ECLI:NL:GHDHA:2023:720

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
200.301.871/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurwoning ontbinding en ontruiming wegens ernstige geluidsoverlast

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woning vanwege ernstige en structurele geluidsoverlast. Appellanten, een gezin met drie kinderen, zijn van mening dat de geluidsoverlast die zij veroorzaken normaal is en niet uit hun woning komt. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden en dat de appellanten de woning moeten ontruimen. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de geluidsoverlast, die door meerdere getuigen is bevestigd, niet als normale leefgeluiden kan worden aangemerkt. Het hof stelt vast dat de klachten over harde geluiden, zoals bonken en kloppen, regelmatig zijn ingediend door de onderburen. De appellanten hebben geen bewijs geleverd dat de geluidsoverlast niet van hen afkomstig is. Het hof concludeert dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst van voldoende gewicht is om ontbinding te rechtvaardigen. De ontruimingstermijn van drie maanden gaat in vanaf de dag na de uitspraak van het hof. De appellanten worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.301.871/01
Zaaknummer rechtbank : 8518258 \ CV EXPL 20-14586
Arrest van 21 maart 2023
in de zaak van

1.[appellant],

2.
[appellante],
beiden wonende in [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. M.M. Dezfouli, kantoorhoudend in Den Haag,
tegen
Stichting Havensteder,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster,
advocaat: mr. E. Boot, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna noemen [appellant] c.s. en Havensteder.

