In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige. De minderjarige werd kort na zijn geboorte uit huis geplaatst vanwege een zorgelijke situatie waarin de moeder zich bevond. De moeder, die in een daklozenopvang verbleef, had niet de benodigde opvoedingsvaardigheden om voor de minderjarige te zorgen, die zorgelijke signalen vertoonde. Het hof oordeelde dat er nog geen aanvang was gemaakt met het noodzakelijke diagnostisch onderzoek om een geschikte vervolgplek voor de minderjarige te bepalen, ondanks eerdere verzoeken daartoe. De zorgen over de opvoedsituatie van de moeder bleven onverminderd aanwezig, wat leidde tot de beslissing om de uithuisplaatsing te bekrachtigen. De moeder had in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de duur van de uithuisplaatsing te bekorten, maar het hof oordeelde dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig waren. De kinderrechter had eerder de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, en het hof maakte deze gronden tot de zijne. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten droeg.