ECLI:NL:GHDHA:2023:754

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
200.299.423/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardegarantie op verzekerde som bij verlies van schepen door brand

In deze zaak gaat het om de omvang van de verzekeringsdekking voor verlies van twee schepen door brand. De appellanten, [appellant 1] c.s., zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin hun vordering tot betaling van een schadevergoeding door de verzekeraar Amlin werd afgewezen. De centrale vraag is of er in afwijking van de polisvoorwaarden een waardegarantie was overeengekomen op het verzekerde bedrag van € 450.000 per schip. Het hof heeft vastgesteld dat er in 2008 afspraken zijn gemaakt tussen de betrokken partijen over de verzekeringsvoorwaarden, waarbij een waardegarantie werd beoogd. De correspondentie tussen de assurantietussenpersoon DNA en Delta Lloyd ondersteunt de stelling van [appellant 1] c.s. dat deze waardegarantie ook van toepassing was op de polissen die later door Amlin zijn uitgegeven. Het hof oordeelt dat de waardegarantie inderdaad van toepassing is en dat Amlin gehouden is het verzekerde bedrag uit te keren. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de appellanten ook recht hebben op vergoeding van de waarde van de inboedels van de schepen, die apart verzekerd waren. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en wijst de vordering van [appellant 1] c.s. toe, met veroordeling van Amlin in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team handel
Zaaknummer : 200.299.423/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/582504 / HA ZA 19-881
Arrest van 2 mei 2023
in de zaak van:

1.[appellant 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[appellant 2],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. M.J. van Dam te Capelle aan den IJssel,
tegen:
MS Amlin Insurance S.E.,
gevestigd te Brussel, België,
verweerster,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna [appellant 1] c.s. en Amlin noemen.

1.De zaak in het kort

Het gaat in deze zaak om de omvang van verzekeringsdekking voor verlies van twee schepen door brand. De vraag die partijen verdeeld houdt is of in afwijking van de polisvoorwaarden een waardegarantie was afgegeven op het in de polis vermelde verzekerde bedrag. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend.

2.Procesverloop in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 6 augustus 2021, waarmee [appellant 1] c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2021 (hierna ook: het bestreden vonnis);
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord, met productie 1;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 januari 2023 en de daarin genoemde pleitnota’s.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
In 2008 heeft overleg plaatsgevonden tussen Koeweide Beheer B.V. (handelsnaam en hierna ook: Euroresorts), Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. (hierna: Delta Lloyd) en assurantietussenpersoon DNA Adviesgroep B.V. (hierna: DNA) over het verzekeren van zogenaamde comfortships, die door Euroresorts en/of Jachthaven De Koeweide B.V. (handelsnaam en hierna ook: Comfortship) in de markt zouden worden gezet. Een verslag van 24 november 2008 van een bespreking hierover tussen [A] namens Euroresorts, [B] namens DNA en [C] en [D] namens Delta Lloyd vermeldt hierover onder meer het volgende:
“De te verzekeren waarde wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten van het individueel leveren van het Comfortship. [A] zal hiervoor een offerte opvragen in Amerika die als leidraad zal gelden. Na 5 jaar loopt de waardegarantie af. Eventuele verlenging van 3 of 5 jaar zal door een door Delta Lloyd aan te wijzen expert worden vastgesteld incl[usief] de vanaf dat moment te verzekeren waarde.”
3.2
Een brochure van Comfortship uit die tijd, waarop ook de logo’s van DNA en Delta Lloyd staan, welke brochure aan [appellant 1] c.s. is verschaft, vermeldt onder meer het volgende:
“Er is sprake van een zeer gunstige regeling voor de waarde van het vaartuig bij verlies en diefstal. De waarde van het Comfortship, die in overleg met een van onze specialisten is vastgesteld, geldt vijfjaar lang als werkelijke waarde bij schade. Er is dus sprake van een waardegarantie.”
En
“Waarde Inboedel is 30% van de waarde van het schip boven op de verzekerde waarde (voorbeeld waarde Comfortship € 450.000 dan is de inboedel voor 30% = € 135.000 verzekerd).”
3.3
Op 11 januari 2011 heeft [appellant 1] c.s. met Comfortship en Euroresorts voorovereenkomsten gesloten met betrekking tot de aankoop van twee comfortships, bijbehorende inrichtingen en ondererfpachtsrechten voor ligplaatsen inclusief afkoop canon tot en met 2083 (hierna ook: comfortship(s) c.a.). Deze voorovereenkomsten houden onder meer in dat de koopprijs per comfortship c.a. € 450.000 ex btw bedraagt en dat de koper van verkoper een zogenaamd upfront-rendement van 4% x 5 jaar = € 90.000 ex btw ontvangt, en vanaf de oplevering voor een periode van vijf jaar een vast netto garantierendement van jaarlijks € 25.912 ex btw.
3.4
Op 23 februari 2011 hebben partijen de definitieve koopovereenkomsten gesloten voor de comfortships c.a. Deze koopovereenkomsten vermelden elk een totaalkoopprijs van € 450.000 ex btw. Tegelijkertijd heeft [appellant 1] c.s. beheerovereenkomsten afgesloten met Euroresorts.
3.5
Bij notariële aktes van 22 juli 2011 en 4 oktober 2011 zijn de comfortships aan [appellant 1] c.s. geleverd. De aktes vermelden elk onder meer dat de koopovereenkomst is gesloten voor een prijs van € 360.000, te vermeerderen met btw (19%).
3.6
[appellant 1] c.s. is de comfortships gaan verhuren via Euroresorts.
3.7
Vanaf 22 juli 2011 respectievelijk 30 september 2011 zijn de comfortships + inboedels van [appellant 1] c.s. via DNA en Comfortship/Euroresorts verzekerd bij Delta Lloyd. Het betreft een pleziervaartuigenverzekering. In de polissen (nummers [polisnummers]) is als verzekerd bedrag voor het vaartuig opgenomen: € 450.000. Artikel 6.3 lid 3 van de polisvoorwaarden bepaalt:

