ECLI:NL:GHDHA:2024:1170

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
2200333121
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid met bewijsverweren en emotionele toestand van de aangever

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid door zijn hand op de penis van de aangever te leggen. De aangever heeft verklaard dat hij op 5 februari 2021 bij de verdachte heeft geslapen vanwege de avondklok. Tijdens deze nacht heeft de verdachte herhaaldelijk zijn hand op de schouder van de aangever gelegd en uiteindelijk zijn hand in de boxershort van de aangever geplaatst. De aangever heeft dit gedrag onmiddellijk afgewezen en heeft de hand van de verdachte weggetrokken. Het hof heeft de verklaringen van de aangever als betrouwbaar beoordeeld, ondanks het ontbreken van DNA van de verdachte op het geslachtsdeel van de aangever. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaring van de aangever voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen van agenten en de toenmalige vriendin van de aangever, die de emotionele toestand van de aangever kort na het incident bevestigen.

De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van de aangever inconsistent zijn en dat het ontbreken van DNA van de verdachte ontlastend is. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de aangever consistent zijn en dat het bewijs voldoende is om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 160 uren, met een contactverbod met de aangever als bijzondere voorwaarde. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet voldoende is onderbouwd. Het hof heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de taakstraf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003331-21
Parketnummer: 10-069343-21
Datum uitspraak: 31 mei 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 november 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1964,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarde, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij, zoals eveneens nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 februari 2021 te Vlaardingen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door een psychisch en/of een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op [aangever], mede gelet op het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [aangever] en/of de onderwijzende en/of begeleidende rol die hij, verdachte, had ten opzichte van die [aangever] in het kader van de opleiding tot scheidsrechter, waarin hij, verdachte, meermalen had verteld dat men alleen hogerop kan komen door seksuele handelingen toe te staan,
- door te zeggen dat er geen extra deken is waardoor die [aangever] genoodzaakt was om bij verdachte in bed te slapen in plaats van op de bank,
- door onverhoeds zijn, verdachte’s, hand in en/of op de broek en/of onderbroek van die [aangever] te doen en/of zijn hand op de penis van die [aangever] te leggen en/of
- door met de ontuchtige handelingen door te gaan nadat die [aangever] zich meermalen van hem, verdachte, had afgewend/weggeschoven, die [aangever] verdachte’s hand had weggeduwd en/of die [aangever] had gezegd dat hij het niet wilde, die [aangever] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het meermalen (op en/of onder de kleding) aanraken en/of vasthouden van de penis van die [aangever].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarde, inhoudende een contactverbod met aangever.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging
Verklaring aangever
Samengevat heeft aangever in zijn verklaringen bij de politie en bij de rechter-commissaris het volgende verklaard. Op 5 februari 2021 is aangever bij de verdachte blijven slapen vanwege de op dat moment geldende avondklok. Omdat er geen extra deken was kon hij niet op een bank slapen en is hij naast de verdachte in diens bed gaan liggen met zijn boxershort, spijkerbroek en shirt aan. Verdachte heeft een aantal keren zijn hand op de schouder van aangever gelegd, waarop aangever zijn schouder steeds wegtrok. Vervolgens heeft de verdachte zijn hand op het geslachtsdeel op de broek van aangever gelegd. Aangever heeft direct de hand van de verdachte van zijn geslachtsdeel af gehaald. Kort daarna heeft verdachte zijn hand in de boxershort op het geslachtsdeel van aangever gelegd. Aangever haalde direct de hand van de verdachte weg en zei tegen de verdachte dat hij dit niet wilde en geen seks met hem wilde. Vervolgens is aangever naar beneden gegaan om zijn toenmalige vriendin (hierna: [getuige]) te appen. Kort daarna is aangever naar [getuige] toegegaan.
Standpunt verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde. Hiertoe stelt hij dat de verklaringen van aangever onbetrouwbaar, inconsistent en op essentiële onderdelen innerlijk tegenstrijdig zijn. Voorts voert de raadsman aan dat het Whatsapp-gesprek tussen aangever en [getuige], de door de politie bij aangever waargenomen emoties en het aangetroffen DNA van de verdachte niet als steunbewijs kunnen dienen. Het ontbreken van DNA van de verdachte in de onderbroek of op het geslachtsdeel van DNA is juist ontlastend voor de verdachte. Ten slotte is er door de verdediging op gewezen dat het DNA van de verdachte ook op de buik van de aangever kan zijn terecht gekomen doordat men die avond gedanst (‘gehost’) had.
Betrouwbaarheid verklaringen aangever
Het hof is van oordeel dat aangever in de kern telkens consistent en gedetailleerd heeft verklaard over wat de verdachte volgens hem gedaan heeft.
Kleine verschillen tussen de door hem afgelegde verklaringen zien op feitelijkheden of omstandigheden die geen betrekking hebben op de kern van de verdenking, noch van dien aard zijn dat afbreuk wordt gedaan aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen.
Het hof acht de verklaringen van aangever dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
