ECLI:NL:GHDHA:2024:1140

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
200.329.223/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake contact- en straatverbod en zorgregeling tussen voormalig samenwoners

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam. De vrouw, appellante, had in eerste aanleg vorderingen ingesteld tot het opleggen van een contact- en straatverbod aan de man, geïntimeerde, en had daarnaast een zorgregeling voor hun minderjarige kinderen aangevraagd. De voorzieningenrechter had deze vorderingen afgewezen, wat de vrouw noopte tot hoger beroep. Tijdens de procedure heeft de vrouw drie grieven aangevoerd, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang meer aanwezig was bij de behandeling van het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar vorderingen met betrekking tot de videobelcontacten, omdat deze al waren geregeld in een eerder kort geding vonnis. Ook het verzoek om een contact- en straatverbod is afgewezen, omdat de vrouw niet voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisend belang in hoger beroep, vooral in zaken die betrekking hebben op familierechtelijke kwesties.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie
Zaaknummer : 200.329.223/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/656218/KG ZA 23-316

arrest van 18 juni 2024

inzake

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E.M.F. Prickartz te Schiedam,
tegen

[de man] ,

met een briefadres te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. H.H.M. de Vries-Veringa te Schiedam.

Het geding

Bij exploot van 19 juni 2023 is de vrouw in hoger beroep gekomen van een door de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 26 mei 2023, hierna: het bestreden vonnis.
Bij memorie van grieven heeft de vrouw drie grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord heeft de man de grieven bestreden.
De vrouw heeft om een mondelinge behandeling verzocht. Deze mondelinge behandeling is op 14 mei 2024 bepaald.
Beide partijen hebben in het kader van de mondelinge behandeling nog producties overgelegd.
Het hof heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over het (spoedeisend) belang van het hoger beroep in kort geding.
De vrouw heeft een akte uitlaten genomen.
De man heeft het hof bij H16-formulier een brief doen toekomen, die het hof zal aanmerken als een akte uitlaten.
Het hof heeft daarna beslist dat de mondelinge behandeling van 14 mei 2024 geen doorgang zal vinden en dat arrest wordt bepaald op heden.

Beoordeling van het hoger beroep

Enige feiten

1. De door de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan. Onder meer staat het volgende vast:
- partijen zijn voormalig samenwoners zonder contract;
- uit hun affectieve relatie zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats]
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats]
[minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] ,
hierna tezamen: de minderjarigen;
- de man heeft de minderjarigen erkend;
- de vrouw heeft het eenhoofdig gezag over de minderjarigen, die bij haar hun hoofdverblijfplaats hebben.

De beslissingen in eerste aanleg

2. Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter onder 7.1 van het dictum de vorderingen in conventie van de vrouw samengevat strekkende tot het opleggen van een straat- en contactverbod aan de man gedurende een periode van twee jaar na betekening van het bestreden vonnis, onder verbeurte van een dwangsom, afgewezen.
Voorts heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, ten aanzien van de vorderingen van de man in reconventie:
- onder 7.2 van het dictum bepaald dat de man één keer per week, op woensdag om 17.00 uur, met de minderjarigen zal videobellen;
- de stukken in handen van de raad voor de kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht gesteld met het verzoek om onderzoek of andere bemoeienis over de omgangsregeling en het rapport daarover tegen de datum van een mondelinge behandeling waarop de omgangsregeling in de bodemprocedure met zaak-/rekestnummer C/10/656269/FA RK 23-2863 wordt behandeld aan de rechtbank te doen toekomen.
De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd. Het bestreden vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3. Bij een nadien gewezen vonnis in kort geding van 18 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter in de Rechtbank Rotterdam uitvoerbaar bij voorraad en voor zover hier van belang:
- onder 5.1 van dit vonnis bepaald dat de man één keer per week, op woensdag om 17.00 uur, met de kinderen zal videobellen;
- onder 5.2 van het vonnis de vrouw veroordeeld om aan de man een dwangsom te betalen van € 50,- voor iedere keer dat zij hieraan niet haar medewerking verleent, een en ander tot een maximum van in totaal € 500,-.

De vorderingen in hoger beroep

4. De vrouw vordert dat het hof het moge behagen bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis te vernietigen, voor zover betrekking hebbende op de overwegingen 7.1 en 7.2 van dat vonnis, en opnieuw rechtdoende, alsnog de vorderingen in conventie van de vrouw toe te wijzen en de vorderingen in reconventie van de man ten aanzien van de videobelcontacten alsnog af te wijzen, althans subsidiair voor wat de betreft de videobelcontacten het vonnis in ieder geval voor wat betreft de dag en tijdstip van het videobellen te vernietigen, en subsidiair in plaats daarvan te bepalen dat zulks op dinsdagen om 17.30 uur zal geschieden,
en voorts gezien het familierechtelijk karakter van de zaak de proceskosten te compenseren, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten zal dragen.
5. De man concludeert dat het hof het moge behagen bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans het hoger beroep af te wijzen.