Waardegarantie bij schade binnen 5 jaarIndien binnen vijf jaar na de aanschafdatum van het vaartuig sprake is van een totaal verlies schade, geldt als dagwaarde de aanschafwaarde van het vaartuig zoals vermeld op de (originele) aankoopnota, afgegeven door een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven watersportbedrijf of jachtmakelaar.”
3.8
[F], werkzaam bij DNA, heeft aan [E], werkzaam bij Delta Lloyd, op 18 april 2014 onder meer het volgende geschreven:
“Onderstaand doen wij je een overzicht van de huidige verzekeringen voor de Comfortships:
[...]
- [appellant 1] met de polisnummers [polisnummers]
[...]
Op deze Xclusief verzekering (polisvoorwaarden TE 03.2.13 E) is er een nieuwwaarde voor een termijn van toepassing.
Zoals besproken gaan jullie akkoord dat bij de afgemeerde Comfortships in Wessem de verzekerde som nog voor de navolgende drie jaar verlengd zal worden op basis van deze nieuwwaarde (zoals de waardes momenteel in de polis staan.).”
3.9
In antwoord op deze e-mail heeft senior acceptant [G] van Delta Lloyd per e-mail van 30 april 2014 aan DNA onder meer geschreven:
“Goedemiddag [F] ,
Via [E] ontving ik onderstaande email.
Ik heb de afspraken doorgenomen die in 2008 zijn gemaakt en er is toen aangegeven dat na een inspectie dit opnieuw zou worden beoordeel[d]. Gezien jou[w] uitvoerende email en het type/gebruik van de schepen kunnen wij deze afspraken verlengen met 3 jaar.”
3.1
[E] heeft op deze e-mail het volgende commentaar getypt:
“[E] commentaar
Ik denk dat ik hetzelfde gedaan zou hebben.
Schepen zijn goed gebouwd en een en ander is goed onderbouwd.
X674 + einddatum”
3.11
Op initiatief van DNA zijn de verzekeringen per 2 december 2014 omgezet naar Amlin als risicodrager. In de nieuwe polissen is onder meer een zogenaamde Best Of Regeling opgenomen, onder vermelding van “PIAN001 Best of regeling”. De desbetreffende clausule op het Clausuleblad vermeldt voor zover van belang het volgende:
“De Best of regeling houdt in dat in geval van schade altijd wordt uitgegaan van de beste regeling voor verzekeringnemer uit een van beide voorwaarden. […] Eventuele speciale bepalingen, clausules en beperkingen in de overgenomen verzekering blijven onverminderd van kracht.”
3.12
Op 15 januari 2015 zijn de comfortships met inboedels als gevolg van brand(stichting) verloren gegaan.
3.13
Amlin heeft onder de verzekering een bedrag van € 314.000 per schip uitgekeerd, door Amlin gesteld op de aanschafprijs (nominale koopprijs € 450.000 -/- ‘upfront-rendement’ € 90.000 = € 360.000 exclusief BTW per schip), verminderd met de waarde van het ondererfpachtsrecht (door rentmeester ing. [rentmeester] van Van Ameyde getaxeerd op € 45.000 per ligplaats) en het eigen risico (€ 1.000 per schip).
3.14
Bij brief van 26 april 2018 heeft [H], werkzaam bij Delta Lloyd, aan mr. Van Dam onder meer geschreven:
“U heeft ons benaderd met het verzoek de door u opgestelde conceptverklaring te bevestigen. [...]
In onze brieven van 15 november 2016 en 19 juni 2017 hebben wij u gemeld, dat de regeling volgens
clausule X674 niet van toepassing is op de twee Comfortships op het moment van de brand. Voor uw gemak sturen wij u hierbij deze clausuletekst toe.
