ECLI:NL:GHDHA:2024:1261

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
BK-23/729
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in belastingzaak

Op 10 juli 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek tot proceskostenveroordeling na de intrekking van een hoger beroep door belanghebbende, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 26 juni 2023. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting. Op 23 mei 2024 trok de belanghebbende het hoger beroep in en verzocht het Hof om de Heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag te veroordelen in de proceskosten. De Heffingsambtenaar heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de proceskostenvergoeding.

Het Hof heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep plaatsvond omdat de Heffingsambtenaar tegemoet was gekomen aan de belanghebbende. Het Hof heeft het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen, waarbij de kosten voor de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep zijn vastgesteld op € 1.030. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten voor rechtsbijstand en griffierechten die aan de belanghebbende moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

De beslissing van het Hof houdt in dat de Heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende. De uitspraak is vastgesteld door een meervoudige kamer van het Gerechtshof en is op 10 juli 2024 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-23/729

Uitspraak van 10 juli 2024

op het verzoek van:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: S.J.J.G. Fernandes)
om

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende naar aanleiding van de intrekking van het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 26 juni 2023, nummer SGR 22/1919.

Procesverloop in verband met het verzoek

1.1.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de hiervoor vermelde uitspraak van de Rechtbank inzake een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.
1.2.
Belanghebbende heeft het hoger beroep bij brief van 23 mei 2024 ingetrokken en daarbij het Hof verzocht de Heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten. Het verzoek is in diezelfde brief toegelicht.
1.3.
De Heffingsambtenaar heeft op 27 mei 2024 telefonisch bericht dat hij afziet van het indienen van een reactie op het verzoek van belanghebbende, alsmede dat hij instemt met de gevraagde proceskostenvergoeding.
1.4.
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Beoordeling van het verzoek

2.1.
In geval van intrekking van het hoger beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het hogerberoepschrift is tegemoetgekomen, kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de kosten worden veroordeeld (artikel 8:75a, lid 1, in verbinding met artikel 8:108, lid 1, Awb).
2.2.
Het Hof stelt vast dat het hoger beroep is ingetrokken omdat de Heffingsambtenaar tegemoet is gekomen aan belanghebbende en dat belanghebbende tegelijk met de intrekking van het hoger beroep heeft verzocht de Heffingsambtenaar in de proceskosten te veroordelen. Het Hof zal het verzoek om de Heffingsambtenaar in de proceskosten te veroordelen derhalve toewijzen.

Proceskosten en griffierecht

3.1.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken, op de voet van artikel 8:75 Awb in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, overeenkomstig het verzoek van belanghebbende vast op: € 875 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de Rechtbank en voor het Hof (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het hogerberoepschrift à € 875 x 0,5 (gewicht van de zaak)) en € 155 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase (1 punt voor het bezwaarschrift à € 310 x 0,5 (gewicht van de zaak)), in totaal derhalve op € 1.030.
3.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, lid 7, Awb dient voorts aan belanghebbende het voor de behandeling voor de Rechtbank gestorte griffierecht van € 50, alsmede het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 136 te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten toe;
  • veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende tot een bedrag van € 1.030; en
  • gelast de Heffingsambtenaar het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van (in totaal) € 186 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door M.J.M. van der Weijden, H.A.J. Kroon en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier A.S.H.M. Strik. De beslissing is op 10 juli 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.