Spoedeisend belang?

6. Het hof stelt het volgende voorop. In hoger beroep moet in beginsel opnieuw (ex nunc) beoordeeld worden of de in eerste aanleg gevorderde voorzieningen moeten worden toegewezen of gehandhaafd. Daarbij kan de rechter nieuwe feiten en omstandigheden in aanmerking nemen. Voorwaarde voor een hernieuwde beoordeling is dat de oorspronkelijk eiser ten tijde van het uitspreken van het arrest van het hof daarbij nog voldoende spoedeisend belang heeft. Om, zo nodig ambtshalve, vast te stellen of sprake is van spoedeisend belang, dient het hof de stand van zaken op het moment van het oordeel in hoger beroep in aanmerking te nemen. Spoedeisend belang is niet nodig als het in appel alleen gaat om de vraag of de uitspraak in eerste aanleg juist is gewezen, vanwege het al dan niet verbeurd zijn van dwangsommen of vanwege de proceskosten. Gesteld noch gebleken is dat in het onderhavige hoger beroep beoordeling van de juistheid van het bestreden vonnis (ex tunc) aan de orde is, zodat het hof uitgaat van een toetsing ex nunc, waarbij voldoende spoedeisend belang is vereist.
7. Het Landelijk procesreglement voor dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (hierna ook: procesreglement) kent een speciale regeling voor zaken die van zodanig dringende aard zijn dat een rechterlijke uitspraak als (voorlopige) ordende maatregel op korte termijn gewenst is. Op grond van artikel 9.1.2 procesreglement kan de appellant die wenst dat het hoger beroep van een kortgedingvonnis als spoedappel wordt behandeld, de grieven en de toelichting hierop in de dagvaarding in hoger beroep opnemen of de grieven en de toelichting tegelijk met de dagvaarding in hoger beroep doen betekenen. In de dagvaarding en bij het aanbrengen van de zaak wordt gemotiveerd vermeld dat een spoedbehandeling wordt verzocht.
8. Indien het hof de zaak voldoende spoedeisend acht, wordt de zaak verder als spoedappel behandeld en wordt op de roldatum waartegen is gedagvaard aan geïntimeerde een termijn van twee weken voor memorie van antwoord verleend (artikel 9.1.3 procesreglement).
9. Indien een partij een mondelinge behandeling wenst, zendt zij zo spoedig mogelijk de verhinderdata van alle partijen toe over een periode van vier maanden (artikel 9.1.7 procesreglement).
10. De partij die om een mondelinge behandeling vraagt, fourneert daarbij een kopie van het volledige procesdossier, inclusief de stukken van de eerste aanleg, in de juiste aantallen tegelijk met het verzoek (artikel 9.1.8 procesreglement).
11. Op grond van artikel 9.1.10 procesreglement doet het hof op zo kort mogelijke termijn uitspraak.
12. In geval van uiterste spoed (turbo-spoedappel) kan van bovenstaande regeling worden afgeweken en kunnen termijnen worden verkort. In dat geval wendt de meest gerede partij zich vóór het aanhangig maken van de zaak bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek daartoe tot het hof (artikel 9.1.12 procesreglement).
13. Het hof stelt vast dat in het onderhavige hoger beroep nog voorliggen de vorderingen van de vrouw betreffende het opleggen van een straat- en contactverbod aan de man alsmede haar vorderingen betreffende de videobelcontacten van de man met de minderjarigen. Het hof zal per onderwerp beoordelen of het in de kortgedingprocedure vereiste spoedeisende belang aanwezig is. Om proceseconomische redenen zal het hof hierna eerst de videobelcontacten bespreken. Zoals hiervoor onder het kopje ‘Het geding’ reeds is vermeld, zijn partijen voorafgaand in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het spoedeisende belang van de gevorderde voorzieningen, van welke gelegenheid beide partijen gebruik hebben gemaakt.
Videobelcontacten