Tekst clausule X 674:
__________________
Taxatie door deskundige
De waarde van uw vaartuig en de voortstuwingsinstallatie is getaxeerd door een expert. Bij schade gebruiken wij deze taxatiewaarde als grondslag om de hoogte van de schadevergoeding te betalen. Dit doen wij tot de taxatiedatum. De waarde van uw vaartuig en de taxatiedatum leest u op uw polisblad. […]
Wij willen onze mening herzien op grond van namens de heer [appellant 1] uitgebrachte nieuwe informatie: een gespreksverslag van 24 november 2008 (met aanwezigen vanuit Euroresorts/DNA/Delta Lloyd) en concept polisbladen uit die tijd opgesteld door DNA. Tevens hebben we zelf de redactie van de polisvoorwaarden uit 2008 en verdere jaren geanalyseerd in het licht van deze nieuwe informatie.
Als we naar deze informatie kijken en de ingangsdata van de twee polissen in 2011 komen we tot de
volgende twee bevindingen:
A) In 2008 zijn de polisvoorwaarden (03.2.13B) gemaakt voor de Comfortships. In deze voorwaarden staat de waardegarantie als volgt omschreven:
3.
Waardegarantie
Indien volgens de polis "waardegarantie" van toepassing is, geldt het voor het vaartuig verzekerde bedrag als dagwaarde bij schade als gevolg van een gebeurtenis die zich voordoet binnen vijf jaar na de datum waarop de verzekering voor het betreffende jaar is gaan gelden.
Gezien het hele samenstel aan communicatie stellen wij vast dat hier sprake was van de waardegarantie zoals ook omschreven in clausule X674.
De polissen van de heer [appellant 1] zijn 3 jaar na dato ingegaan op 22 juli 2011 respectievelijk 30
september 2011. In die tijd zijn er voor pleziervaartuigen in het algemeen andere voorwaarden van
toepassing verklaard namelijk versie 03.2.13E. In deze voorwaarden staat de waardegarantie als volgt
omschreven:
3
Waardegarantie bij schade binnen 5 jaar
Indien binnen vijf jaar na de aanschafdatum van het vaartuig sprake is van een totaal verlies schade,
geldt als dagwaarde de aanschafwaarde van het vaartuig zoals vermeld op de (originele) aankoopnota,
afgegeven door een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven watersportbedrijf of jachtmakelaar.
De opsteller(s) van de polissen voor de betreffende Comfortships hebben niet de uitzondering gemaakt conform de gemaakte afspraken uit 2008. Er had dus op polisniveau in 2011 voor de twee Comfortships al clausule X674 of een soortgelijke regeling moeten zijn ingeregeld.
B) Een ander punt is dat ook vaststaat dat deze clausule X674 administratief op twee polissen zou
zijn gezet op 22 juli 2016 c.q. op 30 september 2016.
Wij begrijpen dat er verwarring is over onze brief van 23 september 2015. Met "interne fout" wordt
daar bedoeld dat voor de Comfortships van de heer [appellant 1] het plaatsen van clausule X674
administratief (dat woord wordt ook letterlijk gebruikt) gezien nog niet aan de orde was. Dat zou
namelijk pas administratief gaan gebeuren bij die Comfortships waarvoor de vijf jaar termijn na
ingangsdatum polis was verlopen.
Op grond van deze twee bevindingen constateren wij:
gesteld dat de heer [appellant 1] op het moment van de brand nog bij ons verzekerd zou zijn geweest,
zouden wij bij de schaderegeling clausule X674 hebben toegepast.”

