In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ontvankelijkheid van de vrouw in haar hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. De vrouw had op 15 maart 2022 haar beroepschrift per e-mail ingediend, maar de fysieke exemplaren werden pas op 12 april 2022 ontvangen. De man stelde dat de vrouw niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat zij de beroepstermijn had overschreden. Het hof oordeelde echter dat het indienen van het beroepschrift per e-mail tijdig was, ondanks de late ontvangst van de fysieke stukken. Het hof benadrukte dat niet-ontvankelijkheid een zware sanctie is die terughoudend moet worden toegepast, vooral als er geen wettelijke sanctie voor het verzuim is. Het hof concludeerde dat de vrouw ontvankelijk was in haar hoger beroep, omdat het beroepschrift aan alle wettelijke eisen voldeed en de man niet in zijn processuele belangen was geschaad. De behandeling van de zaak werd aangehouden op verzoek van de vrouw, die wegens ziekte niet in staat was om de mondelinge behandeling bij te wonen. De beslissing van het hof was om de vrouw ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep en de behandeling aan te houden tot een nader te bepalen datum.