Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/10/610983 / HA ZA 21-7
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 10 november 2021, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 1 september 2021;
- het arrest van dit hof van 28 december 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast (deze is niet gehouden);
- de memorie van grieven tevens wijziging van eis van [appellante], met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde], met producties.
3.Feiten
(...) het structureel en langdurig ontbreken van draagvlak bij uw directe medewerkers en overig personeel.” [appellante] heeft in de opzegging berust.
4.Procedure bij de rechtbank
- [geïntimeerde] te veroordelen mee te werken aan een prijsbepaling van de aan [appellante]
[appellante] toebehorende aandelen op basis van een ‘good leaver’ situatie;
- te bepalen dat [appellante] vanaf 1 april 2020 door [geïntimeerde] niet langer aan het
non-concurrentiebeding kan worden gehouden en dat [appellante] door [geïntimeerde]
dient te worden gevrijwaard voor mogelijke vorderingen dienaangaande in te stellen
door […] Co. Ltd.;
- [geïntimeerde] te veroordelen het [appellante] toekomende dividend over 2019 uit te
keren; en
- met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
bad leaversituatie zoals geformuleerd in artikel 8.2 onder d van de aandeelhoudersovereenkomst en dat [A] in dit geval gehouden is de door haar gehouden aandelen aan [geïntimeerde] te leveren voor een bedrag van € 2.205,-, zijnde de nominale waarde van de aandelen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
omwille van duidelijk ontbreken van draagvlak bij medewerkers en personeel de (arbeids-)overeenkomst ontbonden moet worden”, maar [appellante] heeft onvoldoende onderbouwd dat de door haar voorgestane strikt juridische uitleg van de bewoordingen ‘ontbonden moet worden’ in deze bepaling strookt met de betekenis die partijen volgens deze maatstaf aan deze bepaling mochten toekennen. Bij de uitleg van artikel 8.2 onder d moet ook het volgende in aanmerking worden genomen:
- uit de formulering van de aanhef van artikel 8.2 blijkt dat het eindigen van de betrokkenheid van de betreffende aandeelhouder bij de groep centraal staat bij de diverse ‘bad leaver’ gronden;
- de andere ‘bad leaver’ gronden, bijvoorbeeld artikel 8.2 onder c (
een dringende reden, als bedoeld in artikel 7:678 BW) of onder f (
een materiële schending van de managementovereenkomst), vereisen geen ontbinding van de managementovereenkomst;
- de aandeelhoudersovereenkomst bevat diverse (taalkundige) onvolkomenheden, waaronder in artikel 8.2 onder d, waarin het woord ‘managementovereenkomst’ – hoewel niet in geschil is dat deze is begrepen in de verwijzing naar (arbeids-)overeenkomst – strikt genomen ontbreekt;
- niet gesteld of gebleken is dat partijen werden bijgestaan door (juridische) deskundigen bij het aangaan van de aandeelhoudersovereenkomst of over relevante rechtskennis beschikten.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 1 september 2021;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 1.955,-, en op € 163,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de betekening van het arrest moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.