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
In eerste aanleg heeft [appellant 1] c.s. veroordeling van Amlin gevorderd tot betaling van in hoofdsom € 332.813,78, te vermeerderen met rente en kosten. Deze vordering in hoofdsom was als volgt opgebouwd:
4.2
De rechtbank heeft de vordering afgewezen, met veroordeling van [appellant 1] c.s. in de kosten.

5.Vorderingen in hoger beroep

[appellant 1] c.s. vordert vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog toewijzing van zijn vordering, met veroordeling van Amlin in de kosten. Amlin concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant 1] c.s. in de kosten van het hoger beroep.

6.Beoordeling in hoger beroep

Begrippenkader

6.1
Voor een goed begrip van de zaak is het volgende van belang. Een verzekerde som is volgens artikel 7:955 BW “het hoogste bedrag van de schadevergoeding tot uitkering waarvan de verzekeraar als gevolg van eenzelfde voorval kan worden verplicht” (behoudens hier niet ter zake doende uitzonderingen). De polissen van Delta Lloyd vermelden voor de comfortships een ‘verzekerd bedrag’, waarmee evenwel hetzelfde is bedoeld. Volgens artikel 7:956 BW zijn andere zaken dan gebouwen naar hun vervangingswaarde verzekerd. Vervangingswaarde is het bedrag benodigd voor het verkrijgen van naar soort, kwaliteit, hoeveelheid, staat en ouderdom gelijkwaardige zaken. Beide wetsartikelen zijn van regelend recht.
6.2
In artikel 7:960 BW is het zogenoemde indemniteitsbeginsel opgenomen: “De verzekerde zal krachtens de verzekering geen vergoeding ontvangen waardoor hij in een duidelijk voordeliger positie zou geraken. De vorige zin mist toepassing bij voorafgaande taxatie van de waarde van een zaak tot stand gekomen krachtens een aan een deskundige opgedragen beslissing of krachtens een beslissing van partijen overeenkomstig het advies van een deskundige.” Van dit artikel 7:960 BW kan krachtens art.7:963 lid 1 BW niet worden afgeweken. .
Grondslag van de vordering
6.3
[appellant 1] c.s. stelt zich (ook) in het hoger beroep op het standpunt dat hij voor de comfortships met Delta Lloyd een waardegarantie is overeengekomen, die onder de verzekeringsovereenkomst met Delta Lloyd nog zou hebben gegolden ten tijde van de brand, ter hoogte van de verzekerde bedragen zoals die in de polissen van Delta Lloyd waren vermeld: € 450.000 per vaartuig. [appellant 1] c.s. bedoelt hiermee dat hij met Delta Lloyd is overeengekomen dat bij totaalverlies gedurende de looptijd van de waardegarantie, wordt uitgegaan van een waarde c.q. uitkering gelijk aan de verzekerde bedragen. Deze waardegarantie refereert volgens [appellant 1] c.s. bovendien aan een verrichte deskundigentaxatie in de zin van clausule X674 (vlg. hiervoor, 3.14) en/of artikel 7:960 BW.
6.4
Op grond van de Best Of Regeling uit de Amlin-polissen stelt [appellant 1] c.s. dat hij zich tegenover Amlin op deze afspraak met Delta Lloyd mag beroepen.
6.5
Daarnaast stelt [appellant 1] c.s. – dit staat volgens hem los van de overeengekomen waardegarantie – dat hij aanspraak heeft op vergoeding van de waarde van de verloren gegane inboedels van de comfortships, die hij begroot op in totaal € 62.580.
6.6
Het hof oordeelt hierover als volgt.
Waardegarantie
6.7
[appellant 1] c.s. beroept zich voor de door hem gestelde inhoud van de overeengekomen waardegarantie – te weten dat deze gelijk is aan het verzekerd bedrag – op onder meer het gespreksverslag van 24 november 2008 (hiervoor, 3.1), de brochure van Comfortship (hiervoor, 3.2), de e-mail van DNA aan Delta Lloyd van 18 april 2014 (hiervoor, 3.8), de bevestiging hiervan door Delta Lloyd aan DNA van 30 april 2014 (hiervoor, 3.9), het commentaar hierop van [E] (Delta Lloyd) (hiervoor, 3.10) en de brief van Delta Lloyd aan mr. Van Dam van 26 april 2018 (hiervoor, 3.14).