1.De zaak in het kort

1.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of de huurovereenkomst ontbonden moet worden vanwege ernstige en structurele geluidsoverlast. [appellant] c.s. vindt van niet, omdat het slechts gaat om normale leefgeluiden en ook niet is onderzocht of de gestelde geluiden daadwerkelijk uit zijn woning komen.
1.2
De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] c.s. veroordeeld tot ontruiming van de woning. Het hof is het met die beslissing eens.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 14 oktober 2021, waarmee [appellant] c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 13 augustus 2021;
  • de memorie van grieven van [appellant] c.s.;
  • het arrest van dit hof van 15 februari 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 april 2022;
  • de memorie van antwoord van Havensteder, met bijlagen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellant] c.s. heeft in 2014 een huurovereenkomst met Havensteder gesloten met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning). De woning ligt op de zesde verdieping van een flatgebouw met elf woonlagen. Het gezin heeft drie kinderen.
3.2
Op de huurovereenkomst zijn de “algemene huurvoorwaarden voor woningen” van toepassing. In artikel 9.11 van deze voorwaarden is bepaald:
“De huurder voorkomt dat omwonenden overlast of hinder hebben van hem, huisgenoten, huisdieren of derden die zich vanwege de huurder in, rondom of in de directe nabijheid van het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.”
3.3
Recht onder de woning, op het adres [adres 1] ligt de woning van mevrouw [A] (hierna: [A]). Zij heeft samen met haar inmiddels overleden partner, de heer [B] (hierna: [B]), sinds begin 2015 zeer veelvuldig geklaagd over geluidsoverlast uit de woning van [appellant] c.s. In 2018 zijn [A] en [B] een procedure gestart tegen Havensteder om Havensteder te dwingen juridische stappen te nemen tegen [appellant] c.s. Bij vonnis van 10 april 2020 is Havensteder door de kantonrechter veroordeeld om binnen een maand na betekening van het vonnis een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst te starten tegen [appellant] c.s.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Havensteder heeft [appellant] c.s. gedagvaard en gevorderd, samengevat, de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [appellant] c.s. te veroordelen tot ontruiming van de woning, met veroordeling van [appellant] c.s. in de proceskosten.
4.2
Havensteder heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [appellant] c.s. zich niet als goed huurder heeft gedragen door jarenlang geluidsoverlast te veroorzaken. De ernst en lange duur van de overlast vormen een tekortkoming van voldoende gewicht om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen.
4.3
De kantonrechter heeft, na het houden van getuigenverhoren, geoordeeld dat Havensteder is geslaagd in haar bewijs dat sprake is van ernstige overlast en ook in het bewijs dat de geluidsoverlast van [appellant] c.s. afkomstig is. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] c.s. veroordeeld om de woning binnen drie maanden na de datum van het vonnis te ontruimen. [appellant] c.s. is in de kosten veroordeeld.
4.4
De voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam heeft op verzoek van [appellant] c.s. bij vonnis van 11 november 2021 de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst tot in dit hoger beroep arrest is gewezen.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
[appellant] c.s. is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis van de kantonrechter. Hij heeft verschillende bezwaren/grieven tegen het vonnis aangevoerd. Hij wil dat het hof de vorderingen van Havensteder alsnog afwijst.
5.2
Kort gezegd vindt [appellant] c.s. dat geen sprake is van ernstige geluidsoverlast en dat ook niet vast staat dat de gestelde geluiden uit zijn woning komen.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Het hof stelt voorop dat een huurder zich als goed huurder dient te gedragen (art. 7:213 Burgerlijk Wetboek). Daaronder valt de verplichting om omwonenden geen (geluids)overlast te bezorgen. Dit volgt ook uit art. 9.11 van de toepasselijke huurvoorwaarden. Daarbij geldt dat buren gewone leefgeluiden van elkaar moeten accepteren en dat ook niet ieder gedrag dat een omwonende onwenselijk vindt overlast zal opleveren. Bij het veroorzaken van ernstige en structurele overlast schiet een huurder tekort in de nakoming van zijn verplichtingen. Zo’n tekortkoming levert in beginsel grond op voor ontbinding van de huurovereenkomst.
6.2
[appellant] c.s. bestrijdt in zijn grieven dat hij ernstige en langdurige overlast heeft veroorzaakt. Volgens [appellant] c.s. heeft hij er alles aan gedaan om eventuele geluidsoverlast te beperken. Ook Havensteder zelf heeft zich in de eerdere procedure op het standpunt gesteld dat geen sprake was van overlast. Andere getuigen in contra-enquête hebben bevestigd dat de geproduceerde geluiden niet meer zijn dan normale leefgeluiden. Bovendien is er geen onderzoek verricht of daadwerkelijk alle gestelde geluiden uit zijn woning komen, aldus [appellant] c.s.
6.3