Naar het oordeel van het hof wordt de verklaring van aangever voldoende gesteund door andere bewijsmiddelen. Er is de getuigenverklaring van zijn toenmalige vriendin [getuige], die verklaart dat aangever hevig geëmotioneerd was toen hij kort na het incident bij haar thuis aankwam. Dit bevestigt wat aangever bij de politie heeft verklaard over de seksuele handelingen die de verdachte heeft verricht. Ook het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de agenten die aangever als eersten hebben gesproken, is steunbewijs. Zij beschrijven onder meer de hevige emotionele toestand waarin aangever een uur na het incident verkeerde. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat geen sprake is van een te ver verwijderd verband tussen de waarnemingen van de agenten kort na het incident en de verklaringen van aangever. Daarnaast is het aangetroffen DNA steunbewijs. Op grond van het verrichte DNA onderzoek gaat het hof ervan uit dat DNA van de verdachte is aangetroffen op de linkerzijde van de onderbuik van aangever, hetgeen past in de verklaring van aangever. Daarbij is van belang dat het NFI, uitgaande van de aangetroffen DNA-sporen, twee hypothesen heeft geanalyseerd op waarschijnlijkheid en daarbij heeft geconcludeerd - samengevat - dat hypothese 1, inhoudende dat de verdachte zijn hand op de penis van de aangever heeft gelegd “ongeveer even waarschijnlijk” is als hypothese 2, inhoudende dat de verdachte en de aangever alleen sociaal contact hebben gehad en dat de verdachte zijn hand dus niet op de penis van de verdachte heeft gelegd. Het hof neemt de conclusies van het NFI op dit punt over. Dat geen DNA van de verdachte is aangetroffen op het geslachtsdeel van aangever doet in elk geval geen afbreuk aan de bewijswaarde van het aangetroffen DNA op de onderbuik van aangever en het maakt evenmin duidelijk dat de verklaring van de verdachte niet waar kan zijn.
Ten slotte gebruikt het hof ook het WhatsApp-verkeer tussen aangever en de verdachte voorafgaand aan het incident als steunbewijs. De verdachte heeft aangever immers via WhatsApp het bericht gestuurd “
We gaan wel sex hebben”, gevolgd door “
Ik Meern het tuineend als je wilt slagen”. Dat dergelijke uitlatingen in de categorie ‘voetbalhumor’ vallen, zoals de verdachte heeft verklaard, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk.
De hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen in samenhang beschouwd brengen het hof tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feitelijke aanranding van de aangever door onverhoeds zijn hand op de broek en de penis van aangever te leggen. Het onverhoedse karakter van dat handelen levert dwang op in de zin van artikel 246 Sr.
Alternatief scenario
Hiermee gaat het hof tevens voorbij aan het door de verdediging geschetste alternatief scenario van de verdachte – kort inhoudende – dat het DNA van de verdachte op de onderbuik van aangever terecht is gekomen tijdens het dansen, springen en bij elkaar op schoot vallen, nu dit scenario niet aannemelijk is geworden en door de inhoud van de voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen wordt weerlegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks5 februari 2021 te Vlaardingen, door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,te weten
- door een psychisch en/of een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op [aangever], mede gelet op het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [aangever] en/of de onderwijzende en/of begeleidende rol die hij, verdachte, had ten opzichte van die [aangever] in het kader van de opleiding tot scheidsrechter, waarin hij, verdachte, meermalen had verteld dat men alleen hogerop kan komen door seksuele handelingen toe te staan,
- door te zeggen dat er geen extra deken is waardoor die [aangever] genoodzaakt was om bij verdachte in bed te slapen in plaats van op de bank,
- door onverhoeds zijn, verdachte’s, hand in en
/ofop de broek
en/of onderbroekvan die [aangever] te doen en
/ofzijn hand op de penis van die [aangever] te leggen en
/of
- door met de ontuchtige handelingen door te gaan nadat die [aangever] zich meermalen van hem, verdachte, had afgewend/weggeschoven, die [aangever] verdachte’s hand had weggeduwd en/of die [aangever] had gezegd dat hij het niet wilde,die [aangever] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten het
meermalen(op en
/ofonder de kleding) aanraken en/of vasthouden van de penis van die [aangever].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Aangever is bij verdachte blijven slapen in verband met de avondklok die op dat moment gold. De verdachte is met zijn hand in de boxershort van aangever gegaan en heeft de penis van aangever (onverhoeds) aangeraakt toen aangever naast hem in bed lag. Aldus heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan aanranding. De verdachte is scheidsrechterbegeleider en had een vriendschap opgebouwd met aangever die beginnend KNVB scheidsrechter was. Verdachte heeft van de hieruit voortvloeiende vertrouwensband misbruik gemaakt. Hij heeft daardoor dat vertrouwen ernstig beschadigd. Door op deze manier te handelen heeft de verdachte zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de seksuele integriteit van aangever. Dit wordt hem stevig aangerekend.
Justitiële Documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclasseringsrapport
Ook heeft het hof kennis genomen van het rapport van de Reclassering Nederland van 21 juni 2021, waarin wordt geadviseerd tot het verlengen van het contactverbod met aangever. Gelet op het feit dat ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte nog steeds werkzaam is binnen de scheidsrechterwereld, acht het hof het raadzaam om het contactverbod met aangever opnieuw als bijzondere voorwaarde op te leggen.
Redelijke termijn
Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in hoger beroep is overschreden met ruim 6 maanden. Namens de verdachte is op 16 november 2021 hoger beroep ingesteld en het hof doet pas op 31 mei 2024 uitspraak.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in die zin dat het hof naast de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden in plaats van een in beginsel passende en geboden taakstraf voor de duur van 180 uren, een taakstraf voor de duur van 160 uren zal opleggen.
Vordering tot schadevergoeding [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van € 75,- voor geleden materiële schade en een niet nader geconcretiseerd bedrag aan immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materiële schade, overweegt het hof dat niet is komen vast te staan dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De kleding is immers na het sporenonderzoek teruggegeven aan de benadeelde partij. De benadeelde partij wordt derhalve in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van immateriële schade overweegt het hof dat behandeling van dit deel van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het bewezenverklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij heeft geen bedrag genoemd en het is niet duidelijk geworden waaruit de immateriële schade volgens aangever bestaat.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaardedat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [aangever], geboren [datum] 2002.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. A. de Lange,
mr. F.W. Pieters en mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, in bijzijn van de griffier mr. S. Roos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 mei 2024.
Mr. A. de Lange en mr. F.W. Pieters zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.