6.8
Deze stukken ondersteunen naar het oordeel van het hof inderdaad de door [appellant 1] c.s. gestelde inhoud van de tussen hem en Delta Lloyd overeengekomen waardegarantie.
6.9
Duidelijk is dat de tekst van de polissen en de polisvoorwaarden op zichzelf niet duiden op de door [appellant 1] c.s. gestelde afspraak. Artikel 6.3 lid 3 van de polisvoorwaarden geeft immers een garantie op “de aanschafwaarde van het vaartuig zoals vermeld op de (originele) aankoopnota”, niet op het verzekerd bedrag.
6.1
In haar brief van 26 april 2018 licht Delta Lloyd echter toe dat in 2008 polisvoorwaarden (03.2.13B) waren gemaakt voor de comfortships, die bepaalden dat als een waardegarantie van toepassing was, deze garantie zag op het verzekerd bedrag. Uit het gespreksverslag van 24 november 2008 en de brochure blijkt genoegzaam dat met de aangeboden verzekering werd beoogd een waardegarantie te geven. In onderlinge samenhang bezien geven deze documenten en uitleg dus steun aan de stelling van [appellant 1] c.s. dat destijds was beoogd om voor de comfortships een garantie af te geven op het verzekerd bedrag.
6.11
De correspondentie tussen DNA en Delta Lloyd van 18 en 30 april 2014 en het commentaar daarop van [E] (Delta Lloyd), geven onderbouwing aan de stelling van [appellant 1] c.s. dat partijen ook beoogd hadden om voor [appellant 1] c.s. die waardegarantie – conform de oorspronkelijke bedoeling uit 2008 – te geven. DNA spreekt in haar bericht over ‘nieuwwaarde voor een termijn’, wat bezwaarlijk anders kan worden begrepen dan als waardegarantie (op ‘nieuwwaarde’). Het verzekerd bedrag was in de polis als zodanig immers niet aan een termijn gebonden, maar de waardegarantie wel. Vervolgens spreekt DNA over verlenging, en koppelt zij nieuwwaarde aan verzekerde som en aan waardes die momenteel in de polis staan. Dit laatste kan slechts duiden op de verzekerde bedragen, want (afgeleide) waardes op basis van individuele aanschafnota’s zijn in de polissen niet te vinden (althans niet in de polissen van [appellant 1] c.s.). DNA heeft klaarblijkelijk dus het oog op verlenging van de waardegarantie conform de verzekerde bedragen uit de polissen. Delta Lloyd bevestigt die gestelde afspraken. [E] (Delta Lloyd) geeft als commentaar, kennelijk als intern bericht, dat hij denkt dat hij hetzelfde zou hebben gedaan, met de toevoeging “X674 + einddatum”. Dit laatste verwijst naar de clausule die is weergegeven in de brief van Delta Lloyd van 26 april 2018: het gaat daar om een getaxeerde waarde, zoals vermeld op het polisblad, en niet om uit individuele aanschafnota’s afgeleide aanschafwaardes.
6.12
Weliswaar ziet deze correspondentie op verlengingen die ten tijde van die correspondentie nog in de toekomst zouden liggen, maar de portee ervan is evident dat beoogd werd om gedurende de verlengde termijn te zullen gaan handhaven wat reeds was. En dat was, blijkens die correspondentie: de waardegarantie op de verzekerde bedragen.
6.13
