ECLI:NL:GHDHA:2023:724

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
200.309.988/01, 200.309.988/02 en 200.309.991/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake alimentatie en verdeling van de voormalige echtelijke woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatie en de verdeling van de voormalige echtelijke woning tussen een man en een vrouw. De man had onvoldoende financiële gegevens ingediend om te onderbouwen dat hij niet in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien. Het hof oordeelde dat de man gehouden was aan de overeenkomst die hij met de vrouw had gesloten over de waardering van de voormalige echtelijke woning. De man was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin de echtscheiding was uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw was vastgesteld. De rechtbank had ook alimentatiebedragen vastgesteld die de man aan de vrouw moest betalen voor zowel de kinderen als voor zijn eigen levensonderhoud. Het hof heeft de bestreden beschikking voor het grootste deel bekrachtigd, maar de partneralimentatie die de vrouw aan de man moest betalen, werd vernietigd, omdat de man had verklaard om religieuze redenen geen partneralimentatie te willen ontvangen. Het hof heeft ook het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring van de bestreden beschikking afgewezen, omdat hij geen belang meer had bij dit verzoek. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummers : 200.309.988/01, 200.309.988/02 en 200.309.991/01
rekestnummers rechtbank: FA RK 20-7394 en FA RK 21-978
zaaknummers rechtbank : C/09/601216 en C/09/607329
beschikking van de meervoudige kamer van 19 april 2023
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat voorheen S.E. de Geus te Den Haag,
tegen
[verweerder 1]
en
[verweerder 2]
en
[verweerder 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerders in het principaal hoger beroep,
verzoekers in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw, respectievelijk [verweerder 2] en de (jong)-meerderjarige(n),
advocaat mr. D.K.P.K. el Fadili te Oegstgeest.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 8 februari 2022, uitgesproken onder voormelde rekest- en zaaknummers (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 22 april 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze zaak is bij het hof ingeschreven onder zaaknummers 200.309.988/01 en 200.309.991/01. Bij zijn beroepschrift heeft hij ook een verzoek tot schorsing van de onmiddellijke werking van de bestreden beschikking ex artikel 360 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gedaan. Deze zaak is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.309.988/02.
2.2
De vrouw heeft op 12 juli 2022 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 6 mei 2022 een e-mail met bijlagen;
- op 27 mei 2022 een journaalbericht met bijlage;
van de zijde van de vrouw:
- op 24 februari 2023 een e-mail met bijlagen.
2.4
De minderjarigen zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
2.5
Mr. De Geus heeft het hof bij journaalbericht van 9 juni 2022 laten weten zich als advocaat van de man te onttrekken.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 10 maart 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man;
- de vrouw en [verweerder 2] , bijgestaan door hun advocaat.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Partijen zijn gehuwd op [datum] 2000 te [plaats 1] , Syrië.
Zij zijn de ouders van:
- [verweerder 2] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , Syrië;
- [verweerder 3] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , Syrië;
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , Syrië, en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
3.3
De kinderen van partijen wonen bij de vrouw. De ouders oefenen het gezag gezamenlijk uit over de nog minderjarige [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.4
Uit de Basisregistratie Personen blijkt dat de vrouw en de man nu de Nederlandse nationaliteit hebben.
3.5
De echtscheidingsbeschikking, zijnde de bestreden beschikking, is op 13 juni 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in dit hoger beroep van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw en een zorgregeling met de man bepaald, de uitkering in de kosten van levensonderhoud van de man (hierna ook: partneralimentatie) met ingang van 13 juni 2022 bepaald op € 54,- per maand, de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderalimentatie) ten laste van de man met ingang van 13 juni 2022 bepaald op € 85,50 per maand, per kind, en de bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud van de jong-meerderjarigen ten laste van de man met ingang van 13 juni 2022 bepaald op € 109,50 per maand, per kind. Voorts heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld.
4.2
De man kan zich niet (geheel) vinden in de beslissing van de rechtbank. Hij verzoekt het hof om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de werking van de bestreden beschikking te schorsen op het onderdeel van de verdeling van de echtelijke woning. Voorts verzoekt de man om de bestreden beschikking deels te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog te bepalen dat:
I.
