ECLI:NL:GHDHA:2023:980

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
200.280.825/01 en 200.281.955/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op verschoningsrecht door arts in civiele procedure rondom schenkingen en misbruik van omstandigheden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot een beroep op het verschoningsrecht door een arts, mevrouw [getuige], in een civiele procedure over schenkingen. De zaak betreft twee appellanten, [kleindochter] en [dochter 2], en twee geïntimeerden, [dochter 1] en [dochter 2]. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen waarin aan [dochter 1] een bewijsopdracht is gegeven. In het huidige arrest wordt het beroep van [getuige] op haar verschoningsrecht behandeld. Het hof oordeelt dat [getuige], die als arts betrokken was bij erflater, een beroep kan doen op het verschoningsrecht. Dit betekent dat zij niet verplicht is om informatie te verstrekken die onder het medisch beroepsgeheim valt. Het hof overweegt dat de geheimhouding van medische informatie een hoger doel dient dan alleen de bescherming van de betrokken persoon. De rechtsvraag die centraal staat is of [getuige] in de uitoefening van haar werkzaamheden een beroep kan doen op het verschoningsrecht, zoals vermeld in artikel 165 lid 2 sub b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof concludeert dat het belang van geheimhouding in dit geval prevaleert boven het belang van openbaarmaking, en wijst het beroep op het verschoningsrecht toe. De zaak wordt verwezen naar de rol van 13 juni 2023 voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team familie
Zaaknummer : 200.280.825/01 en 200.281.955/01
Rol-/zaaknummer rechtbank : C/09/561669/HA ZA 18-1054

Arrest d.d. 30 mei 2023

In de zaak met zaaknummer 200.280.825/01
[kleindochter] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [kleindochter] ,
advocaat: mr. L.C. Griffioen-Wennekes te Utrecht,
tegen
[dochter 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde en tevens incidenteel appellante,
hierna te noemen: [dochter 1] ,
advocaat: mr. M.Y.M. Renken te Voorhout,
en
[dochter 2] ,
wonende te [woonplaats] , Frankrijk,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [dochter 2] ,
advocaat: mr. C.I. Zaad te Den Haag,
en in de zaak met zaaknummer 200.281.955/01
[dochter 2] ,
wonende te [woonplaats] , Frankrijk,
appellante,
hierna te noemen: [dochter 2] ,
advocaat: mr. C.I. Zaad te Den Haag,
tegen
[dochter 1]
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde, tevens incidenteel appellante,
hierna te noemen [dochter 1] ,
advocaat: mr. M.Y.M, Renken,
en
[kleindochter] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen [kleindochter] ,
advocaat: mr. L.C. Griffioen-Wennekes te Utrecht.

Het geding

Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 9 november 2021, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Bij voornoemd tussenarrest heeft het hof aan [dochter 1] een bewijsopdracht gegeven.
[dochter 1] heeft bij brief van 25 maart 2022 mevrouw [getuige] , specialist ouderengeneeskunde, opgeroepen als getuige te verschijnen.
[getuige] heeft bij brief van 7 april 2022 een beroep op het haar wettelijk toekomende verschoningsrecht als arts gedaan en aangegeven dat zij zich zal verschonen voor het getuigenverhoor.
Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het beroep op het verschoningsrecht door [getuige] .
Partijen hebben zich alle drie afzonderlijk voor de rol van 24 mei 2022 bij akte uitgelaten.
[kleindochter] heeft bij mailbericht van 30 mei 2022 bezwaar gemaakt tegen de door [dochter 1] ingediende akte.
Het hof heeft partijen vervolgens meegedeeld bij arrest over het beroep op het verschoningsrecht te beslissen en daarin de door partijen genomen aktes alsmede de mail van [kleindochter] van 30 mei 2022 mee te nemen.

