ECLI:NL:GHDHA:2023:833

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
2200151920
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof en poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade in vereniging, met als doel een miskraam te veroorzaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 juni 2020. De verdachte is beschuldigd van straatroof en een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade, gepleegd in vereniging. De feiten dateren van 4 november 2017, toen de verdachte samen met medeverdachten een zwangere vrouw, [slachtoffer 1], heeft beroofd van haar tas en haar daarbij geweld heeft aangedaan. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij het delict en een alibi opgevoerd, maar het hof heeft op basis van bewijs, waaronder WhatsApp-berichten en camerabeelden, geconcludeerd dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de feiten. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001519-20
Parketnummers: 09-842353-17
09-837062-18 (gev. ttz ea)
Datum uitspraak: 26 april 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 juni 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [woonadres/plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-842353-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 09-837062-18 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en de voorlopige hechtenis van de verdachte, zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-842353-17:
1.
hij op of omstreeks 04 november 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een handtas en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
tonen en/of voorhouden en/of richten van (een) vuurwapen(s), althans (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) aan/op die [slachtoffer 1] en/of
- vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of
- uit een auto trekken van die [slachtoffer 1] en/of
- haar op de grond gooien en/of
- te trappen tegen haar buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 1];
2.
hij op of omstreeks 04 november 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer 1] uit een auto heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer 1] op de grond heeft gegooid/laten vallen en/of - meermalen tegen de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak met parketnummer 09-837062-18 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Iphone 7+), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader
- ( onverhoeds) die [slachtoffer 2] een duw heeft/hebben gegeven en/of
- ( met kracht) de telefoon uit de hand(en) van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken en/of
- vervolgens hard is/zijn weggerend.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-842353-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 09-837062-18 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Overweging omtrent het bewijs ten aanzien van de zaak met parketnummer 09-842353-17
De verdediging heeft zich overeenkomstig de ter terechtzitting overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder dit parketnummer ten laste is gelegd. Daartoe is onder andere aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het incident aanwezig was op het verjaardagsfeest van zijn moeder. Daarnaast hebben de medeverdachten [1] en [2] verklaard dat de verdachte in de avond niet bij het incident aanwezig was. Tot slot is aangevoerd dat het aantreffen van de tas van de aangeefster in de woning van de verdachte niets zegt over de betrokkenheid van de verdachte bij hetgeen hem wordt verweten.
Het hof gaat, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden.
Op 4 november 2017 heeft [slachtoffer 1] (hierna: aangeefster) aangifte gedaan van diefstal met geweld op diezelfde avond tussen 21:00 en 21:10 uur. Zij zat met haar vriend [medeverdachte 1]in een geparkeerde auto aan de IJzerwerf in Den Haag toen zij twee gewapende mannen zag, het portier werd opengetrokken, zij uit de auto werd getrokken en werd geschopt en geslagen op benen, armen en bovenlichaam terwijl zij zich probeerde klein te maken. De mannen pakten haar tas met onder andere haar telefoon en gingen er vandoor. Zij was op dat moment 14 weken zwanger van [medeverdachte 1]die toen gehuwd was met een ander.
[medeverdachte 1]heeft op 5 februari 2018 als verdachte bij de politie verklaard dat zijn broer [medeverdachte 2](hierna: [medeverdachte 2]) een van die twee mannen was en dat de andere persoon een vriend van zijn broer was genaamd [alias. Deze [alias] had van de twee de meeste schade aangericht.
Bij onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 2] werden WhatsApp gesprekken aangetroffen met de contactpersoon Alias. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij ‘Alias’ is in die WhatsApp-gesprekken.
Op 4 november 2017 werden de volgende berichten verzonden.
Om 17.36 uur stuurde de verdachte het volgende bericht naar [medeverdachte 2]:
‘Broer weetje wat we doen
Regel nog iemand die der vast houd’
Om 17:38 uur stuurde [medeverdachte 2] het volgende bericht naar de verdachte:
‘Ik ken nu iemand anders erbij regelen’
Om 17:39 uur stuurde de verdachte het volgende bericht naar [medeverdachte 2]:
‘Ja broer moet wel
Of ewa weetje ik ga solo
Breng haar vanavond naar afgelegen plek waar niemand is.’