- partijen zullen binnen twee weken na heden gezamenlijk aan Bieden en Wonen te Den Haag de opdracht verstrekken (overeenkomst van opdracht tekenen) om de woning te laten taxeren tegen de waarde in het economisch verkeer. Deze NWWI-taxatie van de makelaar is bindend tussen partijen en beide partijen dienen aanwezig te (kunnen) zijn bij de taxatie. Partijen dienen de kosten bij helfte te dragen;
- de kosten van de toedeling van de woning aan de vrouw komen voor rekening van de vrouw;
II.
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage voor de kosten van de minderjarigen per 8 februari 2022 € 23,17 per maand, per kind bedraagt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage voor de kosten van studie en levensonderhoud van de jong-meerderjarigen per 8 februari 2022 € 46,92 per maand, per kind bedraagt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanige bijdrage per zodanige datum als het hof in goede justitie juist acht;
III.
- de door de vrouw aan de man te betalen bijdrage voor zijn levensonderhoud per 8 februari 2021 € 535,- per maand bedraagt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanige bijdrage per zodanige datum als het hof in goede justitie juist acht,
kosten rechtens.
4.3
De vrouw verweert zich tegen de verzoeken van de man. Zij verzoekt het hof om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat, de verzoeken waaronder de incidentele verzoeken van de man af te wijzen. In incidenteel verzoek verzoekt de vrouw het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
I. het huwelijksvermogen wordt verdeeld zoals omschreven in punt 36 en voor wat betreft de echtelijke woning te bepalen dat de woning aan de vrouw wordt toebedeeld (voor zover dat dan nog heeft plaatsgevonden) en daarbij te bepalen dat de vrouw ter zake van de afrekening van de echtelijke woning de man nog een bedrag dient te voldoen van primair € 24.404,50 minus 25% van de kosten van de akte van verdeling, subsidiair € 48.809,00 minus 50% van de notariskosten voor de akte van verdeling, meer subsidiair een verdeling te gelasten die het hof juist acht;
II. te bepalen (voor zover de woning nog niet aan de vrouw is overgedragen) primair:
- dat ten overstaan van notaris [notaris] , notaris te [plaats 2] aan de [adres] , de akte van verdeling en akte van ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid zal worden verleden met inachtneming van alle bepalingen en condities die de notaris gebruikelijk in een verdelingsakte opneemt en daarbij te bepalen dat de resterende overwaarde door het hof vast te stellen aan de man wordt uitbetaald via de notaris;
- dat op de voet van artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de vrouw tot dwangvertegenwoordiger wordt benoemd indien de man niet meewerkt aan het verlijden van de akte van verdeling en de akte van ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid bij voornoemde notaris, zodat de levering en financiële afwikkeling van de woning alsnog kan plaatsvinden;
subsidiair:
- dat als de man niet binnen twee dagen na betekening van de beschikking meewerkt aan alle handelingen die nodig zijn voor de levering van de woning zijnde: vereiste toestemming/vereiste wilsverklaring/vereiste medewerking/vereiste handtekening(en) ter zake van de akte van verdeling en de akte van ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid, de in deze te wijzen beschikking in de plaats treedt van de voor eigendomsoverdracht en ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid vereiste toestemming/wilsverklaring/handtekening van de man;
III. te bepalen dat de partneralimentatie op nihil wordt gesteld;
IV. primair de bestreden beschikking ten aanzien van de kinderalimentatie te bekrachtigen, subsidiair te bepalen dat de man aan de vrouw een kinderalimentatie, zal voldoen die het hof juist acht, telkens voor de eerste van de maand bij vooruitbetaling te voldoen.
4.4
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht
5.1
Het hof stelt ambtshalve vast rechtsmacht te hebben ten aanzien van de geschilpunten.
