ECLI:NL:GHDHA:2024:111

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
200.306.175/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv betreffende bewijsstukken in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een incidentele vordering ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door de appellante, die in de hoofdzaak eiseres is. De appellante heeft verzocht om toegang tot bepaalde stukken en gegevens die volgens haar relevant zijn voor de procedure. De betrokken partijen, Unirice B.V. en Unirice Group B.V., hebben echter aangevoerd dat zij niet meer beschikken over de gevraagde boekhoudkundige stukken, zowel fysiek als digitaal, en ook niet via hun (toenmalige) accountant of administrateur. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 25 april 2023 de incidentele vorderingen tegen TRC Nederland afgewezen en Unirice en Unirice Group de gelegenheid gegeven om hun verweer nader te onderbouwen.

Tijdens de zitting op 6 februari 2024 heeft het hof de argumenten van Unirice en Unirice Group gehoord, die met producties hebben aangetoond dat zij niet meer over de gevraagde stukken beschikken. De appellante heeft hierop gereageerd, maar het hof oordeelt dat de verweersters voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de stukken niet meer beschikbaar zijn. Aangezien het hof niet kan veroordelen tot het onmogelijke, heeft het de incidentele vorderingen ex artikel 843a Rv tegen Unirice en Unirice Group afgewezen.

Het hof heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol voor verder procederen in de hoofdzaak en gehouden dat iedere verdere beslissing, inclusief die over de proceskosten van dit incident, wordt aangehouden. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.306.175/01
Zaaknummer rechtbank : 8633878 CV EXPL 20-23271
arrest in het incident ex art. 843a Rv van 6 februari 2024
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in de hoofdzaak, tevens eiseres in het incident ex art. 843a Rv,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. B.J. Bodewes te Assen,
tegen

1.Unirice B.V.,gevestigd te Capelle aan den IJssel,

2.
Unirice Group B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerden sub 1 en 2 in de hoofdzaak, tevens verweersters in het incident ex
art. 843a Rv,
hierna te noemen: Unirice en Unirice Group,
advocaat: mr. K. Hellinga - Van Dijk te Zwijndrecht,
en

3.TRC Unirice Nederland B.V.,gevestigd te Rotterdam,geïntimeerde sub 3 in de hoofdzaak, tevens verweerster in het incident ex art. 843a Rv,

hierna te noemen: TRC Nederland,
advocaat: mr. T.L.C.W. Noordoven te Haarlem.
Verdere beoordeling van het incident
Bij tussenarrest van 25 april 2023 heeft het hof de incidentele vorderingen ex
art. 843a Rv tegen TRC Nederland afgewezen. Unirice en Unirice Group zijn in de gelegenheid gesteld hun verweer dat zij niet meer beschikken over de gevraagde boekhoudkundige stukken, ook niet digitaal en ook niet via hun (toenmalige) accountant of administrateur, nader bij akte te onderbouwen.
Unirice en Unirice Group hebben dit bij akte (met producties) gedaan. [appellante] heeft daar bij akte op gereageerd.
Unirice en Unirice Group hebben naar het oordeel van het hof aldus voldoende aannemelijk gemaakt dat zij op dit moment niet meer over de bedoelde stukken (al dan niet digitaal) beschikken of kunnen beschikken. Dit is door [appellante] in haar reactie ook niet (langer) gemotiveerd weersproken.
Bij deze stand van zaken dienen ook de incidentele vorderingen ex art. 843a Rv tegen Unirice en Unirice Group te worden afgewezen. Het hof kan immers niet veroordelen tot het onmogelijke.
5. Het hof zal de zaak verwijzen naar de rol voor verder procederen in de hoofdzaak, een en ander zoals hierna bepaald.
6. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan, ook die over de proceskosten van dit incident.
Beslissing
Het hof:
  • wijst de incidentele vorderingen ex artikel 843a Rv tegen Unirice en Unirice Group af;
  • verwijst de zaak naar de rol over zes weken voor het nemen van een memorie van antwoord aan de zijde van Unirice, Unirice Group en TRC Nederland;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, J.M.T. van der Hoeven - Oud en
M.J. van der Ven en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2024 in aanwezigheid van de griffier.