ECLI:NL:GHDHA:2024:1023

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
22-000774-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en vrijspraak na terugwijzing door Hoge Raad

In deze zaak, die betrekking heeft op woninginbraak, heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 juni 2024 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad. De verdachte was eerder door de politierechter in de rechtbank Den Haag op 10 augustus 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. Dit vonnis werd in hoger beroep door het Gerechtshof bevestigd op 20 september 2021. De Hoge Raad vernietigde echter dit arrest op 14 maart 2023 en verwees de zaak terug naar het hof voor herbehandeling.

Tijdens de zittingen heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die opnieuw een gevangenisstraf van vier maanden eiste. De verdediging stelde echter dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat het bewijs onvoldoende was. Het hof heeft vastgesteld dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte de inbraak had gepleegd. De getuigenverklaringen waren niet eenduidig en er ontbrak forensisch bewijs dat de verdachte met de inbraak in verband kon worden gebracht.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de verdachte de inbraak had gepleegd, en heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De kosten die de verdachte had gemaakt in verband met de vordering van de benadeelde partij werden begroot op nihil.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000774-23
Parketnummer: 09-127687-20
Datum uitspraak: 14 juni 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 augustus 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden – het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
De politierechter in de rechtbank Den Haag heeft de verdachte op 10 augustus 2020 ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest. Verder is beslist op de vordering benadeelde partij.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Den Haag heeft in hoger beroep bij arrest van 20 september 2021 de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest. Verder is beslist op de vordering benadeelde partij.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft vervolgens bij arrest van 14 maart 2023 het bestreden arrest van het gerechtshof Den Haag vernietigd en de zaak teruggewezen naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2020 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een rugzak en/of een of meerdere fiets(en) en/of een laptop en/of een paspoort en/of contant geld en/of cadeaukaarten en/of een camera en/of een zegelring en/of een en/of meerdere horloges, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat het signalement van de verdachte onvoldoende overeenkomt met het door getuigen omschreven signalement van de vermoedelijke dader. Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het dossier ook overigens geen aanknopingspunten bevat dat de verdachte de inbraak gepleegd heeft.
De advocaat-generaal acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Daartoe is aangevoerd dat de getuigen gelijkluidend hebben verklaard over het signalement van de vermoedelijke dader en dat de verdachte voldoet aan dit door hen gegeven signalement, dat voldoende specifiek en onderscheidend is, terwijl de verdachte is aangehouden in de buurt van waar de getuigen de vermoedelijke dader hebben gezien.
Het hof stelt vast dat het dossier van het onderhavige opsporingsonderzoek geen technisch en/of ander forensisch bewijsmateriaal bevat dat in de richting van de verdachte wijst als degene die de inbraak heeft gepleegd. Ook is er geen onderzoek gedaan naar sporen (van de verdachte) op de bij de inbraak buitgemaakte en later aangetroffen rugzak. Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] kan verder niet zonder meer worden afgeleid dat het de verdachte is geweest die de inbraak heeft gepleegd, te meer nu beide getuigen op enig moment de vermoedelijke dader uit het oog zijn verloren en de verdachte pas enige tijd later door de politie is aangehouden. De getuigen zijn ook niet geconfronteerd met de verdachte, noch met zijn jas. In dat verband is van belang nog op te merken dat ten aanzien van de jas die de verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg - en die klaarblijkelijk overeenkomsten vertoonde met de door de getuige omschreven jas - niet blijkt hoe zeldzaam die is, zodat daar naar het oordeel van het hof niet een doorslaggevende bewijswaarde aan kan worden toegekend.
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel vast is komen te staan dat de verdachte de inbraak heeft gepleegd. Het hof zal de verdachte daarom van het tenlastegelegde vrijspreken.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot
€ 1.000,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 750,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer,
mr. W.J. van Boven en mr. E.R.F. van Engelen,
in bijzijn van de griffier mr. M. van der Bom.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 juni 2024.
Mr. E.R.F. van Engelen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.