Om 17:39 uur stuurde [medeverdachte 2] het volgende bericht naar de verdachte:
‘Oke
Komt goed’
Dit is het laatste Whats-Appgesprek dat die dag tussen [medeverdachte 2] en de verdachte heeft plaatsgevonden.
Uit een analyse van de historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 2] bleek dat zijn telefoon op 4 november 2017 omstreeks 18:43 uur het basisstation Spartastraat 7 te Rotterdam aanstraalde. De woning van de verdachte (Brederodestraat 79 te Rotterdam) valt onder deze mastlocatie. Vervolgens heeft de telefoon van [medeverdachte 2] zich naar Den Haag verplaatst en zich tussen 20:19 uur en 20:52 uur in de buurt van het incident bevonden. Daarna veranderde de telefoon van locatie (via Delft (Reinier de Graafweg, 21:03 uur) en Rotterdam (Franselaan, 21:13 uur)) om om 21:52 uur weer het basisstation aan de Spartastraat 7 in Rotterdam nabij de woning van de verdachte aan te stralen.
Uit camerabeelden van de parkeerplaats op de IJzerwerf volgt dat om 20:37:19 uur een donker voertuig aan komt rijden en dat op de bijrijdersstoel een persoon zit met opvallend blauwe bovenkleding. Om 20:41:31 uur komt dit voertuig weer in beeld op de IJzerwerf en rijdt langs een daar inmiddels geparkeerde auto waarin – naar later blijkt – [medeverdachte 1]en aangeefster zitten. Op de bijrijdersstoel is wederom een persoon te zien met blauwkleurige bovenkleding. Om 20:48:59 uur verschijnt op de camerabeelden van de parkeerplaats op de IJzerwerf een persoon in beeld met een blauwe jas (NN1). Om 20:49:01 uur kijkt deze persoon achterom en maakt een gebaar met zijn linkerhand alsof hij iemand wenkt naar zich toe te komen. Vervolgens verschijnt een tweede persoon in beeld (NN2). Om 20:49:20 uur lopen deze mannen naar de rechterzijde van de geparkeerde auto. Vervolgens is te zien dat NN1 geweldshandelingen pleegt tegen aangeefster. Als een derde persoon (naar later blijkt [medeverdachte 2]) de achtervolging inzet op NN2, gaat NN1 verder met het plegen van geweldshandelingen. Uiteindelijk rennen deze twee personen weg met [medeverdachte 1]achter hen aan. Op camerabeelden van de Koperwerf in de richting van de Werf is vervolgens te zien dat er twee personen komen aanrennen bij een daar geparkeerd donker voertuig met een derde persoon (vermoedelijk [medeverdachte 2]) achter hen aan. Deze derde persoon keert om en de andere twee personen stappen in de auto en rijden weg.
Op 5 november 2017 om 16:59 uur stuurde [medeverdachte 2] het volgende bericht naar de verdachte:
‘Heb je die fonna (telefoon) weggegooit?
Bewaar m als je t nog niet heb weggedaan ik turkije brengen’
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte werd in zijn slaapkamer een zwarte Michael Kors damestas aangetroffen. Deze tas werd door aangeefster herkend als haar tas.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen komt het hof tot de conclusie dat de verdachte degene is die door [medeverdachte 1]in zijn verklaring tegenover de politie “Alias” wordt genoemd en onder die naam whatsappgesprekken heeft gevoerd met medeverdachte [medeverdachte 2]. Uit het vorenstaande en mede gelet op de overige bewijsmiddelen concludeert het hof dat de verdachte op 4 november 2017 door [medeverdachte 2] is opgehaald bij het huis van zijn moeder en na het incident door [medeverdachte 2] weer thuis is gebracht. Het is de verdachte geweest die samen met [medeverdachte 2] geweld heeft toegepast jegens de aangeefster en haar met geweld heeft beroofd van haar tas.
