ECLI:NL:GHDHA:2024:11

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
200.314.199/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over oplevering en schuldeisersverzuim na verbouwing van een woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen Gelijk Regelen B.V. over de uitvoering van een verbouwing aan haar woning. [appellante] was ontevreden over de uitvoering van de werkzaamheden en heeft de overeenkomst ontbonden, waarna zij schadevergoeding eiste. De rechtbank heeft haar vordering afgewezen, en het hof bevestigt deze beslissing. Het hof oordeelt dat er sprake was van een oplevering op 31 juli 2020, waarbij [appellante] geen gebreken heeft gemeld. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat Gelijk Regelen niet meer aansprakelijk is voor gebreken die bij de oplevering redelijkerwijs ontdekt hadden moeten worden. Het hof concludeert dat [appellante] in schuldeisersverzuim is geraakt door Gelijk Regelen niet in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.314.199/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/625570 / HA ZA 21-831
Arrest van 16 januari 2024
in de zaak van
[appellante],
wonend in [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. L. Hennink, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
Gelijk Regelen B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster,
advocaat: mr. B.V. Rafaela, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof noemt partijen hierna [appellante] en Gelijk Regelen.

1.De zaak in het kort

1.1
Gelijk Regelen heeft [appellante] begeleid bij de aankoop van een woning en heeft een verbouwing aan die woning uitgevoerd. [appellante] is niet tevreden over de uitvoering van de verbouwing en heeft de overeenkomst ontbonden. Zij wil in deze procedure vergoeding van de schade die zij lijdt doordat zij bepaalde werkzaamheden door een derde moet laten uitvoeren. De rechtbank heeft haar vordering afgewezen. Het hof komt tot dezelfde conclusie.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 1 augustus 2022, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 juli 2022;
  • het arrest van dit hof van 20 september 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 november 2022;
  • de memorie van grieven, tevens houdende verlaging van eis, van [appellante] , met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van Gelijk Regelen, met bijlagen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Tussen [appellante] en Gelijk Regelen is op 7 februari 2020 een bemiddelingsovereenkomst tot stand gekomen op basis waarvan Gelijk Regelen werkzaamheden heeft uitgevoerd ten behoeve van de aankoop en financiering door [appellante] van een woning in Rotterdam (“de Woning”). De overeenkomst bevat een courtageverplichting van 2% van de aankoopprijs van de Woning met een minimum van € 2.420,00 (incl. btw). Op 17 april 2020 heeft de overdracht van de Woning plaatsgevonden.
3.2
Tussen [appellante] en Gelijk Regelen is op 16 april 2020 een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen op basis waarvan Gelijk Regelen de Woning volledig heeft gerenoveerd en heeft verbouwd tot een driekamerwoning. De aanneemsom bedroeg € 40.438,00 (incl. btw). In de overeenkomst is onder meer opgenomen:
‘Verwijderen oude schuifpui en plaatsen raam en deur naar de tuin’
3.3
Begin mei 2020 is Gelijk Regelen gestart met de renovatiewerkzaamheden. In een e-mail van 28 juli 2020 aan Gelijk Regelen heeft [appellante] erop aangedrongen dat op 31 juli 2020 de oplevering zal plaatsvinden. Zij heeft daarbij aangegeven ‘helemaal nergens tevreden’ over te zijn.
3.4
In een e-mail van 29 juli 2020 van [appellante] aan Gelijk Regelen is onder meer opgenomen:
‘3. Geen idee waar het raam zit dat naast de tuindeur zou komen.’
3.5
In een e-mail van 30 juli 2020 van Gelijk Regelen aan [appellante] is onder meer opgenomen:
‘De oplevering van uw woning zal morgen, 31 juli 2020 om 17:30 uur plaatsvinden. (…). Om verdere miscommunicatie te voorkomen, zullen wij een kopie van de gezamenlijk getekende offerte, alsmede uw mail van 29 juli 2020 om 16:50 uur (met genoemde punten) meenemen. Wij zullen dan de woning samen doorlopen en alle zaken in de offerte en punten in uw mail afvinken.’
