ECLI:NL:GHDHA:2024:1141
Gerechtshof Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bevel tot gevangenhouding van verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die gedetineerd is in het Justitieel Complex Zeist te Soesterberg. De rechtbank Rotterdam had op 18 april 2024 de verlenging van de gevangenhouding van de verdachte bevolen voor de duur van 60 dagen. De verdachte heeft op 19 april 2024 hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de behandeling in raadkamer op 23 mei 2024 zijn de verdachte, de waarnemend advocaat mr. J.V. van Blitterswijk en de advocaat-generaal mr. I.J.E.H.C. Degeling gehoord.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdediging zich in de raadkamer ongeclausuleerd heeft gerefereerd aan de door de rechtbank aangenomen ernstige bezwaren en gronden voor de voorlopige hechtenis. Hierdoor heeft de verdachte geen belang bij het hoger beroep, wat betekent dat hij hierin niet kan worden ontvangen. De raadsvrouw heeft verzocht om het appel te beschouwen als gericht tegen de afwijzing van de schorsing van de voorlopige hechtenis, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen, aangezien de appelakte uitsluitend betrekking heeft op het bevel tot gevangenhouding.
De beslissing van het hof is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep. Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is ter kennis gebracht van de verdachte door de advocaat-generaal.