De verdere beoordeling van het hoger beroep

Procesrechtelijke beslissing
1. [kleindochter] heeft bezwaar gemaakt tegen de door [dochter 1] ingediende akte, en dan met name tegen de daarbij gevoegde productie 65 en de daarop gegeven toelichting. Volgens [kleindochter] kwalificeert dit als napleiten en het overleggen van nadere stukken dan wel het innemen van nieuwe standpunten, hetgeen na de mondelinge behandeling niet is toegestaan.
2. Het hof zal de akte van [dochter 1] meenemen bij de navolgende beoordeling, echter zonder de productie 65 en de op die productie gegeven toelichting. Partijen waren immers door het hof alleen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten op het beroep op het verschoningsrecht door [getuige] . Voornoemde productie 65 en de daarop gegeven toelichting zien daar echter niet op.
Tussenarrest
3. In het tussenarrest van 9 november 2021 heeft het hof geoordeeld voorshands van oordeel te zijn dat er vanaf medio 2014 ten aanzien van de schenkingen aan [dochter 1] en haar gezinsleden sprake is van misbruik van omstandigheden waaronder de schenkingen hebben plaatsgevonden en wel voor een totaalbedrag van € 147.103,63. Voorts heeft het hof geoordeeld dat op [dochter 1] – als begiftigde – de bewijslast rust om te bewijzen dat de schenkingen niet door misbruik van omstandigheden hebben plaatsgevonden.
4. [dochter 1] is vervolgens toegelaten tot bewijslevering van haar stelling dat de schenkingen van erflater aan haar (en haar gezinsleden) vanaf medio 2014 niet door misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen.
5. [dochter 1] heeft mevrouw [getuige] , specialiste ouderengeneeskunde (hierna: [getuige] ), opgeroepen te verschijnen als getuige. [getuige] heeft zich vervolgens beroepen op haar verschoningsrecht.
Geschil en juridisch kader
6. De rechtsvraag die moet worden beantwoord is of [getuige] in de uitoefening van haar werkzaamheden bij erflater een beroep kan doen op een functioneel verschoningsrecht zoals vermeld in artikel 165 lid 2 sub b Rv.
7. Naar huidig recht is het verschoningsrecht geen recht van de persoon op wie de vertrouwelijke informatie betrekking heeft maar van de beroepsgeheimhouder. Daarom kan in casu de dochter van erflater als rechtsopvolger onder algemene titel een beroepsgeheimhouder niet dwingen tot spreken waar deze wil zwijgen of dwingen tot zwijgen waar deze meent te moeten kunnen spreken. Het verschoningsrecht dient namelijk een hoger doel dan alleen de geheimhouding ter bescherming van de betrokkene. Het wordt in beginsel aan de verschoningsgerechtigde zelf overgelaten om te beoordelen of hetgeen aan hem/haar is medegedeeld, heeft te gelden als aan hem/haar toevertrouwd. De rechter heeft met betrekking tot die beoordeling slechts een marginale toetsingsruimte.
Standpunten
8. [getuige] doet een beroep op het haar wettelijk toekomende verschoningsrecht als arts. [getuige] was op enig moment de arts van erflater. De door [dochter 1] gewenste informatie valt volgens [getuige] onder de reikwijdte van het verschoningsrecht.
9. [dochter 1] stelt zich op het standpunt dat [getuige] geen beroep op het verschoningsrecht kan doen. Zij stelt dat [getuige] tijdig en naar behoren is opgeroepen zodat verwacht mag worden dat zij voor het hof verschijnt en zonodig alsdan voor het hof een beroep op het verschoningsrecht doet. De verwachting is dat aan [getuige] vragen voorgehouden zullen worden waarvan de beantwoording niet onder het verschoningsrecht valt dan wel dat de antwoorden de belangen van erflater niet of onvoldoende schaden ten opzichte van het belang dat de waarheid aan het licht komt. [getuige] heeft eerder de afweging gemaakt omtrent het belang van de geheimhouding versus het belang van openbaarmaking van medische informatie van erflater, waarbij zij meer belang heeft gehecht aan het openbaar maken. Zij heeft in een verklaring van 23 mei 2019 reeds de afweging gemaakt dat haar geheimhouding niet absoluut is en een verklaring afgelegd ten behoeve van de erfgenamen. Daarvoor had zij al geoordeeld dat het medisch dossier, zoals dat door [kleindochter] en [dochter 2] later in volle omvang in het hoger beroep is ingebracht, vrijgegeven kon worden. Het belang van [dochter 1] is inmiddels zwaarder gaan wegen dan het belang van erflater bij geheimhouding, nu zij alleen aan haar bewijsopdracht kan toekomen door het horen van [getuige] . [getuige] heeft erflater in zijn laatste levensfase als arts gezien en over zijn gezondheid geoordeeld; zij kent de medische geschiedenis van erflater. Er is volgens [dochter 1] dan ook sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat het maatschappelijk belang dat de waarheid aan het licht komt prevaleert boven het verschoningsrecht.