3.6
Op 31 juli 2020 heeft een vooroplevering van de Woning plaatsgevonden. Hiervan is geen proces-verbaal opgemaakt. In een e-mail van 7 augustus 2020 heeft Gelijk Regelen vervolgens aangegeven welke werkzaamheden nog zullen worden uitgevoerd. Het maken van een raam naast de tuindeur is daarbij niet genoemd. Gelijk Regelen heeft in die e-mail ook aangegeven dat op 10 augustus 2020 met de werkzaamheden wordt gestart.
3.7
In een e-mail van 14 augustus 2020 van [appellante] aan Gelijk Regelen heeft [appellante] een aantal onderdelen van het werk opgesomd waarover zij niet tevreden is. In die mail is niets opgenomen over het ontbreken van een raam naast de tuindeur. Datzelfde geldt voor een e-mail van [appellante] van 23 augustus 2020, waarin zij opnieuw een aantal werkzaamheden heeft opgesomd die volgens haar nog moeten worden uitgevoerd.
3.8
In een e-mail van 1 september 2020 van Gelijk Regelen aan [appellante] is onder meer opgenomen:
‘Vorige week woensdag hebben wij onderstaand bericht aan u verzonden. Echter hebben wij nog geen reactie van u mogen ontvangen, ook heeft uw adviseur (…) nog geen contact met ons opgenomen.
Graag willen wij alles afhandelen en het dossier sluiten. Hierbij daarom ons verzoek om binnen 48 uur, na verzending van deze mail, een reactie te zenden (…).
Indien wij na 48 uur nog geen reactie van u hebben mogen ontvangen, gaan wij ervanuit dat alles nu is afgerond en zullen wij de administratieve afhandeling verrichten, waarna wij zullen overgaan tot het sluiten van het dossier.’
3.9
[appellante] antwoordde bij e-mail van 1 september 2020 onder meer als volgt:
‘Het dossier zal nog niet kunnen worden afgesloten, aangezien er vanuit uw kant nog geen reactie is gegeven over de badkamer. Deze wil ik namelijk op de mail bevestigd hebben.’
3.1
Bij e-mail van 23 september 2020 heeft Gelijk Regelen [appellante] een factuur gestuurd voor de bemiddelingscourtage van € 2.541,00 met een betalingstermijn van zeven dagen. [appellante] heeft deze factuur niet voldaan.
3.11
In een e-mail van 23 september 2020 heeft de advocaat van [appellante] vijf punten opgevoerd waarop Gelijk Regelen volgens hem tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Een van die punten houdt in dat alle deuren en kozijnen vervangen dienen te worden door nieuwe deuren en kozijnen. Voorts is opgenomen dat er slechts een deur is geplaatst en geen raam.
3.12
Op 9 oktober 2020 heeft Vereniging Eigen Huis (“VEH”) in opdracht van [appellante] een opleveringskeuring uitgevoerd in de Woning. Hierbij waren onder andere [appellante] en de heer [betrokkene] , namens Gelijk Regelen, aanwezig. Het “Opleveringsrapport/Proces-verbaal van oplevering” van 9 oktober 2020 (“het rapport VEH”) is door VEH direct na de keuring opgemaakt en daarna ter plekke digitaal ondertekend door [appellante] en [betrokkene] . Beide partijen hebben een exemplaar van het rapport VEH ontvangen. Het rapport VEH vermeldt 33 gebreken, waarvan 4 ernstig.
3.13
Bij e-mail van 19 oktober 2020 heeft de advocaat van [appellante] de advocaat van Gelijk Regelen bericht dat [appellante] wil dat Gelijk Regelen de gebreken zoals vermeld in het rapport VEH herstelt. Verder heeft hij, namens [appellante] , om een gedetailleerde planning verzocht van de werkzaamheden en heeft hij erop gewezen dat het rapport VEH ten onrechte niet vermeldt dat ook sprake is van een gebrek in de achtergevel vanwege het ontbreken van een raam.
3.14
Na een herinnering van de advocaat van [appellante] reageerde de advocaat van Gelijk Regelen bij e-mail van 10 november 2020 aanvankelijk met een betwisting van haar gebondenheid aan het rapport VEH, maar na een aankondiging van [appellante] dat zij de aannemingsovereenkomst wil ontbinden, gaf de advocaat van Gelijk Regelen bij brief van 20 november 2020 te kennen dat Gelijk Regelen alsnog bereid is alle gebreken uit het rapport VEH te verhelpen en heeft zij voorgesteld dit in week 50 te doen, startend op 7 december 2020. In de brief is opgenomen dat door [appellante] daartoe de meubels moeten worden verwijderd.