Voormalige echtelijke woning
Taxatie
5.2
Het hof stelt vast dat in hoger beroep is gebleken dat uitvoering is gegeven aan het zogenaamde spoorboekje van de rechtbank met betrekking tot de voormalige echtelijke woning. Partijen zijn bij de rechtbank overeengekomen dat zij Welp Makelaardij te Wassenaar zouden benaderen voor een NWWI taxatie van de woning. Onweersproken is dat partijen zijn uitgenodigd om bij de taxatie aanwezig te zijn, maar dat de man ervoor heeft gekozen daar niet bij aanwezig te zijn. Welp Makelaardij heeft de woning vervolgens getaxeerd en het hof is van oordeel dat hiermee conform de bestreden beschikking is gehandeld en dat deze taxatie tussen partijen bindend is. Het feit dat de man is teruggekomen op het verstrekken van de opdracht aan Welp Makelaardij en niet bij de taxatie is geweest, doet daar niet aan af. De waarde van de woning in het economisch verkeer is getaxeerd op € 510.000,-. Dat de woning meer waard zou zijn zoals de man stelt, heeft hij op geen enkele manier onderbouwd. De man heeft op 26 september 2022 zijn aandeel in de woning aan de vrouw overgedragen. De vrouw heeft de overbedelingsvordering aan de man uitbetaald, te weten een bedrag van € 48.809,-. Gelet op voormelde feiten en omstandigheden treft de grief van de man naar het oordeel van het hof geen doel.
Voorwaardelijk incidenteel verzoek
5.3
Het hof leest in randnummer 27 van het verweerschrift van de vrouw dat zij haar incidenteel hoger beroep voorwaardelijk heeft ingesteld, voor het geval het hof (deels) tot vernietiging van de bestreden beschikking over gaat. Nu het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de verdeling van de woning zal bekrachtigen, is er geen aanleiding de grieven in incidenteel appel op dit onderdeel te beoordelen. De aanvullende verzoeken van de vrouw onder II zullen worden afgewezen, nu de verdeling inmiddels is afgewikkeld en de vrouw geen belang meer heeft bij deze verzoeken.
Kinderalimentatie en bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud van de jong-meerderjarigen
Behoefte van de kinderen van partijen
5.4
De behoefte van de minderjarigen en de jong-meerderjarigen van € 1.900,- in totaal per maand in 2022 is tussen partijen niet in geschil, zodat deze behoefte vaststaat.
Draagkracht van partijen
5.5
Het hof ziet in de stellingen van partijen geen aanleiding om af te wijken van hetgeen door de rechtbank is beslist. De man voert aan dat zijn inkomen lager is dan waar de rechtbank van is uitgegaan, maar heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard een nieuwe baan en inkomen te hebben. De man heeft geen recente financiële gegevens in het geding gebracht, zodat het hof de huidige draagkracht van de man niet kan beoordelen. Dat geldt ook voor de voorafgaande periode, nu de man ook over deze periode volstrekt onvoldoende gegevens in het geding heeft gebracht. De man heeft weliswaar ook een grief gericht tegen het inkomen van de vrouw, dat in de bestreden beschikking tot uitgangspunt is genomen, maar bij gebreke van voldoende gegevens aan zijn kant komt het hof niet toe aan een juiste draagkrachtvergelijking van de ouders. Het hof zal de bestreden beschikking voor zover het de daarbij ten laste van de man vastgestelde bijdragen voor de kinderen van partijen betreft bekrachtigen.
Partneralimentatie
5.6
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling van de zaak in hoger beroep verklaard vanwege zijn geloofsovertuiging geen partneralimentatie van de vrouw te willen ontvangen. Hij stemt dan ook in met het verzoek van de vrouw tot vernietiging van de bestreden beschikking voor zover het de daarbij ten laste van de vrouw vastgestelde partneralimentatie voor de man betreft. Het hof zal dit verzoek toewijzen.
Verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad
5.7
Gelet op onderhavige beslissing heeft de man geen belang meer bij zijn verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking, zodat het hof dit verzoek zal afwijzen.
Proceskosten
5.8
Het hof zal de proceskosten tussen partijen compenseren gelet op de familierechtelijke aard van het geschil.

6.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.309.988/02
wijst af het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking;
in de zaak met zaaknummers 200.309.988/01 en 200.309.991/01
vernietigt de bestreden beschikking uitsluitend voor zover het de daarbij vastgestelde partneralimentatie betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de man tot vaststelling van een partneralimentatie ten laste van de vrouw alsnog af;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof voorgelegd voor het overige;
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.N. Labohm, C.M. Warnaar en A.S. Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier, en is op 19 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.