ECLI:NL:GHDHA:2023:84

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
2200112520
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en verontschuldigbare onmacht

Op 25 januari 2023 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een dodelijk verkeersongeval dat plaatsvond op 29 november 2017 in Katwijk. De verdachte, bestuurder van een witte bestelauto, was betrokken bij een frontale aanrijding met een Fiat Punto, bestuurd door het slachtoffer, dat aan de gevolgen van het ongeval overleed. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. In hoger beroep werd de vraag behandeld of de verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van het ongeval. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het ongeval niet onder invloed was van verdovende middelen en geen psychische problemen had. Na uitgebreid onderzoek, waaronder getuigenverklaringen en deskundigenrapporten, concludeerde het hof dat de verdachte waarschijnlijk een epileptische aanval heeft gehad, wat leidde tot een black-out. Hierdoor was het hof van oordeel dat het ongeval niet aan de schuld van de verdachte te wijten was. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten en ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001125-20
Parketnummer: 09-797497-17
Datum uitspraak: 25 januari 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 27 maart 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2017 te Katwijk
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto),
daarmede rijdende over de weg, Wassenaarseweg,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens) - zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden en/of (vervolgens)
- niet zoveel mogelijk rechts heeft gereden tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en niet in staat is geweest een hem tegemoetkomende auto (Fiat Punto) te ontwijken waardoor hij (frontaal) in botsing is gekomen met die Fiat,
waardoor een ander te weten de bestuurder van die Fiat (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 november 2017 te Katwijk
als bestuurder van een voertuig (auto),
daarmee rijdende op de weg, Wassenaarseweg,
als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens) - zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden en/of (vervolgens)
- niet zoveel mogelijk rechts heeft gereden tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en niet in staat is geweest een hem tegemoetkomende auto (Fiat Punto) te ontwijken waardoor hij (frontaal) in botsing is gekomen met die Fiat,
waardoor een ander te weten de bestuurder van die Fiat (genaamd [slachtoffer]) werd gedood,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de in het vonnis opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid en dat de verdachte - te dien aanzien opnieuw rechtdoende - zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van
12 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Beoordeling van de tenlastelegging
Feiten en omstandigheden
Op 29 november 2017 heeft in de gemeente Katwijk, op de Wassenaarseweg, omstreeks 06.57 uur een verkeersongeval plaatsgevonden, waar drie voertuigen bij betrokken waren, te weten een witte bestelauto Fiat Doblo, bestuurd door de verdachte, een groene personenauto Fiat Punto, bestuurd door slachtoffer [slachtoffer] en een zwarte personenauto Citroën C3, bestuurd door [getuige 1]. Ter hoogte van hectometerpaal 3.2 kwam de door de verdachte bestuurde bestelauto naar links en kwam hierbij op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer. Uit tegenovergestelde richting kwam [slachtoffer] aan rijden in een personenauto (Fiat Punto) en hier ontstond een frontale aanrijding. [getuige 1] reed achter [slachtoffer] in een personenauto (Citroën C3), zag de aanrijding voor hem gebeuren, probeerde uit te wijken en kwam met de achterzijde van zijn auto in botsing met de voorzijde van de bestelauto van de verdachte. [slachtoffer] werd overgebracht naar het Leids Universitair Medisch Centrum en is aldaar aan de gevolgen van de aanrijding overleden.
Na het verkeersongeval heeft de politie ter plaatse onderzoek verricht en uit het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse (VOA) is naar voren gekomen dat de verdachte door onbekende oorzaak met zijn voertuig op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer terechtkwam. De verdachte heeft, gezien de aangetroffen sporen en de eindpositie van de betrokken voertuigen, niet zoveel mogelijk rechts gereden.
Uit het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse blijkt voorts dat ongeveer 50 meter voor de aanrijding tussen de bedrijfsauto en de Fiat op de rijstrook, die bestemd was voor verkeer gaande in de richting Wassenaar, diverse spiegel onderdelen werden aangetroffen. Deze onderdelen bleken na onderzoek afkomstig te zijn van de betrokken
bedrijfsauto (waarin de verdachte zat) en van een onbekend gebleven Peugeot. Vermoedelijk heeft daar, dus ongeveer 50 meter voor de plek van het fatale ongeval, ook al een aanrijding plaats gevonden tussen deze twee voertuigen.
