Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak, die betrekking heeft op woninginbraak, heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 juni 2024 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad. De verdachte was eerder door de politierechter in de rechtbank Den Haag op 10 augustus 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. Dit vonnis werd in hoger beroep door het Gerechtshof bevestigd op 20 september 2021. De Hoge Raad vernietigde echter dit arrest op 14 maart 2023 en verwees de zaak terug naar het hof voor herbehandeling.
Tijdens de zittingen heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die opnieuw een gevangenisstraf van vier maanden eiste. De verdediging stelde echter dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat het bewijs onvoldoende was. Het hof heeft vastgesteld dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte de inbraak had gepleegd. De getuigenverklaringen waren niet eenduidig en er ontbrak forensisch bewijs dat de verdachte met de inbraak in verband kon worden gebracht.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de verdachte de inbraak had gepleegd, en heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De kosten die de verdachte had gemaakt in verband met de vordering van de benadeelde partij werden begroot op nihil.