14. Het hof is van oordeel dat het bestreden vonnis wat de regeling inzake de videobelcontacten betreft, is achterhaald door het kortgedingvonnis van 18 augustus 2023. In dit laatste kortgedingvonnis heeft de voorzieningenrechter, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, bepaald dat de man één keer per week, op woensdag om 17.00 uur, met de kinderen zal videobellen op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere keer dat de vrouw daaraan niet meewerkt, met een maximum van € 500,-. Tegen deze inhoudelijke beslissing die ertoe strekt dat de vrouw de bij het bestreden vonnis bepaalde regeling inzake de videobelcontacten dient na te komen, heeft de vrouw niet binnen de appeltermijn hoger beroep ingesteld. Dit brengt mee dat de bij vonnis van 18 augustus 2023 bepaalde voorlopige voorziening blijft gelden totdat in de nog te bepalen bodemprocedure anders wordt beslist. De vrouw kan tegen die voorlopige voorziening geen rechtsmiddel meer aanwenden. Zij heeft dan ook geen (spoedeisend) belang bij haar hoger beroep tegen het bestreden vonnis voor zover het de regeling inzake de videobelcontacten betreft. Overigens heeft de man in zijn akte uitlaten te kennen gegeven geen gebruik te zullen maken van zijn bevoegdheid tot het hebben van videobelcontacten met de minderjarigen omdat hij hen niet onder druk wil zetten. Het hof gaat ervan uit dat de man zich aan deze toezegging zal houden.
15. Gelet op het vorenstaande, zal het hof de vrouw niet-ontvankelijk verklaren in haar vorderingen betreffende de videobelcontacten van de man met de minderjarigen.
Contact- en straatverbod
16. Het hof overweegt als volgt. De vrouw is op de laatste dag van de beroepstermijn, te weten bij exploot van 19 juni 2023, in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis met een (kale) appeldagvaarding zonder de grieven en de toelichting hierop in de dagvaarding in hoger beroep op te nemen of de grieven en de toelichting tegelijk met de dagvaarding in hoger beroep te doen betekenen. Zij heeft ook geen gebruik gemaakt van de hiervoor vermelde mogelijkheden die het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven biedt om de zaak als een spoed-appel of zelfs turbo spoed-appel te behandelen. Vervolgens heeft de vrouw pas bijna twee maanden later, op 8 augustus 2023, een memorie van grieven genomen. Op 19 september 2023 heeft de vrouw een mondelinge behandeling gevraagd, maar zij heeft de procesdossiers, die tegelijk met het verzoek om een mondelinge behandeling moeten worden overgelegd, eerst op 24 oktober 2023 overgelegd.
17. Vorenstaande proceshouding van de vrouw geeft naar het oordeel van het hof geen blijk van het door de vrouw gestelde spoedeisende belang bij haar vordering strekkende tot het opleggen van een contact- en straatverbod aan de man. Gelet op de aard van die vordering had het op de weg van de vrouw gelegen om spoedappel dan wel turbo-spoedappel te verzoeken op de wijze als in het procesreglement is voorzien.
18. Naar het oordeel van het hof volgt uit de overgelegde processtukken van de vrouw evenmin een voldoende spoedeisend belang. Voor zover de advocaat van de vrouw lasterlijke en onheilspellende berichten van het e-mailadres van de man ontvangt, zoals de vrouw in haar akte uitlaten stelt, zijn deze berichten niet gericht aan de vrouw en dient haar advocaat daar zelf maatregelen tegen te treffen indien gewenst. De door de vrouw aangehaalde uitspraak in de strafzaak tussen de man en de moeder van de vrouw ziet op een door de man in het verleden begaan strafbaar feit en kan daarom niet dienen ter onderbouwing van de huidige gestelde noodzaak tot het treffen van een contact- en straatverbod tussen de man en de vrouw (en haar ouders). De vrouw heeft nagelaten het hof in te lichten over de huidige situatie betreffende die contacten tussen haar en de man en zij heeft evenmin te kennen gegeven waarom thans in hoger beroep nog sprake zou zijn van een spoedeisend belang tot het treffen van de door haar gevorderde voorlopige voorziening ter zake.
19. Gelet op de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden van dit specifieke geval is het hof van oordeel dat het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vorderingen tot het opleggen van een contact- en straatverbod aan de man, ontbreekt. Het hof zal de vrouw dan ook
niet-ontvankelijk verklaren in die vorderingen.

Bewijsaanbod

20. Aan het bewijsaanbod van de vrouw, wat daar verder ook van zij, komt het hof niet toe, zodat dit geen bespreking behoeft.

Proceskosten

21. Gelet op de familierechtelijke aard van de zaak zal het hof de proceskosten tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
22. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar vorderingen in hoger beroep;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, M.J. van Cleef-Metsaars en E.B.J. van Elden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2024 in aanwezigheid van de griffier.