3.15
Bij e-mail van 30 november 2020 heeft de advocaat van [appellante] de advocaat van Gelijk Regelen verzocht exact aan te geven wanneer Gelijk Regelen welke werkzaamheden wil uitvoeren, zodat bekend is hoeveel tijd daarmee gemoeid is. Daarbij is door de advocaat opgemerkt dat het onwaarschijnlijk is dat de werkzaamheden alleen op 7 december 2020 zullen worden uitgevoerd, omdat ook kozijnen vervangen moeten worden.
3.16
Bij brief van 4 december 2020 (om 13.04 uur per e-mail verzonden aan het adres info@bwadvocaten) heeft de advocaat van Gelijk Regelen de advocaat van [appellante] bericht dat een exacte planning op voorhand niet is te geven omdat de tijd die gemoeid gaat met de werkzaamheden afhankelijk is van het te leveren materiaal. In de brief is aangekondigd dat Gelijk Regelen op maandag 7 december 2020 tussen 7.00 en 8.00 uur aanwezig zal zijn om te beginnen met de werkzaamheden en is erop aangedrongen dat [appellante] ervoor zal zorgen dat de woning op dat tijdstip volledig leeg zal zijn.
3.17
Op 7 december 2020 heeft Gelijk Regelen geen herstelwerkzaamheden kunnen uitvoeren omdat er niet open werd gedaan bij de Woning. Om 9.28 uur op die dag heeft de advocaat van [appellante] de advocaat van Gelijk Regelen per e-mail bericht dat hij [appellante] niet op de hoogte heeft kunnen stellen van de afspraak omdat de brief van 4 december 2020 is verzonden naar het info mailadres van zijn kantoor en hij die mail daardoor niet eerder heeft gelezen. In de e-mail is verder, onder meer, het volgende opgenomen:
‘Voorts is van belang dat niet wordt aangegeven, zoals gevraagd, welke werkzaamheden wanneer zullen plaatsvinden. Voordat uw cliënt tot de woning wordt toegelaten, dien ik een gedetailleerd plan van aanpak te ontvangen.’
3.18
Bij e-mail van 8 december 2020 heeft de advocaat van [appellante] opnieuw gevraagd om een exacte planning wanneer welke werkzaamheden uitgevoerd gaan worden en heeft hij opnieuw aangegeven dat ook de kozijnen vervangen moeten worden.
3.19
Op 10 december 2020 heeft de advocaat van Gelijk Regelen de advocaat van [appellante] bericht dat duidelijk is welke werkzaamheden zullen worden uitgevoerd, namelijk die tot herstel van de gebreken genoemd in het rapport VEH, en dat een gedetailleerd plan van aanpak op voorhand niet mogelijk is nu dit onder meer afhangt van de eventueel benodigde materialen en levertijd. De advocaat van Gelijk Regelen heeft ook aangegeven dat Gelijk Regelen niet gehouden is tot vervanging van alle buitenkozijnen omdat het rapport VEH op dit punt een veel beperktere verplichting bevat voor Gelijk Regelen. De advocaat van Gelijk Regelen heeft herhaald dat Gelijk Regelen bereid is om de in het rapport VEH geconstateerde gebreken te verhelpen en vervolgens 14 december 2020 of 4 januari 2021 voorgesteld als nieuwe startdata voor de herstelwerkzaamheden.
3.2
In reactie daarop heeft de advocaat van [appellante] bij e-mail van 11 december 2020 de aannemingsovereenkomst ontbonden met als reden dat Gelijk Regelen ten onrechte alleen bereid is om de herstelwerkzaamheden op basis van het rapport VEH uit te voeren en niet bereid is om ook de overige overeengekomen (herstel)werkzaamheden uit te voeren, waaronder het vervangen van de buitenkozijnen en het plaatsen van een raam en deur naar de tuin. In de e-mail geeft de advocaat van [appellante] aan dat [appellante] wil dat haar schade wordt vergoed en dat die schade in ieder geval gelijk is aan de te maken herstelkosten.