De verdachte reed, zo volgt uit de verklaring van [getuige 1], op de rechter weghelft en zijn voertuig maakte op het moment dat de Fiat de bedrijfsauto bijna passeerde een ‘abrupte’ beweging naar links. Ook de getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de witte bestelauto ineens met een ‘directe’ stuurbeweging naar links op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer kwam.
Uit de verklaring van getuige [getuige 2], die het fatale ongeval ook heeft gezien, blijkt dat zij de verdachte uit zijn voertuig zag stappen na het ongeval. De verdachte vroeg toen direct of het zijn schuld was en dat het helemaal zwart werd voor hem. Hij zei dat hij mogelijk een black-out had gehad.
Uit de verklaring van [getuige 3], een collega naar wie de verdachte onderweg was ten tijde van het ongeval, blijkt dat de verdachte hem kort na het ongeval heeft gebeld. De verdachte kwam op hem erg verward over. Hij kon de verdachte moeilijk verstaan. [getuige 3] ging ter plaatse en heeft een kort gesprek met de verdachte gehad. Hij zag de verdachte in shock was, verder kwam hij over als totaal overstuur en in de war.
Het hof stelt voorts op basis van het politieonderzoek vast dat de verdachte ten tijde van het ongeval: a) niet geremd heeft, b) geen kenbare tegenstuur bewegingen heeft gemaakt om het ongeval te voorkomen, c) niet onder invloed was van enig verdovend middel of medicijn en d) zijn telefoon niet gebruikt heeft.
Bovendien is aannemelijk dat de verdachte niet vermoeid was en geen psychische problemen had. Hij zelf herinnert zich van het raken van de spiegel van de onbekend gebleven Peugeot en van het ongeval niets.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Het verkeersgedrag van de verdachte zoals hiervoor beschreven kan op zichzelf de gevolgtrekking dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte – als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 – te wijten is. Dat kan in concreto evenwel anders zijn indien omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit volgt dat van schuld in vorenstaande zin niet gesproken kan worden, omdat de verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde.
De verdediging doet een onderbouwd beroep op deze verontschuldigbare onmacht.
De rechtbank en de advocaat-generaal hebben evenwel niet aannemelijk geacht dat de verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde.
Nader onderzoek in opdracht van het hof
In hoger beroep zijn door het hof bij tussenarrest van
14 september 2021 aanvullende vragen gesteld, ter beantwoording waarvan nader onderzoek is verricht.
In dit kader heeft dr. ir. J.C.F. de Winter nader onderzoek gedaan naar de effecten van het waarschijnlijke spiegelcontact tussen de auto van de verdachte en een onbekende Peugeot voorafgaand aan het noodlottige ongeval. Hij concludeert dat er een grote kans is dat een contact tussen spiegels een onoplettende of een indommelende bestuurder weer alert maakt op het verkeer door het geproduceerde geluid en eventuele visuele prikkels en krachten/trillingen. In principe is het niet-reageren indicatief voor een black out, zo beschrijft De Winter.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de onderzoeksrapportage van het Medisch Expertise Centrum Neurologie d.d. 27 juli 2022, uitgevoerd door de deskundige (neuroloog) P.L.I. Dellemijn. Deze deskundige rapporteert als volgt:
“Volgens de anamnese heeft verdachte geen belastende voorgeschiedenis voor wegrakingen of epilepsie. Het medisch voorgeschiedenis vermeldt hierover geen aanknopingspunten. Na het ongeval kreeg hij geen wegrakingen of geheugenverlies. Betrokkene reed in een moderne goed onderhouden auto en volgens zijn verhaal en het dossier heeft de recherche niets afwijkends kunnen vaststellen aan zijn auto. Bij mijn neurologisch onderzoek kon ik geen afwijkingen vaststellen. Vanwege de verdenking op een epileptisch insult als oorzaak van het episodisch geheugenverlies entameerde ik een MRI hersenen en EEG. Beide onderzoeken waren normaal. De normale MRI en EEG sluiten een epileptische aanval niet uit.
