In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 maart 2023 uitspraak gedaan over een schorsingsverzoek van de vrouw in een ouderschapskwestie. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.G. Hoogerwerf, is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin zij werd veroordeeld tot medewerking aan een DNA-onderzoek. De man, vertegenwoordigd door mr. M.A. Ossentjuk, heeft verzocht om gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de minderjarige, geboren in 2020. De rechtbank had eerder een DNA-onderzoek gelast en de vrouw veroordeeld tot betaling van dwangsommen van € 250,- per dag bij gebreke aan medewerking, met een maximum van € 15.000,-. De vrouw heeft psychische klachten ervaren door deze veroordeling en is van mening dat de dwangsommen en de dreiging van lijfsdwang haar in een financiële noodsituatie brengen.
Het hof heeft de belangen van de vrouw, de man en de minderjarige tegen elkaar afgewogen. Het hof oordeelde dat het belang van de vrouw bij schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking zwaarder weegt dan het belang van de man en de minderjarige om snel duidelijkheid te krijgen over de biologische afstamming. De beslissing van het hof houdt in dat de uitvoering van de dwangmiddelen wordt opgeschort totdat er een beslissing is genomen in de hoofdzaak. Deze beschikking is mondeling uitgesproken en later schriftelijk uitgewerkt.