ECLI:NL:GHDHA:2024:1145
Gerechtshof Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid hoger beroep in strafzaak met betrekking tot gevangenhouding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 mei 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de verdachte, die gedetineerd is in PI Alphen aan den Rijn. De rechtbank Rotterdam had eerder op 12 mei 2022 de gevangenhouding van de verdachte bevolen voor de duur van 90 dagen, en de voorlopige hechtenis was geschorst met ingang van 13 mei 2022. De verdachte heeft op 12 april 2024 hoger beroep ingesteld tegen de beslissing tot gevangenhouding. Het hof heeft in raadkamer de verdachte, zijn advocaat mr. J.H.E.M. Kersemaekers en de advocaat-generaal mr. I.J.E.H.C. Degeling gehoord en de relevante stukken inzake de voorlopige hechtenis bekeken.
Het hof heeft vastgesteld dat de inbewaringstelling op 29 april 2022 door de rechter-commissaris was bevolen en dat de gevangenhouding aansluitend op de inbewaringstelling is ingegaan op 13 mei 2022 om 00.00 uur. De appeltermijn voor de beslissing tot gevangenhouding is op diezelfde datum begonnen en bedraagt drie dagen. Aangezien het hoger beroep te laat is ingesteld, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet ontvankelijk is in het hoger beroep. Het hof heeft voorts opgemerkt dat de verdachte zich al 10 uur in de periode van gevangenhouding bevond op het moment van ingang van de schorsing.
De beslissing van het hof is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep. Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is ter kennis gebracht van de verdachte door de advocaat-generaal.