorie van antwoord, tevens houdende akte houdende incidenteel appel van [geïntimeerde], met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van [appellanten], met bijlagen;
- de akte overlegging producties van [geïntimeerde], met bijlagen [producties 16 tot en met 20] die (de raadsman van) [geïntimeerde] voorafgaand aan de hierna te noemen mondelinge behandeling en met gelijktijdige verzending naar (de raadsman van) [appellanten] in het geding heeft gebracht.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Betwiste erfgrens (grief 1)
voorlopigekadastrale grens en – oppervlakte’ en voorts dat dat perceel een grootte heeft van circa elf are en 56 centiare. Daarnaast blijkt uit de akte dat tot dat perceel mede behoort de zich daarop en daarin bevindende onroerende zaken, te weten een geasfalteerd plein, een 3.50 meter brede asfaltweg, beschoeiing, drainage en
water.[cursiveringen hof]
nietuit te gaan van de ten zuiden van het perceel liggende sloot. [X] verklaart daarover (pag. 4 proces-verbaal): “
Bij de verkoop zou in eerste instantie worden uitgegaan van de sloot die gelegen is ten zuiden van de percelen. Dat bleek niet mogelijk, omdat er geen goed ijkpunt was. Daarom is uiteindelijk gemeten vanuit de kadastrale grens die ligt in de slootten noordenvan de percelen van [appellanten] (…).”, en even later (pag. 9 proces-verbaal): “
Wat ik wel weet is dat het de bedoeling was vanuit de zuidelijke sloot te meten, maar die sloot loopt niet recht. Als vandaaruit zou worden gemeten zou iedere kavel anders zijn. Daarom is op enig moment besloten om te metenvanuit de noordelijkesloot.” De advocaat van [X] verklaart in gelijke zin (pag. 11 proces-verbaal): “
Men wilde het doen zoals (…) betogen, maar omdat die slootkant niet geschikt was voor het uitzetten van de zuidelijke grens van de kavels is het anders gegaan. De zuidelijke grens was geen vaste grens. Daarom is gekozen om te metenvanuit de noordelijkeerfgrens.” [onderstrepingen hof]
definitiefvastgelegde kadastrale grenzen (zie onder 2.3, 2.3.4, 3.2 en 3.2.4 van het rapport) en voorts dat de definitieve grens aan de noord- en noordoostkant loopt
inde aldaar aanwezige sloot (zie onder 2.3 van het rapport). Indien ervan wordt uitgegaan dat de zuidgrens van het perceel van [appellanten] loopt zoals [geïntimeerde] stelt, dus tegen en evenwijdig aan de voorgevel van de woning van [appellanten], dan bedraagt de grootte van het door [appellanten] verworven perceel [nummer 5] volgens RPS 11 are en 62 centiare (zie onder 3.2.3 van het rapport). De maatvoering van het door RPS tot uitgangspunt genomen perceel komt dus (nagenoeg) overeen met de in de leveringsakte genoemde perceelgrootte van 11 are en 56 centiare. Ook de vaststelling van RPS dat de (definitieve) noordelijke erfgrens van het perceel
inde sloot loopt strookt met de in de leveringsakte opgenomen beschrijving van het over te dragen perceel, nu het perceel volgens die akte immers tevens daarin gelegen water omvat.
hoofdzakelijkis gericht op het perceel van [geïntimeerde] is de conclusie dat sprake is van een ongerechtvaardigde schending door [appellanten] van de privacy rechten van [geïntimeerde], voor zover de camera hoofdzakelijk op het perceel van [geïntimeerde] is gericht. Ook het gevorderde gebod sub iii) zal daarom worden toegewezen.
7.Beslissing
Het hof:
In incidenteel appel:
- verbiedt [appellanten] voertuigen (in de breedste zin van het woord) van henzelf of aan hen gelieerde personen en/of bedrijven te parkeren of zich op te (laten) houden (anders dan strikt noodzakelijk is om van en naar de openbare weg te geraken) op perceel [nummer 3], op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 50,- per door [geïntimeerde] geconstateerde overtreding, met een maximum van € 5.000,-;
- verbiedt [appellanten] om tuinmeubelen, trampolines, bloempotten, tegels, verplaatsbare zwembaden, vuilcontainers of andere aan hen of aan hen gelieerde personen en/of bedrijven toebehorende roerende zaken op het perceel [nummer 3] te plaatsen en/of geplaatst te houden, op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 25,- per door [geïntimeerde] geconstateerde overtreding, met een maximum van € 2.500,-;
- gebiedt [appellanten] om binnen veertien dagen na de datum van dit arrest de op het perceel [nummer 3] gerichte camera op zodanige manier te verplaatsen dat deze niet (hoofdzakelijk) gericht is op perceel [nummer 3], op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 50,- per dagdeel dat [appellanten] in gebreke blijven, met een maximum van € 5.000,-;
In principaal en incidenteel appel:
- veroordeelt [appellanten] in de kosten van de procedure in (principaal en incidenteel) hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 3.378,-;
- bepaalt dat als [appellanten] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellanten] de kosten van die betekening moeten betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.