3.21
Bij brief van 21 december 2020 heeft de advocaat van Gelijk Regelen de advocaat van [appellante] bericht dat Gelijk Regelen ondanks de ontbinding van de aannemingsovereenkomst door [appellante] nog steeds bereid is de herstelwerkzaamheden op basis van het rapport VEH uit te voeren. Dit aanbod heeft [appellante] afgewezen. Partijen zijn vervolgens niet nader tot elkaar gekomen.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellante] heeft Gelijk Regelen gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, voor recht wordt verklaard dat Gelijk Regelen toerekenbaar tekort is geschoten door niet bereid te zijn de gebreken te herstellen die in het rapport van VEH zijn opgenomen en door (niet) over te gaan tot het plaatsen van een raam en een deur naar de tuin. Verder heeft [appellante] gevorderd dat Gelijk Regelen wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 44.282,22 en de buitengerechtelijke incassokosten. Tot slot heeft [appellante] gevorderd dat Gelijk Regelen wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
4.2
Gelijk Regelen heeft op haar beurt gevorderd (in reconventie) dat [appellante] wordt veroordeeld tot betaling van € 2.541,- te vermeerderen met wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en de kosten van de procedure.
4.3
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen en [appellante] in de kosten veroordeeld. In reconventie is [appellante] veroordeeld tot betaling van € 2.541,- te vermeerderen met wettelijke rente. [appellante] is voorts veroordeeld in de kosten van het geding.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
[appellante] is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij vordert dat het hof het vonnis van 13 juli 2022 vernietigt, en dat de hiervoor onder 4.1 genoemde vorderingen alsnog worden toegewezen, met dien verstande dat [appellante] haar vordering met betrekking tot de schade vermindert tot € 16.357,99 (incl. btw). Zij vordert verder dat Gelijk Regelen niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen en dat Gelijk Regelen wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
5.2
De door [appellante] tegen het vonnis geformuleerde grieven zullen hierna worden besproken.

6.Beoordeling in hoger beroep

Inleiding

6.1
De vordering van [appellante] in de procedure bij de rechtbank heeft betrekking op de gebreken in het rapport VEH en de weigering van Gelijk Regelen om over te gaan tot plaatsing van een raam en een deur naar de tuin. De vordering in hoger beroep is verminderd ten aanzien van de gevorderde schade, maar is voor het overige niet gewijzigd. Dat betekent dat ook in hoger beroep uitsluitend ter beoordeling voorligt of Gelijk Regelen tekort is geschoten (en in verzuim is geraakt) ten aanzien van de door VEH genoemde gebreken en ten aanzien van het raam naast de tuindeur (tussen partijen is immers niet in geschil dat er wel een deur is geplaatst). Voor zover in de memorie van grieven ook andere tekortkomingen worden gesteld, zoals met betrekking tot de grootte van de gerealiseerde slaapkamers, hebben die geen relevantie voor de vordering en zullen die dus onbesproken blijven.
6.2
[appellante] vordert in hoger beroep verder dat Gelijk Regelen niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen. [appellante] heeft echter geen grief aangevoerd tegen het oordeel van de rechtbank in reconventie, zodat de vordering van Gelijk Regelen buiten de rechtsstrijd in hoger beroep valt.
Grief I – vooroplevering op 31 juli 2020
6.3
Grief I heeft betrekking op de vraag of tussen partijen is overeengekomen dat in de (tweede) slaapkamer, behalve een tuindeur, ook een raam zou moeten worden gerealiseerd. De rechtbank heeft die vraag onbeantwoord gelaten, omdat ook als moet worden aangenomen dat het werk op dit punt een gebrek bevat, Gelijk Regelen daarvoor (gelet op het bepaalde in artikel 7:758 BW) niet meer aansprakelijk is. De rechtbank heeft (4.2 van het vonnis) in dat verband overwogen dat op 31 juli 2020 een vooroplevering van het werk heeft plaatsgevonden en dat [appellante] tijdens die (voor)oplevering niet erop heeft gewezen dat volgens haar de overeenkomst op dit punt onjuist is uitgevoerd. Ook tijdens de keuring door VEH heeft [appellante] daar niet op gewezen.
6.4
[appellante] komt met grief I tegen dit oordeel op. Zij voert aan dat al voor de vooroplevering, op 28 juli 2020 en op 29 juli 2020, per e-mail is gecorrespondeerd over gebreken in de woning, waaronder het ontbreken van een raam naast de tuindeur, en dat door Gelijk Regelen is bevestigd dat tijdens de vooroplevering de genoemde punten zouden worden besproken. Dit betoog faalt.
