ECLI:NL:GHDHA:2023:842

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
2200073621
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medische noodtoestand als rechtvaardiging voor het telen van cannabis door verdachte met autistische stoornis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1980, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis voor het telen van hennepplanten. De verdachte heeft in de periode van 14 december 2018 tot en met 26 maart 2019 te Katwijk opzettelijk 17 hennepplanten geteeld, wat in strijd is met de Opiumwet. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte een beroep op overmacht/noodtoestand toekomt, omdat hij lijdt aan een autistische stoornis en depressieve klachten, waarvoor hij medicinale cannabis gebruikt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte jarenlang verschillende behandelingen heeft ondergaan zonder positief effect en dat hij op eigen initiatief cannabis is gaan gebruiken, wat hem verlichting biedt van zijn klachten. De deskundigen hebben verklaard dat de door de verdachte zelf gekweekte cannabis de enige optie is die effectief is voor zijn situatie. Het hof heeft geoordeeld dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die de strafbare gedragingen op grond van de Opiumwet kunnen rechtvaardigen. Het hof heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het kweken van cannabis in dit geval proportioneel is en de verdachte geen overlast veroorzaakt. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en de verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000736-21
Parketnummer: 09-852118-19
Datum uitspraak: 30 maart 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 5 maart 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [geboortedag] 1980,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2018 tot en met 26 maart 2019 te Katwijk, gemeente Katwijk, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elke geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal) 17 hennepplanten, althans een (aantal) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de Opiumwet behorende bij lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3A van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep, met aanvulling van gronden, te weten de als deskundige bij de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit hof op 8 maart 2023 afgelegde verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 14 december 2018 tot en met 26 maart 2019 te Katwijk, gemeente Katwijk, opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elke geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal)17 hennepplanten,
althans een (aantal) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de Opiumwet behorende bij lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3A van die wet.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte een beroep op overmacht/noodtoestand toekomt en dat hij daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zij heeft daartoe -kort en zakelijk weergegeven, overeenkomstig de overgelegde pleitnotities- aangevoerd, dat bij de verdachte een conflict van plichten bestaat. Hij moet kiezen tussen zijn gezondheid en een draaglijk, menswaardig bestaan en de plicht tot naleving van de Opiumwet.
Toetsingskader
Uit het arrest van de Hoge Raad van 16 september 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC7923) volgt dat uitzonderlijke omstandigheden in een individueel geval mee kunnen brengen dat op grond van de Opiumwet strafbare gedragingen gerechtvaardigd kunnen worden
geacht, onder meer in het geval van een noodtoestand.
Dat wil zeggen dat de pleger van het feit, staande voor de noodzaak te kiezen uit onderling tegenstrijdige plichten en belangen, de zwaarstwegende mag laten prevaleren. Daarbij geldt dat het gedrag aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit dient te voldoen.
Een beroep op noodtoestand zal slechts in uitzonderlijke gevallen worden aanvaard.
Het hof moet de vraag beantwoorden of er in dit geval voor de verdachte een medische noodzaak bestaat voor het gebruik van cannabis. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord moet vervolgens worden beoordeeld of er voor verdachte een medische noodzakelijkheid aanwezig is tot gebruik van de door hemzelf gekweekte cannabis.
Is er sprake van een medische noodzaak?
Het hof stelt op grond van het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte heeft jarenlang verschillende behandelingen ondergaan in verband met onder meer zijn autisme-stoornis. Bij het uitblijven van enig positief effect van deze behandelingen is hij op eigen initiatief op zoek gegaan naar hulp voor zijn problematiek.
Uit een brief van psychiater [psychiater] d.d. 15 juli 2007 blijkt dat de verdachte is
gediagnostiseerd met een autistische stoornis in de zin van Asperger en een depressieve stoornis, hetgeen tot suïcide kan leiden. De verdachte heeft in 2005 ook daadwerkelijk latent suïcidale gedachten gehad. Hij heeft psychofarmaca voorgeschreven gekregen, die echter niet het gewenste effect hadden. In 2007 is via de GGZ een behandeling met dagstructuur opgestart, eveneens zonder effect.
Na enige tijd met de psychofarmaca te zijn gestopt, is de verdachte in 2008 via het Centrum voor Autisme weer gestart met Dipiperon, hetgeen zijn klachten verergerde.
In de brief van 6 juli 2018 schrijft de huisarts van de verdachte, [getuige 1], dat de verdachte wederom medicatie in de vorm van Tryptizol en Dipiperon voorgeschreven heeft gekregen, echter zonder effect.
Verschillende hulpinstanties hebben zich intensief bemoeid met de problematiek van de verdachte.
Bij brief van 13 mei 2019 heeft voornoemde huisarts aangegeven dat de bij de verdachte bestaande klachten, te weten het moeite hebben met sociale contacten en het ervaren van boosheid, agitatie en onrust, veroorzaakt door zijn stoornis, door gebruik van cannabis worden bestreden. Ook zorgt dit voor een afname van de gestoorde frustratietolerantie.
