ECLI:NL:GHDHA:2024:1143
Gerechtshof Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing schorsing van de vervolging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen de afwijzing van de schorsing van de vervolging van de verdachte, die gedetineerd is in PI Zwolle Zuid 2. De rechtbank Den Haag had eerder op 11 april 2024 het verzoek van de verdachte om schorsing van de vervolging afgewezen. De verdachte heeft op 16 april 2024 hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de behandeling in raadkamer op 30 mei 2024 zijn de verdachte, zijn advocaat mr. W. Römelingh en de advocaat-generaal mr. I.J.E.H.C. Degeling gehoord.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld op basis van artikel 16 jo. artikel 20, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelde dat het hoger beroep ontvankelijk was, ondanks de bezwaren van de advocaat-generaal. Vervolgens heeft het hof de inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep uitgevoerd. Het hof kwam tot de conclusie dat het hoger beroep niet voldoende was onderbouwd met een rapportage van een gedragskundige, waardoor niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte niet in staat was de strekking van de tegen haar ingestelde vervolging te begrijpen, zoals vereist in artikel 16, eerste lid, Sv.
Daarom heeft het hof het beroep ongegrond verklaard en het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek om schorsing van de vervolging afgewezen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter mr. J. Eisses en de griffier mr. C. Rietdijk. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.