Bij het vaststellen van de draagkracht van de man neemt het hof de berekening van de rechtbank als uitgangspunt, met dien verstande dat het hof de huidige woonlasten van de man in aanmerking neemt. Het hof gaat derhalve uit van een bruto inkomen van € 47.400,- per jaar, exclusief vakantietoeslag, en met een ingehouden pensioenpremie van € 1.356,- per jaar. Voorts houdt het hof rekening met een eigenwoningforfait van € 1.350,- per jaar op basis van een WOZ-waarde van € 300.000,- per jaar, alsmede met een fiscaal aftrekbare rente van de hypothecaire geldlening van € 5.832,- per jaar. Mede gelet op de in aanmerking genomen heffingskortingen leidt het vorenstaande tot een netto besteedbaar inkomen van € 3.163,- per maand.
Naast de bijstandsnorm voor een alleenstaande neemt het hof de volgende maandlasten van de man in aanmerking: € 486,- rente hypothecaire geldlening, € 384,- aflossing hypothecaire geldlening, € 95,- forfait overige eigenaarslasten, € 128,- nominale premie Zorgverzekeringswet, € 41,- aanvullende premie Zorgverzekeringswet en € 32,- verplicht eigen risico.
Op de woonlasten van de man strekt in mindering de “gemiddelde basishuur” van € 232,- per maand en op de premie Zorgverzekeringswet het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie Zorgverzekeringswet van € 34,- per maand.