De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij het tenlastegelegde en heeft een alibi naar voren gebracht. Hij heeft verklaard dat hij op 4 november 2017 aanwezig was op het verjaardagsfeest van zijn moeder in Rotterdam.
Ten aanzien van dit door de verdachte opgegeven alibi overweegt het hof als volgt.
[medeverdachte 2] heeft op 6 juni 2018 als verdachte tegenover de politie verklaard dat de verdachte niet bij het feit betrokken was. “Zijn moeder was jarig dus er was een etentje, dus hij kon niet weg”, heeft hij toen verklaard (p. 578 dossier). Als getuige ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij zich op de vraag of de verdachte er bij was de avond op 4 november 2017, beroepen op zijn verschoningsrecht. Als getuige ter terechtzitting in hoger beroep op 2 juni 2022 - bijna drie jaar na de zitting in eerste aanleg en bijna vijf jaar na zijn verklaring bij de politie - heeft hij een nieuwe verklaring afgelegd. Deze verklaring bevat een opmerkelijk aantal nieuwigheden in vergelijking met de in juni 2018 tegenover de politie afgelegde verklaring. Zo verklaart de getuige nu voor het eerst dat de verdachte thuis, op de verjaardag van zijn moeder,
face to facetegen hem heeft gezegd dat hij het niet meer wilde doen, dat hij, [medeverdachte 2], dit toen tegen zijn broer [medeverdachte 1]heeft gezegd en dat [medeverdachte 1]“het zou regelen”. Toen [medeverdachte 2] in Den Haag aankwam op een afgelegen plek op een industrieterrein, waren er twee mannen die hij nooit eerder had gezien. Zij stonden daar al klaar. Met een van hen is hij naar de auto gelopen. Zij hebben de aangeefster toegetakeld en [medeverdachte 2] is met de tas weggerend en daarna de auto ingestapt.
[medeverdachte 1]heeft op 26 augustus 2022 tegenover de raadsheer-commissaris verklaard dat de verdachte er niet bij was. Voorts heeft hij verklaard dat hij niet meer weet of hij iemand anders heeft geregeld. Hij weet niet wie samen met zijn broer het feit heeft gepleegd.
Naar het oordeel van het hof zijn de verklaringen van beide broers die zijn afgelegd in de fase van het hoger beroep volstrekt ongeloofwaardig. Hetzelfde geldt voor de verklaring die [medeverdachte 2]op 6 juni 2018 als verdachte tegenover de politie heeft afgelegd. Allereerst zijn de verklaringen die in hoger beroep zijn afgelegd op een essentieel punt - namelijk dat [medeverdachte 1]voor de verdachte na diens afzegging iemand anders zou regelen - niet gelijkluidend. De verklaring van [medeverdachte 2], dat hij twee mannen zou hebben ontmoet op het industrieterrein, vindt geen enkele bevestiging in het dossier, sluit niet aan bij de eerdergenoemde verklaring van 6 juni 2018 en is bovendien in strijd met de camerabeelden die zich in het dossier bevinden met zicht op en rondom de plaats delict. Op deze beelden is namelijk te zien dat zich twee personen bevonden in de donker gekleurde auto die voorafgaand aan het incident twee keer over de IJzerwerf reed en dat na de beroving en mishandeling deze twee personen samen weer naar de donkere auto liepen en in die auto samen zijn weggereden. Van andere personen of een andere auto in de omgeving van de plaats delict is niet gebleken. Evenmin volgt uit WhatsApp-gesprekken of belgegevens van [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 2], na het moment waarop de verdachte zich volledig bereid had verklaard om mee te doen (het berichtenverkeer om 17:39 uur), dat hij zich zou hebben bedacht.
De afgelegde verklaring van [medeverdachte 1]tegenover de raadsheer-commissaris, inhoudende dat hij niet meer weet of hij iemand anders heeft geregeld en dat hij niet meer weet wie samen met zijn broer het feit heeft gepleegd, is, gelet op de uitzonderlijke gebeurtenis (namelijk het trachten te laten veroorzaken van een miskraam bij zijn eigen vriendin die zwanger was van hem) naar het oordeel van het hof volstrekt ongeloofwaardig.
