In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de biologische vader. De vrouw, appellante in principaal hoger beroep, heeft in eerste aanleg bij de rechtbank Rotterdam een verzoek ingediend tot vernietiging van de erkenning door de man van hun kind, [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, waarna de vrouw in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte de zaak naar de dagvaardingsprocedure heeft verwezen, aangezien het verzoek van de vrouw betrekking heeft op afstamming en derhalve onder de verzoekschriftprocedure valt. Het hof heeft besloten dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt, moet worden voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure. Tevens heeft het hof een bijzondere curator benoemd om de belangen van [minderjarige] te behartigen. De zaak is aangehouden voor uitlatingen van partijen en de bijzondere curator, en het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op de vraag of zij een mondelinge behandeling wensen of dat de zaak op de stukken kan worden afgedaan.