De abrupte stuurbeweging voorafgaand aan de frontale aanrijding kan verklaard worden door een epileptische aanval. Na mijn ampele overwegingen van diverse mogelijke oorzaken van een bewustzijnsdaling kom ik tot de
conclusie dat verdachte waarschijnlijk een epileptische aanval moet hebben doorgemaakt in de periode
vlak voor en tijdens de drie ongevallen. Dit verklaart de anamnese, de heteroanamnese met getuigenverklaringen en de aanrijdingen. (...)
Op grond van de door mij verzamelde gegevens zou ik de door u gestelde vragen als volgt willen beantwoorden:
Vraag 1. Is het mogelijk dat een gezonde en uitgeruste jongeman, zoals de verdachte, `zomaar' een `black-out' krijgt? En zo ja, kan iets over de waarschijnlijkheid daarvan en over de omstandigheden waaronder dat kan plaatsvinden worden gezegd?
Een gezond ogende en uitgeruste jongeman, zoals de verdachte, kan een 'black-out' krijgen. Op basis van de anamnese met amnesie voor de drie aanrijdingen, het achterwege blijven van een stuurcorrectie en een rem-actie bij de frontale aanrijding is het redelijkerwijs aannemelijk dat er bij verdachte een bewustzijnsdaling heeft plaatsgevonden. In voorliggende casus is de meest waarschijnlijke oorzaak een epileptische aanval met verminderde gewaarwording (gedaald bewustzijn). Deze oorzaak verklaart de anamnese, de heteroanamnese (getuigenverklaringen) en de aanrijdingen. Hoewel de a priori kans op een vasovagale syncope veel groter is dan de kans op een epileptische aanval en de warme autocabine die niet geventileerd werd een trigger kan zijn voor een vasovagale syncope, acht ik vanwege het ontbreken van prodromale klachten, de abrupte stuuractie naar links met als gevolg de frontale aanrijding en de postictale verwardheid, een epileptische aanval waarschijnlijker dan een vasovagale syncope.
De amnesie, zoals die door betrokkene wordt beschreven, betreft alle drie de aanrijdingen. In de anamnese vertelt betrokkene zonder voorafgaande klachten of symptomen een periode uit zijn geheugen kwijt te zijn die naar schatting in de orde van één tot twee minuten heeft geduurd en werd gevolgd door verwardheid met herhalen en 'van alles tegelijk' willen doen, zoals uit de autoanamnese en het getuigenverhoor van collega [getuige 3] naar voren komt. (…)Op basis van de postictale verwardheid en amnesie voor de drie aanrijdingen kan de episode van amnesie van verdachte passen bij een epileptische aanval. Het ontbreken van afwijkingen op het
slaaponthoudings-EEG en de MRI pleiten hiertegen, maar sluiten een epileptische aanval geenszins uit. Hetzelfde geldt voor het ontbreken van een tongbeet of incontinentie.
Andere oorzaken voor het ongeval en de amnesie werden door mij overwogen, maar minder aannemelijk geacht. (…)
Vraag 2. Kan de omstandigheid dat de verwarming en de ventilator/blazer op een hoge stand stonden daaraan bijdragen? En zo ja, kan iets over mate van waarschijnlijkheid daarvan worden gezegd?
De hoge stand van de verwarming kan een trigger zijn geweest in het geval er sprake is geweest van een vasovagale sycope. In geval van een wegraking door een vasovagale syncope voelt betrokkene dit meestal aankomen en herinnert zich dit vaak achteraf. Verdachte had al vaker zijn auto bestuurd met de verwarming op een hoge stand, maar zonder klachten. Een vasovagale collaps treedt zelden in zittende houding op. Voorts vermeldt betrokkene een postictale fase waarin hij zich volgens zijn collega's zeer verward was, zich herhaalde en van alles tegelijk wilde doen. Deze postictale fase ontbreekt bij een vasovagale collaps.
De hoge stand van de blazer kan een rol gespeeld hebben bij het bewustzijnsverlies indien de ingeblazen lucht verontreiniging met koolmonoxide heeft bevat dat zich in de uitlaatgassen van de auto bevindt. Ik acht de oorzaak CO-vergiftiging echter niet waarschijnlijk, gezien het feit dat betrokkene een goed onderhouden en betrekkelijk moderne auto bestuurde waarbij het onderzoek van de politie geen aanwijzingen voor gebreken heeft opgeleverd, maar de eventuele oorzaak van een CO-intoxicatie behoort niet tot mijn vakgebied.”