Het hof overweegt als volgt. Havensteder heeft een groot aantal klachtenformulieren van omwonenden overgelegd. De meeste daarvan zijn afkomstig van [B] en [A], de directe onderburen van [appellant] c.s. Zij hebben vanaf oktober 2016 overlastmeldingen gedaan. Maar ook de onderbuurvrouw van [B] en [A] ([getuige 1]) heeft herhaaldelijk bij Havensteder geklaagd over geluidsoverlast. De klachten gaan over hard bonken, tikken, stampen en kloppen op de vloer, slaan met deuren, tikken tegen de verwarmingsleiding en schrapen tegen het hekwerk van het balkon. Als getuigen hebben [A] en [getuige 1] verklaard dat de overlast tenminste wekelijks en soms dagelijks plaatsvindt. [getuige 1] heeft verklaard dat het geluid soms zo extreem is dat het lijkt alsof de woning verbouwd wordt en dat zij radio of tv niet meer kan horen en harder moet zetten om het nog te kunnen volgen. [A] heeft verklaard dat regelmatig het witsel van het plafond naar beneden komt en dat ook regelmatig het schilderij aan de muur scheef hangt als gevolg van de trillingen. Ook de getuigen [getuige 2], [getuige 3] en (zoon) [B], die regelmatig op bezoek komen bij [A], hebben dezelfde geluiden gehoord: harde klappen alsof er meubelstukken vallen, het slaan met deuren, het met een ijzeren voorwerp op de balustrade slaan en gebonk alsof er een kind van de bank springt. Daar staat tegenover dat de getuigen in contra-enquête ([getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6]) hebben verklaard geen overlast te ervaren van [appellant] c.s. Zij hebben evenwel niet verklaard dat zij nooit (harde) geluiden hebben gehoord vanuit de woning van [appellant] c.s. Als het al zo zou zijn dat zij nooit iets hebben gehoord, wil dat bovendien nog niet zeggen dat geen sprake is geweest van harde geluiden vanuit de woning van [appellant] c.s. De getuigen in contra-enquête wonen niet direct naast, boven of onder [appellant] c.s. Zij kunnen om die reden niets, of minder dan de andere getuigen, hebben gehoord. Bovendien zijn de getuigen [getuige 4] en [getuige 5] overdag niet thuis, zo blijkt uit hun verklaringen. Het hof ziet daarom in die verklaringen geen reden om tot een andere bewijswaardering te komen. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de klachten zien op bijzonder harde geluiden. Het gaat bovendien om geluiden die vermijdbaar zijn en die dus niet meer als normale leefgeluiden kunnen worden aangemerkt. Nu niet alleen [A] maar ook andere getuigen deze geluiden hebben waargenomen, kan niet worden gezegd dat [A] extra gevoelig daarvoor zou zijn. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake is van ernstige geluidsoverlast.
6.4
Dat Havensteder zich aanvankelijk op het standpunt stelde dat er geen sprake was van ernstige geluidsoverlast en nu wel, kan haar niet worden tegengeworpen. In de eerdere procedure in 2018 heeft de kantonrechter Havensteder immers in het ongelijk gesteld en vastgesteld dat wel degelijk sprake was van ernstige overlast voor omwonenden waartegen Havensteder moest optreden. Overigens lijkt ook [appellant] c.s. zelf te erkennen dat destijds sprake was van geluidsoverlast nu hij heeft verklaard maatregelen te hebben getroffen om de geluidsoverlast te beperken, zoals het neerleggen van dikke tapijten. Niet bekend is wanneer die maatregelen zijn getroffen, terwijl de overlastmeldingen steeds zijn door gegaan. Het hof concludeert daaruit dat die maatregelen onvoldoende effect hebben gehad.
6.5
Vervolgens is de vraag of de geluidsoverlast afkomstig is (geweest) van [appellant] c.s. Zoals hiervoor reeds vermeld lijkt [appellant] c.s. zelf te erkennen dat de geluidsoverlast uit zijn woning komt. Dat wordt nog eens bevestigd doordat tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aan de orde is gekomen dat de oudste zoon van [appellant] c.s. moeilijk opvoedbaar is en niet meer permanent in de woning woont (dat laatste wordt overigens betwist door Havensteder). De directe aanleiding voor de overlastklachten zou daarmee zijn weggevallen, zo is toen aangevoerd. Daarnaast hebben de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [A] en (zoon) [B] verklaard dat de geluiden vanuit of uit de richting van de woning van [appellant] c.s. komen. [getuige 1] heeft daaraan toegevoegd dat rondom haar woning en ook de etages boven haar met name oudere mensen wonen die niet meer lopen te bonken en te springen in huis. Nu een andere plausibele verklaring voor de herkomst van de geluiden ontbreekt, concludeert het hof dat de geluidsoverlast afkomstig is (geweest) van [appellant] c.s. Een onderzoek is daarvoor niet nodig.
6.6
[appellant] c.s. heeft geen grief gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de tekortkoming van voldoende gewicht is om de ontbinding te rechtvaardigen en ook niet tegen de ontruimingstermijn, zodat het hof aan die beslissingen gebonden is.
6.7
Het hof komt niet toe aan bewijslevering. Er zijn geen concrete feiten te bewijzen aangeboden die tot een andere beslissing zouden kunnen leiden.
Conclusie en proceskosten
6.8
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] c.s. niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn van drie maanden in gaat vanaf de dag na datering van dit arrest. Het hof zal [appellant] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 13 augustus 2021, met dien verstande dat de ontruimingstermijn van drie maanden in gaat vanaf de dag na datering van dit arrest;
  • veroordeelt [appellant] c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Havensteder tot op heden begroot op € 772,- aan griffierecht en € 2.366,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P.J. Ruijpers, J.I. de Vreese-Rood en H. Biemond en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.