In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De zaak betreft de intrekking van het bewijs van waarmerking als Europees executoriale titel (EET) van een notariële hypotheekakte uit 2016. De rechtbank Rotterdam had deze hypotheekakte eerder vernietigd bij een onherroepelijk vonnis van 19 augustus 2020. De appellant, wonend in [woonplaats], had in hoger beroep de beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 2 juni 2022 aangevochten, die de intrekking van het bewijs had bevolen. De verweerders, wonend in Rotterdam, stelden dat de hypotheekakte bij het vonnis van 19 augustus 2020 was vernietigd en dat de rechtbank Rotterdam de akte ten onrechte als EET had gewaarmerkt in 2021.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank Rotterdam de hypotheekakte terecht heeft vernietigd en dat de akte dus niet meer als EET kon worden erkend. De appellant had geen belang bij zijn grieven in principaal hoger beroep, omdat deze uitgingen van een bestaande notariële akte die inmiddels nietig was verklaard. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. De kosten voor de advocaat van de verweerders zijn vastgesteld op € 2.366,-, terwijl de kosten in het incidenteel hoger beroep op nihil zijn vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.