Tussen partijen is niet in geschil dat DNA de assurantietussenpersoon van [appellant 1] c.s. was. Feit van algemene bekendheid – het ligt ook in de terminologie besloten – is dat een assurantietussenpersoon in zijn contacten met de verzekeraar steeds vertegenwoordiger is van de verzekeringnemer voor wie hij optreedt. [appellant 1] c.s. legt de hiervoor bedoelde correspondentie tussen Delta Lloyd en DNA ten grondslag aan zijn stelling dat hij met Delta Lloyd een waardegarantie is overeengekomen op de verzekerde bedragen. In deze stellingen ligt daarmee besloten dat DNA in die correspondentie mede als vertegenwoordiger van [appellant 1] c.s. optrad.
6.14
Overigens is niet voldoende gemotiveerd weersproken dat [appellant 1] c.s. zelf bij het afsluiten van de verzekering steeds het oog heeft gehad op een waardegarantie op de verzekerde bedragen, gelijk Delta Lloyd. Dit was daarmee gemeenschappelijke partijbedoeling van Delta Lloyd en [appellant 1] c.s. Voor het kunnen aannemen van een gemeenschappelijke partijbedoeling is niet vereist dat deze voor of ten tijde van het aangaan van de overeenkomst door middel van verklaringen of gedragingen – al dan niet door middel van vertegenwoordiging – is overgebracht. Voldoende is dat alle betrokken partijen die bedoeling hadden (vgl. HR 18 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:957 (Vereniging Albert Heijn Franchisenemers c.s./Albert Heijn Franchising c.s.), 3.2.2).
6.15
De verweren van Amlin die ertoe strekken dat op dit punt geen afspraken in afwijking van de polissen en polisvoorwaarden zijn gemaakt, stuiten op het voorgaande af.
6.16
Of de waardegarantie c.q. het verzekerde bedrag (€ 450.000 per vaartuig) in de zin van artikel 7:960 BW was gebaseerd op een taxatie door een deskundige kan in het midden blijven. Dat zou slechts relevant zijn indien uitkering van die waarde [appellant 1] c.s. in een duidelijk voordeliger positie zou brengen. Amlin stelt wel dat dit het geval is, maar tegenover de gemotiveerde betwisting van de zijde van [appellant 1] c.s. onderbouwt zij die stelling niet of niet voldoende. De enkele omstandigheid dat de verzekerde waarde hoger ligt dan de door [appellant 1] c.s. betaalde prijs, levert die onderbouwing niet. Prijs en (objectieve) waarde hoeven immers niet gelijk te zijn.
6.17
Het hof wijst er in dit verband op dat [appellant 1] c.s. onweersproken heeft gesteld dat zijn afspraak met Comfortship en Euroresorts over het ‘upfront rendement’ van € 90.000 per schip, die Amlin als korting op de koopprijs kwalificeert, ten minste inhield dat hij gedurende de eerste vijf jaren van verhuur, via Euroresorts, geen aanspraak had op ontvangst van enigerlei huurinkomsten boven het jaarlijks garantierendement van € 25.912 ex btw. Verder heeft hij erop gewezen dat andere kopers hetzelfde type schip hebben gekocht voor € 436.000 per stuk, dus om en nabij het verzekerde bedrag van [appellant 1] c.s. bij Delta Lloyd, terwijl volgens [appellant 1] c.s. niet is uit te sluiten dat deze kopers niet de kostbare opties hadden genomen die [appellant 1] c.s. wel had (boegschroef, elektrische ankerlier). En [appellant 1] heeft als getuige verklaard (zie inleidende dagvaarding, 69): “Comfort Park wilde graag dat het project op gang kwam en ik was met mijn boten een soort pilot voor Comfort Park. Daarom heb ik met ze onderhandeld over deze spullen [inboedel, hof] en dat die in de prijs van de totaaldeal zouden zitten. Ook de ligplaats waarvan de erfpacht voor een lange termijn was afgekocht, zat in de totaaldeal inbegrepen”.
6.18
