ECLI:NL:GHDHA:2023:980
Gerechtshof Den Haag
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep op verschoningsrecht door arts in civiele procedure rondom schenkingen en misbruik van omstandigheden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot een beroep op het verschoningsrecht door een arts, mevrouw [getuige], in een civiele procedure over schenkingen. De zaak betreft twee appellanten, [kleindochter] en [dochter 2], en twee geïntimeerden, [dochter 1] en [dochter 2]. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen waarin aan [dochter 1] een bewijsopdracht is gegeven. In het huidige arrest wordt het beroep van [getuige] op haar verschoningsrecht behandeld. Het hof oordeelt dat [getuige], die als arts betrokken was bij erflater, een beroep kan doen op het verschoningsrecht. Dit betekent dat zij niet verplicht is om informatie te verstrekken die onder het medisch beroepsgeheim valt. Het hof overweegt dat de geheimhouding van medische informatie een hoger doel dient dan alleen de bescherming van de betrokken persoon. De rechtsvraag die centraal staat is of [getuige] in de uitoefening van haar werkzaamheden een beroep kan doen op het verschoningsrecht, zoals vermeld in artikel 165 lid 2 sub b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof concludeert dat het belang van geheimhouding in dit geval prevaleert boven het belang van openbaarmaking, en wijst het beroep op het verschoningsrecht toe. De zaak wordt verwezen naar de rol van 13 juni 2023 voor verdere behandeling.