6.5
Op grond van artikel 7:758 lid 1 BW dient de opdrachtgever het werk te keuren nadat de aannemer heeft verklaard dat het werk klaar is om te worden opgeleverd. Bij die oplevering dient de opdrachtgever de door hem geconstateerde gebreken aan te wijzen en het werk, al dan niet onder voorbehoud, te aanvaarden. Na de aanvaarding wordt het werk als opgeleverd beschouwd en is de aannemer ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtnemer op het tijdstip van de oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken (artikel 7:758 leden 2 en 3 BW).
6.6
Hoewel de rechtbank spreekt over een
vooroplevering, blijkt uit de verwijzing in het vonnis naar artikel 7:758 lid 3 BW dat de rechtbank de in dit artikel bedoelde oplevering op het oog had. [appellante] heeft niet gemotiveerd aangevoerd dat van een oplevering in de zin van artikel 7:758 BW op 31 juli 2020 geen sprake is geweest. Haar enkele stelling aan het eind van de memorie van grieven dat van een oplevering geen sprake is geweest (8.3), is niet onderbouwd en overigens in strijd met haar eigen stellingen over de (voor)oplevering in diezelfde memorie (3.6). Evenmin heeft zij aangevoerd dat zij het gebrek (het ontbreken van een afzonderlijk raam) redelijkerwijs op dat moment niet had behoren te ontdekken.
6.7
In de e-mail van 28 juli 2020 is het punt van het ontbreken van een afzonderlijk raam niet genoemd. Weliswaar schrijft [appellante] dat ‘alle punten die in de overeenkomst staan wat gesloopt en vervangen moet worden’ niet zijn uitgevoerd, maar die algemene omschrijving is niet voldoende specifiek om een gebrek aan te duiden. In de e-mail van 29 juli 2020 heeft [appellante] opgemerkt: ‘Geen idee waar het raam zit dat naast de tuindeur zou komen.’ In die mail heeft zij het punt van het ontbreken van het raam dus wel benoemd, zij het zijdelings omdat haar klacht vooral ging over het feit dat de gebruikte materialen niet nieuw waren. Gelijk Regelen heeft daarop geantwoord (zie de e-mail van 30 juli 2020 onder 3.5) dat op 31 juli 2020 de oplevering zal plaatsvinden en dat dan de punten van de e-mail van 29 juli 2020 zullen worden ‘meegenomen’. In de e-mail van 7 augustus 2020 van Gelijk Regelen is een opsomming gegeven van de werkzaamheden die op dat moment, dus kort na de oplevering op 31 juli 2020, nog zouden worden uitgevoerd. Het afzonderlijke raamkozijn is daarbij niet opgenomen. In een e-mail van 14 augustus 2020 heeft [appellante] opnieuw een aantal punten genoemd die volgens haar nog aangepakt moesten worden, maar het afzonderlijke raamkozijn is ook daarbij niet genoemd. Ook in haar e-mail van 23 augustus 2020 komt het raamkozijn niet aan de orde. In haar e-mail van 1 september 2020 ten slotte, stelt [appellante] dat het dossier nog niet gesloten kan worden ‘aangezien er vanuit uw kant nog geen reactie is gegeven over de badkamer.’ Ook in die e-mail wordt het raamkozijn niet genoemd.
6.8
De oplevering is een scharnierpunt in het bouwproces. De oplevering is het moment waarop de opdrachtgever de door hem gesignaleerde gebreken moet benoemen en ten aanzien van die gebreken een voorbehoud moet maken bij de goedkeuring van het werk. Het feit dat een gebrek voorafgaand aan de oplevering is gemeld, heeft niet te gelden als een dergelijk voorbehoud, omdat tijdens de oplevering, al dan niet aan de hand van een nadere toelichting door de aannemer, kan blijken dat het gebrek is opgelost, of dat het door de opdrachtgever gesignaleerde probleem bij nader inzien geen gebrek is. [appellante] stelt niet dat zij bij de (voor)oplevering een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van het afzonderlijke raam. Ook in de mailwisseling die aansluitend aan de oplevering heeft plaatsgevonden, komt het afzonderlijke raam niet aan de orde. Dat zou voor de hand hebben gelegen als [appellante] tijdens de oplevering het ontbreken van een raam als probleem zou hebben benoemd. Dat kan echter niet uit haar stellingen, en ook niet uit de latere mailwisseling, worden afgeleid. De grief stuit daarop af.