Gelet op het vorenstaande legt het hof de verklaringen die [medeverdachte 1]en [medeverdachte 2] in hoger beroep hebben afgelegd ter zijde, evenals de verklaring die [medeverdachte 2]op 6 juni 2018 tegenover de politie heeft afgelegd. Het hof gaat uit van de verklaring van [medeverdachte 2], afgelegd tegenover de politie op 5 februari 2018 waarin hij de verdachte aanwijst als degene die samen met zijn broer [medeverdachte 2] de feiten heeft gepleegd.
Ten aanzien van de door de verdediging aangehaalde getuigenverklaringen met betrekking tot de aanwezigheid van de verdachte in de woning van zijn moeder op de avond van het incident, overweegt het hof het volgende. Wat betreft de verklaring van [getuige 1] stelt het hof vast dat deze verklaring niet erg concreet is over de aanwezigheid van de verdachte op haar verjaardag.
Getuige [2], de vriendin van de verdachte, heeft tegenover de rechter-commissaris het volgende verklaard: hij (de verdachte) is nergens naartoe geweest, hij was gewoon thuis. Het aantreffen van die tas in de woning van de verdachte merkt het hof aan als belastend voor de verdachte. Nu de getuige verschillend verklaard heeft over het moment waarop ze de beschikking kreeg over die tas, past bij de beoordeling van het waarheidsgehalte van haar verklaring de nodige behoedzaamheid.
Getuige [3] heeft tegenover de politie slechts verklaard dat ze de verdachte op de verjaardag gezien heeft (p. 238 dossier).
Getuige [4] heeft tegenover de politie slechts verklaard dat [verdachte] thuis was en dat ze niet gezien heeft dat hij weg is geweest (p. 240 dossier).
Gelet op het vorenstaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de verdachte en de door de verdediging genoemde getuigen niet opwegen tegen het belastend bewijs waaronder met name de belastende verklaring van [medeverdachte 1]en de belastende WhatsApp-gespreken.
Het hof verwerpt het verweer en daarmee het alternatieve scenario van de verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-842353-17 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-837062-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-842353-17:
1.
hij op
of omstreeks 04 november 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een handtas en
/ofeen mobiele telefoon,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan zijn mededader
(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzijhet bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldbestond
(en)uit het tonen en/of voorhouden en/of richten van
(een) vuurwapen(s), althans (een)opvuurwapen
(s
)gelijkend
(e
)voorwerp
(en
)aan/op die [slachtoffer 1] en
/of
- vastpakken van die [slachtoffer 1] en
/of
- uit een auto trekken van die [slachtoffer 1] en
/of
- haar op de grond gooien en
/of
- te trappen tegen
haar buik, althanshet lichaam van die [slachtoffer 1];
2.
hij op
of omstreeks 04 november 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer 1] uit een auto heeft getrokken en
/of
- die [slachtoffer 1] op de grond heeft gegooid
/laten vallenen
/of- meermalen tegen
de buik, althanshet lichaam van die [slachtoffer 1] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak met parketnummer 09-837062-18 (gevoegd):
1.
hij op
of omstreeks13 juni 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Iphone 7+),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden,gemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader
s hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzijhet bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond dat verdachte
en/of zijn mededader
- ( onverhoeds) die [slachtoffer 2] een duw heeft
/hebbengegeven en
/of
-
(met kracht
)de telefoon uit de hand
(en)van die [slachtoffer 2] heeft
/hebbengetrokken
en/of
- vervolgens hard is/zijn weggerend.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-842353-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf, het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

en

medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.

Het in de zaak met parketnummer 09-837062-18 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Bij de bepaling van de op te legen straffen heeft het hof voorts in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 4 november 2017 samen met anderen op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan een straatroof en een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. Daarbij was het de bedoeling dat het toegepaste geweld zou leiden tot een miskraam bij het op dat moment zwangere slachtoffer. Het slachtoffer heeft zich tijdens en na het feit zéér angstig gevoeld, niet alleen voor haar eigen gezondheid, maar ook voor die van haar ongeboren kind. Zij heeft de (gerechtvaardigde) angst gehad dat zij ten gevolge van de gebeurtenissen haar kind zou verliezen en heeft tijdens de verdere zwangerschap in grote onzekerheid geleefd. Hoewel het toegepaste geweld niet tot een miskraam heeft geleid, heeft de verdachte door aldus te handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en daarnaast een gebrek aan respect voor andermans eigendommen getoond. Misdrijven als de onderhavige veroorzaken bovendien gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij in het algemeen.
