ECLI:NL:GHDHA:2024:1147

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
22-002128-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van voorlopige hechtenis in verband met personeelstekort in penitentiaire inrichting

Op 18 april 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een verdachte die verzocht om schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en thans gedetineerd in PI Leeuwarden, heeft zijn verzoek ingediend op 18 maart 2024. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn de verdachte, zijn advocaat mr. J.C. Reisinger en de advocaat-generaal mr. I.J.E.H.C. Degeling gehoord. De verdachte voerde aan dat het personeelstekort in de penitentiaire inrichting zijn re-integratietraject belemmert en dat hij en zijn vrouw pas EMDR-therapie kunnen volgen als hij vrij is. Hij deed ook een beroep op artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Het hof oordeelde dat de ernstige bezwaren en gronden voor de voorlopige hechtenis aanwezig blijven, mede gezien het veroordelend arrest van 14 december 2023. Het hof benadrukte dat de problemen met personeelstekorten niet alleen de verdachte aangaan, maar alle gedetineerden. De raadkamer kan hier niets aan veranderen en dit vormt geen grond voor schorsing. Bovendien zijn er geen nieuwe omstandigheden aangevoerd met betrekking tot de EMDR-behandeling, die eerder al was beoordeeld. Het hof concludeerde dat artikel 5 EVRM niet meer van toepassing is na een veroordelend vonnis.

Daarom werd het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter mr. J.W. du Pon en de griffier A.S. Angoelal, en de advocaat-generaal bracht de beschikking ter kennis van de verdachte.

Uitspraak

datum beschikking: 18 april 2024

GERECHTSHOF DEN HAAG

meervoudige raadkamer

BESCHIKKING

gegeven naar aanleiding van het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak van de verdachte, genaamd:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Procesgang
Op 18 maart 2024 is een verzoekschrift strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis binnengekomen bij de raadkamer van het gerechtshof Den Haag.
Het hof heeft dit verzoek op 18 april 2024 in raadkamer behandeld.
In raadkamer zijn gehoord de verdachte, de advocaat mr. J.C. Reisinger en de advocaat-generaal mr. I.J.E.H.C. Degeling.
Het hof heeft in raadkamer kennisgenomen van de stukken die betrekking hebben op de voorlopige hechtenis van de verdachte.
De beoordeling van het verzoek
Het hof is van oordeel dat de ernstige bezwaren en gronden aanwezig zijn, mede gelet op het veroordelend arrest van het hof van 14 december 2023.
Namens de verdachte is verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis, gelet op de persoonlijke belangen van de verdachte. Als belang van de verdachte bij schorsing van de voorlopige hechtenis is aangevoerd dat er een tekort is aan personeel in het huis van bewaring. Het re-integratietraject van de verdachte raakt daardoor in de knel, waardoor hij zijn leven niet kan oppakken. De verdachte en zijn vrouw kunnen daarnaast pas aan de in verband met PTTS noodzakelijke EMDR therapie beginnen als hij vrij is. Tenslotte is er een beroep gedaan op artikel 5 EVRM.
Het hof stelt voorop dat een beslissing tot voorlopige hechtenis ten uitvoer dient te worden gelegd, waarmee het belang van de strafvordering is gegeven. Daarbij komt dat de verdachte inmiddels door het hof is veroordeeld tot 54 maanden gevangenisstraf. Waar het om gaat is of de aangevoerde persoonlijke belangen van de verdachte zwaarwegend genoeg zijn om tegen het belang van de strafvordering op te kunnen wegen. Hieromtrent overweegt het hof het navolgende.
Dat het penitentiaire programma van de verdachte mogelijk in de knel komt door de huidige personeelstekorten in de PI’s is geen zaak die uitsluitend de verdachte regardeert, maar iets waar alle gedetineerden mee te maken hebben. De raadkamer van het hof is geen instantie die daar iets aan kan veranderen, noch is dit een grond voor schorsing.
Het niet kunnen volgen van een EMDR-behandeling door de verdachte en door zijn vrouw is eerder onderdeel geweest van een verzoek tot schorsing en toen door het hof beoordeeld. Thans zijn daaromtrent geen nieuwe of andere omstandigheden aangevoerd, zodat het hof op dit punt niet tot een ander oordeel komt.
Het hof betrekt bij dit alles dat artikel 5 EVRM niet meer van toepassing is na een veroordelend vonnis, laat staan na een veroordeling in hoger beroep.
Het voorgaande brengt mee dat het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen.
Beslissing
Het hof:
Wijst het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte af.
Deze beschikking is gegeven op 18 april 2024 door
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. J. Eisses, leden,
in bijzijn van A.S. Angoelal, griffier.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.
………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Den Haag, 18 april 2024
de advocaat-generaal