Zij heeft op 8 maart 2023 als deskundige tegenover de raadsheer-commissaris in dit hof verklaard dat de verdachte door de medicinale cannabis die hij gebruikt (het hof begrijpt: de door de verdachte gekweekte cannabis) rustig is geworden en dat hij zijn leven hierdoor meer op orde heeft gekregen. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij dit middel als de enige optie ziet om het gewenste effect te sorteren. Afgezet tegen de andere behandelingen die de verdachte heeft gehad, meent zij thans op het punt te zijn gekomen waarop zij kan stellen dat dit middel het beste werkt en daarmee in haar ogen medisch noodzakelijk is. De term medisch noodzakelijk definieert zij als “het middel dat de enige optie is die dat effect geeft wat je wil nastreven”.
Gelet op het bovenstaande alsmede de zich in het dossier bevindende stukken acht het hof voldoende komen vast te staan dat voor de verdachte een medische noodzaak bestaat voor het gebruik van medicinale cannabis.
Is er een medische noodzaak voor het gebruik van de door verdachte zelf gekweekte cannabis?
De verdachte heeft tegenover de politie op 22 mei 2019, alsmede in een bij dit verhoor gevoegde schriftelijke verklaring, aangegeven dat hij de vijf soorten medicinale cannabis van de firma Bedrocan die door een apotheek worden geleverd, heeft geprobeerd. Deze soorten cannabis hebben niet het gewenste effect op hem; zo werd hij er duf en misselijk van. De deskundige [getuige 2] heeft op 13 maart 2023 tegenover de raadsheer-commissaris bovendien aangegeven dat er honderden verschillende soorten cannabisplanten zijn, met allemaal een verschillende scheikundige samenstelling en een verschillende werking. De vijf via Bedrocan beschikbare soorten medicinale cannabis zijn dan ook niet voldoende om voor alle gevallen een oplossing te bieden. Hij acht het heel wel mogelijk dat verdachte voor zijn situatie een cannabissoort heeft gevonden die voor hem wel werkt, terwijl de soorten die de apotheek kan verstrekken voor hem niet afdoende werken.
Daarnaast heeft de verdachte de door coffeeshops geleverde cannabis gebruikt. De kwaliteit van deze cannabis wisselde echter voortdurend. Ook is bekend dat cannabis uit coffeeshops chemische bewerkingen heeft ondergaan en bestrijdingsmiddelen bevat. Het gewenste effect is met cannabis van de coffeeshop niet bereikt.
De verdachte is om bovenstaande redenen genoodzaakt de cannabis zelf te kweken nu noch cannabis uit de coffeeshop, noch de door de apotheek geleverde cannabis voldoende effect op zijn gezondheid hebben en er ook verder geen alternatieven zijn, aldus de verdachte.
Eerdergenoemde huisarts heeft een wisseling in medicatie ontraden, nu het thans goed gaat met de verdachte. Zij schat in dat -wanneer de verdachte zal stoppen met het gebruik van de eigen gekweekte cannabis- de gebrekkige frustratietolerantie gaat opspelen en hij weer impulsieve neigingen krijgt. De verdachte is dan, gelet op de in het verleden bij de verdachte bestaande suïcidale neigingen, potentieel levensbedreigend voor zichzelf.
Het hof heeft geen reden om aan bovenstaande verklaring van verdachte te twijfelen. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de huisarts die dit middel als de enige optie ter verlichting van de klachten van de verdachte ziet en die een wisseling van medicatie ontraadt, alsmede door de verklaring van deskundige [getuige 2].
Gelet op al het bovenstaande en hetgeen door de verdediging ter zitting naar voren is gebracht, is naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk geworden dat de legaal verkrijgbare soorten medicinale cannabis of de in de coffeeshop verkrijgbare varianten de verdachte niet of onvoldoende verlichting van zijn klachten, veroorzaakt door zijn autisme, kunnen bieden. Dit leidt tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de verdachte alleen baat heeft bij zijn eigen geteelde cannabissoort en er dus sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die de strafbare gedragingen op grond van de Opiumwet kunnen dragen.
Het kweken van de eigen cannabis is voorts proportioneel, nu de verdachte een beperkt aantal planten kweekt en hij hiermee alleen in zijn eigen behoefte voorziet. Daarnaast is vast komen te staan dat de verdachte de cannabis op een verantwoorde manier kweekt; hij heeft een brandveilige installatie en de buren ervaren geen enkele vorm van overlast.
Het hof is derhalve van oordeel dat sprake is van overmacht in de zin van een medische noodtoestand. Het bewezenverklaarde levert aldus geen strafbaar feit op. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A. Pit,
mr. Y.J. Wijnnobel - van Erp en mr. H.M.D. de Jong, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 maart 2023.