Voorts heeft de verdachte zich samen met een ander op 13 juni 2017 schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een telefoon. Als gevolg van dit misdrijf zijn door de verdachte overlast en financiële schade bij het slachtoffer veroorzaakt. Feiten zoals het onderhavige brengen bij de burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke misdrijven. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De verdachte is onderzocht door een psycholoog. De psycholoog heeft vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. Hoewel de psycholoog geen uitspraak kan doen over de toerekenbaarheid van het tenlastegelegde, wordt wel geconcludeerd dat er mogelijk sprake is van enige doorwerking van de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens op de gedragskeuze en de gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Voorts concludeert de psycholoog dat de verdachte meer dan gemiddeld beïnvloedbaar geweest is door derden.
De aard en ernst van met name de door de verdachte op 4 november 2017 gepleegde feiten, rechtvaardigen zonder meer oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur, zoals is opgelegd door de rechtbank. Het hof is evenwel - alles afwegende en gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten, de vastgestelde gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en het feit dat de feiten ruim vijf jaar geleden hebben plaatsgevonden - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen - waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest - en een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 240 uren in beginsel een passende en geboden reactie vormen.
Het hof stelt echter vast dat zowel in eerste aanleg als in hoger beroep de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden.
De vervolging van de verdachte is aangevangen op 8 januari 2018 en eerst op 25 juni 2020 is door de rechtbank vonnis gewezen. Hierdoor is de redelijke termijn voor de berechting in eerste aanleg met bijna 6 maanden overschreden.
Voorts is de redelijke termijn in hoger beroep met ongeveer 10 maanden overschreden, nu namens de verdachte op 26 juni 2020 hoger beroep is ingesteld en het hof arrest wijst op 26 april 2023. Zonder deze overschrijding van de redelijke termijn zou het hof zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hebben opgelegd van een zodanige duur dat de verdachte terug zou hebben gemoeten naar een penitentiaire inrichting.
Het hof zal deze overschrijding voorts verdisconteren in de strafmaat, in die zin dat het hof in plaats van een taakstraf van 240 uren een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 200 uren zal opleggen. Het bij de gevangenisstraf behorende voorwaardelijk strafdeel dient de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen en onderstreept voorts de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-842353-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 666,21 aan materiële en € 6.349,00 aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 7.015,21.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 7.015,21, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte slechts betwist met een beroep op vrijspraak.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-842353-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-842353-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 7.015,21 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-837062-18 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 864,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 864,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 700,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente en niet-ontvankelijkverklaring van het overige.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 700,00 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 09-837062-18 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 700,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 55, 57, 63, 303 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-842353-17 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-837062-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-842353-17 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-837062-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
360 (driehonderdzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
274 (tweehonderdvierenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-842353-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.015,21 (zevenduizend vijftien euro en eenentwintig cent) bestaande uit € 666,21 (zeshonderdzesenzestig euro en eenentwintig cent) materiële schade en € 6.349,00 (zesduizend driehonderdnegenenveertig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-842353-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.015,21 (zevenduizend vijftien euro en eenentwintig cent) bestaande uit € 666,21 (zeshonderdzesenzestig euro en eenentwintig cent) materiële schade en € 6.349,00 (zesduizend driehonderdnegenenveertig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 70 (zeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 4 november 2017.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-837062-18 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 700,00 (zevenhonderd euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-837062-18 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 700,00 (zevenhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 14 (veertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 juni 2017.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. K. Versteeg,
in bijzijn van de griffier mr. T.A. van den Berg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 april 2023.
mr. A.J.M. Kaptein, mr. K. Versteeg en mr. T.A. van den Berg zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.