Grief II – 7 december 2020
6.9
De rechtbank heeft overwogen (4.8 en 4.9 van het vonnis) dat Gelijk Regelen bereid was om de door VEH voorgeschreven herstelwerkzaamheden uit te voeren, maar dat zij door [appellante] daartoe niet in de gelegenheid is gesteld. Daardoor heeft [appellante] in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 7:759 lid 1 BW. [appellante] is hierdoor bovendien vanaf 11 december 2020 in schuldeisersverzuim komen te verkeren, zodat Gelijk Regelen niet meer in verzuim kon raken (4.12 van het vonnis). De rechtbank heeft bij de feitenvaststelling (2.9 van het vonnis) opgenomen dat Gelijk Regelen op 7 december 2020 geen herstelwerkzaamheden heeft kunnen uitvoeren omdat er bij de woning niet werd open gedaan.
6.1
[appellante] voert in de eerste plaats aan dat pas op 4 december om 13.04 uur naar het algemene mailadres van het kantoor van haar advocaat een bericht is gestuurd dat de werkzaamheden op maandag 7 december 2020 tussen 7.00 uur en 8.00 uur zouden aanvangen. Zij heeft dit bericht niet tijdig ontvangen en het bericht liet haar ook geen redelijke termijn om van haar kant te plannen wat moest worden gedaan om de werkzaamheden mogelijk te maken.
6.11
Dit betoog faalt omdat Gelijk Regelen al in de brief van haar advocaat van 20 november 2020 (zie onder 3.14) heeft aangekondigd de werkzaamheden te kunnen beginnen op 7 december 2020. Die datum komt vervolgens terug in de e-mail van de advocaat van [appellante] van 30 november 2020 (zie onder 3.15), waarin werd gevraagd of de werkzaamheden de hele week zouden duren, of alleen op 7 december 2020 zouden plaatsvinden. Dat Gelijk Regelen op 7 december 2020 voor de deur zou staan, kon voor [appellante] dus geen verrassing zijn. Het bericht van 4 december 2020 bevatte uitsluitend ten aanzien van het aanvangstijdstip nieuwe informatie, terwijl het bovendien is verzonden aan een op zichzelf actief e-mailadres van de advocaat van [appellante] .
6.12
Gelijk Regelen heeft er bovendien terecht op gewezen dat zij haar bereidheid om herstelwerkzaamheden te verrichten heeft herhaald in de brief van haar advocaat van 10 december 2020. In die brief is verder aangeboden de werkzaamheden te laten beginnen op 14 december 2020 of op 4 januari 2021. Op 11 december 2020 heeft de advocaat van [appellante] dat verworpen en de overeenkomst ontbonden. Daarin lag een weigering besloten om Gelijk Regelen alsnog de herstelwerkzaamheden te laten uitvoeren. Het oordeel van de rechtbank en de gevolgtrekking die de rechtbank daaraan verbonden heeft, is dus juist.
6.13
[appellante] voert verder aan dat de rechtbank ten onrechte niet heeft geaccepteerd dat zij een ‘planning’ heeft gevraagd van de werkzaamheden. De rechtbank heeft overwogen (4.9 van het vonnis) dat [appellante] ten onrechte een ‘gedetailleerd plan van aanpak van Gelijk Regelen heeft geëist.’ Dat gaat veel verder dan de ‘planning’ waarover [appellante] in haar memorie van grieven schrijft. Overigens werkt [appellante] niet uit waarom dit oordeel van de rechtbank onjuist is. Het hof ziet dat ook niet in, omdat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het in beginsel aan de aannemer is om te bepalen op welke wijze het herstel moet plaatsvinden.
6.14
Grief II faalt daarom.