10. [kleindochter] is van mening dat [getuige] een beroep op het verschoningsrecht kan en mag doen. Conform artikel 165 lid 2 Rv geldt de geheimhouding voor al hetgeen aan [getuige] in het kader van de patiëntrelatie met erflater is toevertrouwd. Het moet voor een patiënt volkomen duidelijk zijn dat hij of zij vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene een arts kan zien. Dit belang prevaleert boven de belangen in rechte. Daarbij geldt dat het omvangrijke procesdossier geen blijk geeft van zeer uitzonderlijke omstandigheden waarvoor het verschoningsrecht van [getuige] zou moeten wijken.
11. [dochter 2] refereert zich aan het oordeel van het hof voor de beoordeling van de vraag of in het onderhavige geval voor [getuige] sprake is van een omstandigheid waarbij de inhoud van de getuigenis moet prevaleren boven het verschoningsrecht. [dochter 2] merkt daarbij op dat [dochter 1] verwijst naar een productie 38 uit eerste aanleg, welke zij – en naar zij heeft vernomen ook [kleindochter] – niet in het procesdossier heeft aangetroffen. Het is in die zin dan ook onduidelijk hoe of wat [getuige] over de wilsbekwaamheid van erflater nader of anders zou kunnen verklaren. Temeer nu het hof zich in zijn tussenarrest en over de periode al voordat [getuige] als arts bij erflater betrokken was, heel expliciet heeft uitgelaten over de lichamelijke en geestelijke toestand van erflater.
Oordeel hof
12. Het hof oordeelt als volgt. Gezien de werkzaamheden die [getuige] bij erflater heeft verricht is zij op de hoogte van de medische situatie van erflater. Erflater mocht er op vertrouwen dat [getuige] omtrent zijn medische en geestelijke situatie zonder zijn toestemming aan derden geen informatie zou verstrekken, noch bij zijn leven noch na zijn overlijden.
Dat [getuige] in 2017 (een deel van) het medische dossier heeft gedeeld met een dochter van erflater, acht het hof voor de beantwoording van de onderhavige rechtsvraag niet relevant.
De vraag die moet worden beantwoord is of [getuige] thans een beroep op het haar toekomende verschoningsrecht kan doen. Niet ter discussie staat tussen partijen dat [getuige] specialist ouderengeneeskunde is en als arts bemoeienis heeft gehad met erflater. De verwachting van [dochter 1] dat aan [getuige] vragen zullen worden voorgehouden waarvan de beantwoording niet onder het verschoningsrecht valt, deelt het hof niet. Immers, in de oproepbrief van 25 maart 2022 schrijft [dochter 1] dat [getuige] wordt verzocht ter zitting een verklaring af te leggen over de (geestelijke) gesteldheid van erflater in de jaren 2014-2015, haar betrokkenheid bij erflater en haar oordeel destijds over eventuele ziektebeelden bij erflater. Naar het oordeel van het hof betreft dit het verstrekken van medische informatie, nu het gaat om verklaringen van een arts over de (geestelijke) gezondheidstoestand van diens patiënt. De vragen zullen het medisch beroepsgeheim van [getuige] raken. Dat de verklaringen berusten op eigen waarneming en ervaring, zoals [dochter 1] in voornoemde brief stelt, maakt dit niet anders.
Daarbij komt dat [dochter 1] , anders dan zij zelf stelt, naar het oordeel van het hof niet alleen aan haar bewijsopdracht – het ontzenuwen dat schenkingen door misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen - kan toekomen door het horen van [getuige] als getuige.
13. Het beroep van [getuige] op het verschoningsrecht wordt derhalve toegewezen.

Beslissing

Het hof:
wijst toe aan getuige [getuige] het beroep op het verschoningsrecht;
verwijst de zaak naar de rol van 13 juni 2023 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over voorzetting van enquête en contra-enquête;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, C.M. Warnaar, en L.A.G.M. van der Geld en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2023 in aanwezigheid van de griffier.