Over de mogelijke oorzaak van een slaapaanval merkt de deskundige op (p. 16):
“Slaapaanvallen kunnen fysiologisch optreden bij een slaaptekort, maar ook als gevolg van een slaapstoornis, zoals narcolepsie of een obstructief slaapapneu (OSA).
Indien er sprake zou zijn geweest van een slaapaanval, dan had ik verwacht dat betrokkene bij de eerste aanrijding waarbij hij de spiegel raakte van een Peugeot, dus vlak voor de frontale aanrijding, zou zijn wakker geschrokken. Ik acht een slaapaanval derhalve niet aannemelijk”.
Ook andere mogelijkheden (licht hersentrauma, hartafwijkingen of hypoglycaemie) zijn door de neuroloog overwogen maar verworpen.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de bevindingen d.d.
12 mei 2022 van de deskundige prof. dr. ir. J. Wismans, wiens expertise de letselbiomechanica betreft.
Conclusie van het hof
Na afweging van alle feiten en omstandigheden en nadere rapportages, zoals hiervoor weergegeven, baseert het hof zijn uiteindelijke oordeel op het zeer uitgebreide en deugdelijk onderbouwde rapport van neuroloog Dellemijn. Het hof vindt met de neuroloog het meest aannemelijk dat het handelen van de verdachte een medische oorzaak heeft gehad, in de vorm van een epileptische aanval.
De advocaat-generaal heeft erop gewezen dat het onderzoek door Dellemijn niet compleet is geweest, aangezien de neuroloog geen kennis heeft genomen van de bevindingen van deskundige Wismans. De advocaat-generaal heeft in dit verband benadrukt dat het ontbreken van tegenstuurbewegingen of remsporen na het eerdere spiegelcontact tussen verdachtes auto en de onbekende Peugeot, volgens Wismans, geen betekenis hoeven te hebben.
Naar het oordeel van het hof dragen echter, ook met inachtneming van bovenstaande, de overige bevindingen van neuroloog Dellemijn (bijv. de abrupte stuurbeweging en de verwardheid) van neuroloog Dellemijn nog steeds de meest waarschijnlijke oorzaak, te weten een epileptische aanval.
Het hof heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat de verdachte al direct na het ongeval kenbaar heeft gemaakt dat hij een black-out heeft gehad. Deze verklaring heeft de verdachte consistent naar voren gebracht, ook in hoger beroep. Die verklaring komt het hof, voor zover dat toetsbaar is, ook authentiek en oprecht over.
Het hof heeft hierbij ook betrokken dat andere oorzaken voor het handelen van de verdachte, zoals onderzocht door Dellemijn, op de tenlastegelegde dag minder of onwaarschijnlijk zijn.
Met de advocaat-generaal onderkent het hof dat onomstotelijk bewijs voor een oorzaak van de abrupte stuurbeweging van de verdachte niet is gegeven en mogelijk nooit kan worden gegeven. Dat kan in dit verband naar het oordeel van het hof ook niet worden gevergd van de verdachte. De vraag is of aannemelijk is geworden dat de verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde; de lat voor onderbouwing voor deze ‘tenzij’ bepaling ligt aldus lager.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde, zodat het ongeval niet aan zijn schuld te wijten is.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is gelet op het vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks29 november 2017 te Katwijk
als bestuurder van een voertuig (auto),
daarmee rijdende op de weg, Wassenaarseweg,
als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens) - zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden en/of (vervolgens)
- niet zoveel mogelijk rechts heeft gereden tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en niet in staat is geweest een hem tegemoetkomende auto (Fiat Punto) te ontwijken waardoor hij (frontaal) in botsing is gekomen met die Fiat,
waardoor een ander te weten de bestuurder van die Fiat (genaamd [slachtoffer]) werd gedood,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt,en
/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd
, althans kon worden gehinderd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:

Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte
Het hof heeft hiervoor overwogen dat aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte een medische oorzaak heeft, bestaande uit een epileptische aanval, zodat is geoordeeld dat de verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde. Hieruit volgt dat de verdachte ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde niet strafbaar is en dientengevolge dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A. Pit,
mr. H.C. Wiersinga en mr. W.S. Korteling, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 januari 2023.