ECLI:NL:GHDHA:2023:913
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning in Rotterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning in Rotterdam. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning op 1 januari 2019 vastgesteld op € 215.000, maar na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 206.000. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waarde en heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank Rotterdam, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof.
Tijdens de zitting op 23 maart 2023 heeft de Heffingsambtenaar een taxatieverslag overgelegd, waarin de waarde van de woning werd onderbouwd met vergelijkingsobjecten uit hetzelfde appartementencomplex. De Rechtbank oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. De belanghebbende heeft echter geen overtuigend bewijs geleverd dat de waarde lager zou moeten zijn dan vastgesteld.
Het Gerechtshof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de Heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd. De waarde van de woning is vastgesteld op basis van een systematische vergelijking met vergelijkbare woningen, waarbij rekening is gehouden met de onderlinge verschillen. De belanghebbende heeft onvoldoende onderbouwd dat de waarde te hoog is vastgesteld. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.