Grief III – raam en deur
6.15
Met grief III (de grieven zijn vanaf deze grief verkeerd genummerd, maar het hof nummert door) stelt [appellante] aan de orde dat volgens haar uit de overeenkomst volgt dat er een raam en een deur zouden moeten worden gemaakt, in plaats van een deur met een raam. Hoewel het hof [appellante] wel kan volgen in haar betoog dat dit niet is vermeld in het rapport VEH omdat de keuring door VEH er niet op gericht was te beoordelen of alle onderdelen uit de overeenkomst waren uitgevoerd, maar of de werkzaamheden op juiste wijze waren uitgevoerd, laat dit onverlet dat [appellante] zelf heeft kunnen waarnemen dat er niet een deur en een raam waren gerealiseerd, maar alleen een deur. Zij had dit dus, zoals hiervoor bij de beoordeling van grief I al is overwogen, bij de oplevering aan de orde moeten stellen en een voorbehoud moeten maken. Dat geldt overigens ook voor haar stelling dat de slaapkamers niet de overeengekomen grootte hadden. Nu zij dat niet heeft gedaan kan, zoals de rechtbank ook heeft overwogen, in het midden blijven of de werkzaamheden op dit punt conform de overeenkomst zijn uitgevoerd. Het bewijsaanbod (6.6 memorie van grieven) van [appellante] heeft daarom geen relevantie en wordt gepasseerd.
Grief IV – planning
6.16
Met grief IV voert [appellante] aan dat Gelijk Regelen zich, anders dan de rechtbank overwoog, niet voldoende heeft ingespannen voor het maken van afspraken voor de start van de werkzaamheden en de verdere planning. Ook dit betoog faalt. Anders dan [appellante] voorstaat, is de duur van werkzaamheden vaak niet exact in te schatten. Het komt het hof ook niet onbegrijpelijk voor dat Gelijk Regelen pas bij het begin van de werkzaamheden precies zou kunnen inschatten welke materialen er eventueel nog besteld zouden moeten worden, en ook niet wat de levertijd daarvan is. Hoe onprettig ook, van [appellante] als opdrachtgever wordt enige flexibiliteit verwacht wanneer de aannemer in de gelegenheid moet worden gesteld herstelwerkzaamheden te verrichten. Haar standpunt dat zij de aannemer pas in de gelegenheid hoefde te stellen die herstelwerkzaamheden te verrichten wanneer deze een gedetailleerde planning zou hebben verstrekt, gaat te ver.
6.17
Grief IV heeft verder opnieuw betrekking op het raam en de deur van de slaapkamer. Daarop is hiervoor al ingegaan.
Grief V – kon van [appellante] gevergd worden Gelijk Regelen tot herstel toe te laten?
6.18
Met grief V voert [appellante] aan dat van haar niet kon worden gevergd Gelijk Regelen in de gelegenheid te stellen de herstelwerkzaamheden uit te voeren. [appellante] voert daartoe verschillende omstandigheden aan. Die zijn echter ontoereikend voor de conclusie die [appellante] trekt.
6.19
Het hof is met [appellante] van oordeel dat uit het rapport van VEH is af te leiden dat er behoorlijk wat aan het werk mankeerde. Ook is juist dat Gelijk Regelen in eerste instantie haar gebondenheid aan het rapport VEH heeft betwist. Daar staat echter tegenover dat [appellante] wel heeft aangedrongen op herstel van de gebreken door Gelijk Regelen én dat Gelijk Regelen op 20 november 2020 haar bereidheid heeft uitgesproken om de door VEH geconstateerde gebreken te herstellen. [appellante] heeft daar toen mee ingestemd. Tegen die achtergrond is niet goed in te zien waarom daarna niet meer van haar gevergd zou kunnen worden de herstelwerkzaamheden door Gelijk Regelen te laten uitvoeren.
6.2
Ook grief V faalt.
Conclusie en proceskosten
6.21
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellante] niet slaagt. Op haar specifieke bewijsaanbod met betrekking tot (het raam in) de slaapkamer is hiervoor al ingegaan. Het algemene bewijsaanbod dat in 9.1 van de memorie van grieven is geformuleerd wordt gepasseerd omdat het niet kenbaar betrekking heeft op feiten die, indien bewezen, tot een andere conclusie leiden.
6.22
Het hof zal het vonnis bekrachtigen en [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 juli 2022;
  • veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Gelijk Regelen tot op heden begroot op € 783,- aan verschotten en € 1.183,- aan salaris advocaat en € 173,- aan nasalaris, te verhogen met € 90,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.J. van der Helm, M.E. Honée en H. Biemond, en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2024 in aanwezigheid van de griffier.