Over het ondererfpacht van de ligplaatsen (inclusief afgekochte canon) valt nog op te merken dat deze ten tijde van de uitgifte aan [appellant 1] c.s. fiscaal op € 2.050 per ligplaats waren gewaardeerd, in afstemming met de belastingdienst. Dat de marktwaarde (ten tijde van de brand) relevant hoger lag heeft Amlin niet aannemelijk gemaakt, ook niet met de door [appellant 1] c.s. overgelegde rapportage van Van Ameyde. Het hof merkt hierbij ten overvloede op dat het zich met name niet laat overtuigen door de overweging van Van Ameyde dat de jaarlijkse opbrengsten uit verhuur naar verwachtingen in evenwicht zijn met de te betalen beheersvergoeding en dat deze bedragen (daarom) “tegen elkaar wegvallen” (p. 10, onderaan), zodat alsnog een markthuur van een vergelijkbare ligplaats in een jachthaven (na afslag/correctie) kan worden gekapitaliseerd om de waarde van de ligplaatsen voor de comfortships te bepalen. Van Ameyde overweegt niet, laat staan onderbouwt, dat een schip aan een vergelijkbare ligplaats in een jachthaven waarvoor huur moet worden betaald (in de orde van grootte van de door [appellant 1] c.s. verschuldigde beheervergoeding) niet zou mogen/kunnen worden verhuurd en dat daar geen vergelijkbare faciliteiten aanwezig zouden zijn.
Best Of Regeling
6.19
[appellant 1] c.s. beroept zicht tegenover Amlin op de met Delta Lloyd overeengekomen waardegarantie op de verzekerde bedragen, met een beroep op de Best Of Regeling (hiervoor, 3.11). Volgens Amlin houdt de Best Of Regeling slechts in dat [appellant 1] c.s. mag kiezen of de verzekeringsovereenkomst wordt uitgevoerd conform de schriftelijke polisvoorwaarden van Delta Lloyd of de schriftelijke polisvoorwaarden van Amlin. Dit betoog gaat niet op. De Best Of Regeling geeft [appellant 1] c.s. de keuze uit “een van beide voorwaarden”. Deze formulering beperkt zich niet tot schriftelijke polisvoorwaarden en dat is ook niet logisch. Zoals Amlin zelf stelt had [appellant 1] c.s. er niet om gevraagd dat er een andere risicodrager zou komen. Dan ligt voor de hand dat hij tegenover de nieuwe risicodrager zijn aanspraak behoudt, desgewenst, op alle rechten die hij geldend kon maken tegenover de eerdere risicodrager Delta Lloyd. En dat is, blijkens het voorgaande, ook het recht op uitkering van de gehele verzekerde bedrag bij totaalverlies.
Inboedel
6.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de verzekerde bedragen voor wat de polissen het “vaartuig” noemen, niet mede zag op de inboedel. Deze was daarbovenop tot maximaal 30% van die verzekerde bedragen verzekerd. De waardegarantie zag daarmee evenmin op de inboedel. Deze zag immers op het verzekerde bedrag uit de polis, en dat zag niet op de inboedel. Dit betekent dat [appellant 1] c.s. aanspraak heeft op uitkering van de waarde van de inboedels van de schepen, naast uitkering van de verzekerde bedragen voor de schepen op basis van de daarvoor overeengekomen waardegarantie.
6.21
[appellant 1] c.s. heeft een inventarislijst overgelegd, geldend per schip, met daarbij geschatte waardes per item, optellend tot € 31.290 per schip. Ook heeft hij een aantal foto’s overgelegd van de interieurs van zijn comfortships, waarop diverse inboedel zichtbaar is. [appellant 1] c.s. stelt dat hij niet beschikt over meer gedetailleerde gegevens.
6.22
Amlin betwist dat de op de inventarislijst vermelde zaken ten tijde van de brand in de schepen aanwezig waren en ook dat de zaken die wel aanwezig mochten zijn geweest de door [appellant 1] c.s. opgegeven waardes hadden. In het bijzonder voert Amlin aan dat de opgegeven waardes voor de ijskasten (€ 2.500 per stuk) en televisies (€ 1.300 per stuk) niet kunnen kloppen.
6.23
Wat betreft de televisies en ijskasten heeft [appellant 1] c.s. bij repliek nadere informatie en argumentatie verschaft:
  • De ijskast op de foto is een serieus grote koelvrieskast met ijsblokjesmachine;
  • Een Sony 37 inch televisie zoals vermeld in de bijlage bij de koopovereenkomst was ten tijde van de aanschaf van de schepen niet leverbaar, daarom zal een grotere zijn geleverd. En als zou worden uitgegaan van een 37 inch televisie, dan is op internet te vinden dat de prijzen daarvoor destijds al gauw opliepen tot net geen € 1.200, terwijl volgens de koopovereenkomst bij de televisies ook nog blue ray/dvd-spelers hoorden; de opgegeven waarde van € 1.300 per stuk is daarom niet irreëel.
6.24
Met dit nadere betoog – dat Amlin als zodanig niet betwist – heeft [appellant 1] c.s. de kale stelling van Amlin dat de opgegeven waardes voor deze inboedelgoederen niet kunnen kloppen voldoende weersproken. De stelling van [appellant 1] c.s. dat de overige opgegeven inboedelgoederen ten tijde van de brand in de schepen aanwezig waren, en de door hem in de inventarislijst opgegeven waardes hadden, heeft Amlin evenmin voldoende gemotiveerd betwist. Zij heeft niet concreet aangevoerd dat de opgegeven inboedelgoederen (voor zover niet al op de foto’s zichtbaar) niet waren opgenomen in de bij de koopovereenkomsten behorende inventarislijsten/specificaties en/of niet tot een normale inboedel van comfortships zoals die van [appellant 1] c.s. behoorden, dan wel op grond waarvan de opgegeven waardes afwijken van werkelijke waardes van destijds. De opgegeven waardes komen het hof niet onaannemelijk voor. Dat geldt als wordt uitgegaan van vervangingswaarde, wat [appellant 1] c.s. klaarblijkelijk doet getuige zijn stelling bij repliek (51) dat de inboedel nog in zo goed als dezelfde staat was als bij verkoop, en te meer als zou worden uitgegaan van nieuwwaarde (vlg. artikel 6.4 van de polisvoorwaarden).
6.25
Voor zover Amlin separaat in relatie tot de inboedel een beroep heeft willen doen op het indemniteitsbeginsel (omdat [appellant 1] c.s. voor de inboedel niet heeft betaald t.o.v. de catalogusprijs voor het schip/verzekerd bedrag) heeft zij dit onvoldoende onderbouwd, gelet op wat het hof hiervoor in 6.16-6.18 heeft overwogen.
6.26
Het voorgaande betekent dat ook de vordering wat betreft de inboedels toewijsbaar is.
Conclusie; proceskosten
6.27
Amlin heeft geen specifiek getuigenbewijs aangeboden van feiten die, indien bewezen, tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden. Uit wat het hof hiervoor heeft overwogen volgt dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. Het hof zal het vonnis vernietigen en de vordering van [appellant 1] c.s. toewijzen, met veroordeling van Amlin in de kosten van beide instanties. Het hof begroot deze aan de zijde van [appellant 1] c.s. als volgt:

7.Beslissing

Het hof:
  • vernietigt het bestreden vonnis, en opnieuw rechtdoende;
  • veroordeelt Amlin tot betaling aan [appellant 1] c.s. van € 332.813,73, vermeerderd met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf 10 juni 2015;
  • veroordeelt Amlin in de proceskosten van de eerste aanleg, aan de zijde van [appellant 1] c.s. tot op heden begroot op € 14.880,77;
  • veroordeelt Amlin in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van [appellant 1] c.s. tot op heden begroot op € 10.507,21;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar voorraad;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Frieling, A.M.A. Verscheure en P.M. Leerink en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023 in aanwezigheid van de griffier.