ECLI:NL:GHDHA:2024:1142
Gerechtshof Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Geen splitsing van gevoegde zaken door Raadkamer gerechtshof
Op 16 mei 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag in raadkamer uitspraak gedaan naar aanleiding van het hoger beroep van een verdachte die gedetineerd is in PI Krimpen aan den IJssel. De rechtbank Den Haag had eerder op 3 april 2024 het verzoek van de verdachte om opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Tevens had de rechtbank in een gevoegde zaak de gevangenneming van de verdachte bevolen. De verdachte heeft op 5 april 2024 hoger beroep ingesteld tegen deze beslissingen.
Tijdens de zitting in raadkamer was er een beëdigde tolk aanwezig voor de Letse taal, die alle gesproken en voorgelezen stukken heeft vertaald. Het hof gaf aan dat het dossier van de Rotterdamse zaak, waarin de gevangenneming was bevolen, niet beschikbaar was, en stelde voor om de behandeling aan te houden. De raadsvrouw van de verdachte verzocht om de Haagse zaak te splitsen en deze apart te behandelen, en om de voorlopige hechtenis op te heffen wegens het ontbreken van ernstige bezwaren.
Het hof oordeelde dat de voeging en splitsing van zaken aan de rechter is die de zaken inhoudelijk behandelt, en niet aan de appelinstantie. Aangezien de zaken gezamenlijk aan het hof waren voorgelegd, dienden ze ook gezamenlijk behandeld te worden. Het hof besloot daarom het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis aan te houden in afwachting van het volledige dossier. De behandeling van de zaak werd uitgesteld tot 30 mei 2024 om 14:15 uur.